Johan Van Overtveldt (N-VA)

De ECB in de branding: Hamilton-Burr in Karlsruhe

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Het duel dat de Duitsers Jens Weidmann (Bundesbank) en Jorg Asmussen (ECB) voor het Duits Constitutioneel Hof uitvechten, gaat over veel meer dan waar het officieel over gaat. Ten gronde lust de Bundesbank de europap helemaal niet.

11 juli 1804. In het onooglijke dorpje Weehawken in de staat New Jersey gaan twee Amerikanen over tot een duel met het pistool. Het betreft niet zomaar twee Amerikanen. De vingers aan de respectievelijke trekkers behoren immers aan de zittende Amerikaanse vice president Aaron Burr en gewezen minister van Financiën Alexander Hamilton. Als een van de founding fathers van de Verenigde Staten behoort Hamilton tot op de dag van vandaag tot het groepje van legendarische Amerikaanse politieke figuren. Het duel tussen Burr en Hamilton was het resultaat van een reeds lang aanslepende vijandigheid tussen beide heren die in de weken voor het duel culmineerde naar aanleiding van de gouverneursverkiezingen in de staat New York. Burr schoot Hamilton neer. De dag nadien overleed Alexander Hamilton.

In het Duitse Karlsruhe zal het, behoudens heel onvoorziene omstandigheden, zo geen vaart lopen maar de confrontatie die daar plaatsgrijpt, vertoont toch wel enige raakpunten met het Burr-Hamilton-duel. Voor het Duitse Grondwettelijke Hof staan Jens Weidmann, de voorzitter van de Duitse centrale bank (de Bundesbank) en Jorg Asmussen, lid van het directiecomité van de Europese Centrale Bank (ECB) en ook Duitser. Weidmann en Asmussen behoren beiden tot de raad van bestuur (“governing council”) van de ECB. Deze raad van bestuur is het orgaan dat de beleidsbepalende beslissingen neemt inzake het monetaire beleid dat binnen de eurozone zal gevolgd worden. Het mag typerend heten voor de vreemde gang van zaken binnen Europa dat deze twee mensen – beide Duitser, beide behorend tot de beleidselite – nu publiekelijk met elkaar in de clinch moeten gaan over een wezenlijk onderdeel van de monetaire eenheidsconstructie.

Het Hof moet oordelen of het beleid van de ECB te rijmen valt met de Duitse grondwet die voorschrijft dat budgettaire materies enkel door het parlement kunnen beslecht te worden. De klacht neergelegd bij het Hof in Karlsruhe houdt in dat met name de zogenaamde Outright Monetary Transactions (OMT) welke ECB-voorzitter Mario Draghi in het vooruitzicht stelt, zullen maken dat de ECB en haar monetair beleid een belangrijke impact zal hebben op budgettaire materies. Het OMT-initiatief kwam er vorig jaar in september nadat Draghi had gesteld dat hij “alles” zou doen om de euro te redden. “En geloof me”, voegde hij er toen aan toe, “het zal genoeg zijn”. Het OMT-programma houdt in dat de ECB de obligaties van eurolidstaten in problemen zou opkopen voor zover deze landen een strak stabiliseringsbeleid onderschrijven en zich daar ook strikt aan houden.

Bundesbank-president Jens Weidmann stemde van bij de aanvang als enige binnen de raad van bestuur van de ECB tegen het OMT-initiatief van Draghi. Weidmann verdedigt de stelling dat OMT en de Duitse grondwet niet door één deur kunnen. Hij heeft daarbij alvast de Duitse publieke opinie achter zich. Uit een recente peiling bleek dat 48% van de Duitsers achter de klacht neergelegd bij Constitutioneel Hof staan. 31% van onze oosterburen vinden de klacht maar niks en 21% stelt geen opinie daarover te hebben. Tegenover Weidmann staat Asmussen die het OMT-initiatief met vuur verdedigd en het helemaal niet in conflict met de Duitse grondwet vindt. Hij omschreef OMT als “de meest succesvolle maatregel van monetair beleid de jongste jaren genomen”.

Asmussen geeft daarmede een ietwat bevreemdende typering van OMT want er grepen nog geen transacties in het kader van het OMT-programma plaats. “Toen we het programma aankondigden”, aldus Asmussen recent in het Duitse boulevardblad Bild, “ging de eurozone af op een ongecontroleerde desintegratie. Belangrijke banken en ondernemingen begonnen zich daar actief op voor te bereiden”. De ECB nam via OMT doortastend de verdediging van de euro op zich en dat maakte indruk, aldus nog steeds Asmussen. Een negatief verdict van het Hof zou volgens Asmussen “belangwekkende gevolgen” hebben. Zet het Duits Constitutioneel Hof het OMT-programma op losse schroeven, dan zou dat inderdaad de Bundesbank verplichten zich nog verregaander dan nu te distantiëren van het ECB-beleid (iets waar, blijkbaar, Weidmann en de Bundesbank voorstander van zijn maar daarover zo dadelijk meer).

