De slag om de banken

Het Europees Parlement wordt volwassen.

Verdragen zijn abstracte dingen. Toen het Verdrag van Lissabon na veel vijven en zessen goedgekeurd werd, was enige scepcis niet onbegrijpelijk. Tenslotte wist iedereen dat het verdrag een afgewassen doorslagje was van wat volgens sommigen ooit een heuse Europese grondwet moest worden. Maar in tegenstelling tot het Amerikaanse voorbeeld bleef de Europese tekst voor het grote publiek complex en onleesbaar. Het was dus wachten op de praktijk om te weten wat het Verdrag uiteindelijk waard zou zijn.

De wereldwijde slag om de banken blijkt zich nu tot zo’n praktijktest te ontpoppen. Als allereerste economische grootmacht in de wereld keurt Europa concrete regels goed om de banken tot meer voorzichtigheid aan te manen. Het akkoord dat het Europees Parlement en de Europese Raad (de lidstaten) hierover eind juni bereikten, werd vorige week door het Parlement officieel goedgekeurd.

Heel leesbaar, ook voor het grote publiek, is de manier waarop de bonussen van de bankiers aan banden gelegd worden. Voortaan zullen bankiers slechts een deel van hun bonus onmiddellijk uitgekeerd krijgen. De uitkering van het saldo, minstens 40 procent, wordt gespreid over drie jaar en wordt afhankelijk gemaakt van de prestaties van de bank. Met andere woorden: als de bankiers overdreven risico nemen, waardoor de bank volgend jaar of het daaropvolgende jaar in de problemen komt, gaan hun bonussen de mist in. Bovendien wordt hoogstens de helft van de bonus nog cash uitbetaald. De rest moet de vorm aannemen van aandelen of ander papier waarvan de waarde ook bedreigd kan worden door het nemen van overdreven risico.

Minder leesbaar voor het grote publiek maar daarom niet voor de bankiers, zijn de striktere kapitaalvereisten die in de EU-wetgeving op de banken worden ingeschreven. Voor de risico’s die banken lopen als ze voor eigen rekening handelen, bijvoorbeeld met herverpakte kredieten, zullen ze volgens experts voortaan drie tot vier keer meer kapitaal moeten reserveren dan nu.

Hoewel de bankenfederatie Febelfin beweert dat de Belgische banken de nieuwe regels nu al grotendeels toepassen, kunnen vooral de zakenbankiers enig gemopper niet onderdrukken.

Populisme, zo noemen ze de aanpak van de bonussen. Sommigen dreigen ermee vanuit Zwitserland te gaan werken. Dat moeten ze dan maar doen. Ze zullen dan vaststellen dat ook de Zwitsers, niet eens lid van de EU, niet ontkomen aan de wereldwijde druk op de banksector. En dat het voor steeds minder van hun cliënten nog aantrekkelijk is om met vermogens in het buitenland te zitten.

Dat Europa in dit symbolisch sterk geladen dossier de kracht vindt om spijkers met koppen te slaan, is niet los te zien van het Verdrag van Lissabon. Onder dat verdrag heeft het parlement immers een veel zwaardere stem in het kapittel gekregen, en het blijkt nu ook vastbesloten zijn uitgebreide rol volop op te nemen. Dat belooft voor wat deze zomer ‘de slag om het financiële toezicht’ wordt.

Het parlement wil dat de Europese toezichthouder het laatste woord krijgt – géén van de nationale toezichthouders sloeg tijdens de voorbije crisis tijdig alarm. De lidstaten, vooral de Britten, willen dat de nationale toezichthouders een vetorecht behouden. Het parlement heeft de stemming over het financiële toezicht verdaagd tot september, zodat er nog enige ruimte is voor onderhandelingen met de lidstaten. Maar nu al is duidelijk dat het niet van plan is vetorechten te accepteren.

Luc Baltussen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content