Dirk Draulans

De ruimte mist helden als Neil Armstrong

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De ruimtevaart is niet meer wat ze was ten tijde van de maanlandingen: big science met echte helden. Zoals Neil Armstrong.

De ingenieurs die de Amerikaanse ruimterobot Curiosity begin augustus met succes op de planeet Mars lieten landen, worden in de Verenigde Staten als echte helden gepresenteerd. Echte helden? Hoe ontnuchterend kan een bericht zijn, zeker in contrast met de wereldwijde loftuitingen aan het adres van de vorig weekend overleden Amerikaanse astronaut Neil Armstrong, de eerste man op de maan.

Dát was een held, een echte held, een man die lijf en leden in de waagschaal gooide om de wereld vooruit te helpen, die bijna de dood vond in een crash tijdens een test (op aarde) met een voorloper van de maanlander (maar na het ongeval gewoon naar zijn kantoor trok om zijn werkdag af te maken met wat administratie), die uit de ruimte gehaald moest worden na een faliekant afgelopen operatie met het ruimtetuig Gemini-8, die op de maan de controle overnam van het landingstuig om manueel op zoek te gaan naar een geschikte landingsplaats.

Er is veel gespeculeerd over de vraag waarom net Neil Armstrong gekozen werd om als eerste mens voet op de maan te zetten. Zijn wat introverte karakter en niet opvallend groot ego zouden pluspunten geweest zijn op het erf vol haantjes van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie Nasa.

Anderen zeggen dat er gewoon een schema gevolgd werd, en dat hij toevallig commandant was van Apollo 11. Aanvankelijk was Apollo 10 gepland om de eerste landing te doen, maar er was vertraging met de ontwikkeling van de maanlander, waardoor het Apollo 11 en Armstrong zouden worden. Om de geschiedenis in te gaan, moeten ook de details juist zitten.

Met zijn bezoek aan de maan, op 21 juli 1969, was Armstrong een wereldvedette geworden, een rol waarin hij zich naar verluidt nooit echt goed voelde. Hij poogde in de weinige interviews die hij gaf, het onvervaarde en heroïsche van de ruimtevaarder te nuanceren. ‘Als het goed wordt gedaan, hoeft ruimtevaart niet gevaarlijker te zijn dan het maken van een milkshake,’ poneerde hij ooit. Hij wees er ook altijd op dat de astronaut maar één pion is van een grote machine – in de tijd van het maanprogramma werkten er ongeveer 400.000 mensen voor de Nasa en haar onderaannemers.

Het Apolloprogramma van de Nasa was een mooi voorbeeld van de stelling dat oorlog stimulerend kan zijn voor menselijke creativiteit. In volle koude oorlog sloegen een krachtige overheid en een technisch-wetenschappelijk establishment de handen in elkaar om een fascinerende wedloop te winnen: de eerste man op de maan brengen. De Russen werden ruim geklopt – ze raakten nooit tot zelfs maar in de buurt van de maan.

Nadat hij zich uit het astronautenwereldje had teruggetrokken, en na de laatste maanwandeling (de laatste van de twaalf mannen op de maan was Eugene Cernan op 14 december 1972), maakte Armstrong zich regelmatig zorgen over het bescheiden karakter van de latere ruimtevaart, de nog altijd vage plannen voor een bemande missie naar Mars, de kleine sondes die het heelal worden ingeschoten, de weinig spectaculaire ruimtestations (zelfs een Belg kan tegenwoordig commandant van een ruimtestation worden!).

De tijd van big government en big science is voorbij voor de Amerikanen (en de Russen). De Amerikanen hebben de plannen voor een grote deeltjesversneller nooit kunnen doorvoeren, zodat Europa nu de grootste heeft, de Large Hadron Collider in de buurt van het Zwiterse Genève, op de grens met Frankrijk. Een tuig waar ongeveer tienduizend mensen aan werken, een fractie van wat de Nasa destijds tewerkstelde. Een tuig dat ongetwijfeld meer en fundamenteler wetenschappelijke inzichten oplevert dan alle maanmissies samen, maar dat geen heldenverhalen genereert, tenzij u het gebakkelei over wie als eerste het Higgs-deeltje beschreef als heldhaftig zou willen omschrijven.

Geen enkel jongetje zal poneren dat hij later elementairedeeltjesfysicus wil worden, dat hij zijn dagen in een controlekamer achter een computerscherm wil slijten, jongetjes dromen van de ruimte, van astronaut zijn.

Het belangrijkste gevolg van de maanlandingen lijkt, paradoxaal genoeg, het feit te zijn dat ze de kwetsbaarheid van de aarde héél zichtbaar hebben gemaakt: een mooie, maar fragiele planeet met een dunne atmosfeer die onder druk komt van de gevolgen van big science.

Een groeiend milieubewustzijn is niet bevorderlijk voor grootschalige technologische doordrijverijen, tot ergernis van de Armstrongs van deze wereld. Zelfs milieu-activisten, zoals de Britse apendeskundige Jane Goodall, kunnen nu wereldvedette worden, en een heldenstatus krijgen.

Dirk Draulans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content