Zo’n vaart zal het bijna zeker niet lopen. Het Duits Constitutioneel Hof zag zich in het verleden al meer geconfronteerd met grondwettelijke discussies rond de euro en de Europese monetaire unie. Telkens velde het Hof een oordeel dat voldoende ruimte liet aan de politieke verantwoordelijken om de Europese kaart te blijven spelen (bijvoorbeeld inzake het Europees stabiliteitsfonds). De algemene verwachting is dan ook dat het Hof opnieuw met een voldoende vage verordening zal komen teneinde alzo afdoende speelruimte te laten aan het politieke beslissingsniveau. Bovendien zal het Hof in dezen haar verordening pas neerleggen na de algemene verkiezingen van 22 september. Kanselier Angela Merkel hoeft dus in haar verkiezingsstrategie geen rekening te houden met een mogelijk toch negatief verdict vanwege het Constitutioneel Hof.

Toch is men er bij de ECB niet helemaal gerust in, niet in het minst omwille van de vrees dat deze discussie zou overslaan in een intens debat over het globale mandaat van de ECB. Zo maakte de Duitse pers de voorbije dagen melding van een 52 pagina’s tellend document dat de ECB aan het Hof zou overgemaakt hebben. Daarin zou uitdrukkelijk staan dat de OMT-interventies hoe dan ook beperkt zouden blijven tot 524 miljard euro. De ECB ontkent dit (zeer begrijpelijk want een dergelijke limiet zou de ECB-operaties grondig ondermijnen). Op de Duitse televisie begaf Mario Draghi zich aan een sterk staaltje verbale gymnastiek. Hij stelde heel uitdrukkelijk “geen landen te zullen steunen die zich onverantwoord gedragen”. Maar “als er een vertrouwenscrisis rond de euro ontstaat die de solvabiliteit van landen verder in gevaar brengt, dan zullen we handelen”. Behoorlijk dubbelzinnig en dat is in Duitsland in brede kringen ook zo begrepen.

De analogie met het Hamilton-Burr-duel gaat voor het duo Weidmann-Asmussen in die zin op dat de voorliggende discussie ten gronde over veel meer gaat dan de al dan niet grondwettelijkheid van het OMT-programma. Hier zit een decennia teruggaande voorgeschiedenis aan. Het gaat om een diepgewortelde scepsis, om geen scherper woord te gebruiken, die binnen de Bundesbank nog altijd breed heerst ten aanzien van de euro en de ECB. Jens Weidmann is relatief nieuw als president van de Bundesbank maar is wel al duidelijk helemaal doordesemd met die historische erfenis. De Buba, zoals het koosnaampje van de Duitse centrale bank luidt, was voor de creatie van de euro de centrale bank die het monetaire gebeuren in Europa compleet domineerde. Vandaag zijn ze in principe niet méér dan één van de 17 binnen de eurozone. Dat vinden velen binnen de Buba nog altijd bijzonder sneu en zelfs heel gevaarlijk voor de toekomst van de euro. Het heeft de Buba-top nooit aan zelfvertrouwen ontbroken. Bovendien vertrouwen de in monetaire orthodoxie gepokt en gemazelde Buba-lui mensen als Mario Draghi niet. Aan de identificatie met de Latijnse erfenis van onzorgvuldige omgang met het monetaire gegeven ontsnapt ook Mario Draghi in Duitse ogen niet.

Een initiatief als OMT zet, aldus de Buba-leer, de deur wagenwijd open naar politiek misbruik van de monetaire hendels. En dat is in het historisch beladen Bundesbank-lexicon nog veel erger dan een doodzonde. De Buba-mensen kennen echter hun limieten. Hun instinct is tegen de euro en vooral tegen het beleid dat Draghi voorstaat. De zittende Duitse regering lijkt mee te gaan in het Draghi-verhaal en mensen als Weidmann beseffen zeer goed dat ze daar niet radicaal kunnen tegen in gaan. Tactisch gezien is voor hen koud en warm blazen tegelijk dan ook de enige optie. Tegelijk is men zich bij de Bundesbank ook zeer goed bewust van de woorden die gewezen Commissie-voorzitter Jacques Delors ooit uitsprak: “Niet alle Duitsers geloven in God maar alle Duitsers geloven wel in de Bundesbank”. Oppositie vanwege de Bundesbank, zelfs indien die van het meer impliciete type is, kan zware gevolgen hebben voor de regering in Berlijn. De naoorlogse Duitse geschiedenis bewijst dat ten overvloede. Op termijn is de houding van de Bundesbank-top voor de euro en de monetaire unie belangrijker dan de uitspraak van een per definitie voorzichtig en terughoudend Constitutioneel Hof.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content