Rudi Rotthier

De bus naar Hunza

Dat is, besef ik ineens, wat de voorbije weken wat aan me knaagde: de verdwijning van de vrouw uit het publieke domein.

Terwijl ik in Rawalpindi, in het piepkleine wachtlokaal van de Natco busmaatschappij op transport naar de verre Hunza vallei zit te wachten, dwarrelen enkele Hunzavrouwen binnen. Ze kijken me onbevangen, misschien sceptisch, van kop tot teen aan. We hedden geen gemeenschappelijke taal maar ze halen een jongetje, zoon of kleinzoon, en laten hem hun vragen vertalen. Niets speciaals, hoe oud ik ben, wat ik in Pakistan kom zoeken, of ik al eerder in Hunza was, of ik kinderen heb, hoeveel roepies een artikel me oplevert.

Lang duurt het gesprek niet, hun zoon/broer, die op het punt staat in Hunza te trouwen, brengt de droeve mare dat ze pas de volgende dag na de middag zullen kunnen vertrekken. Tot dan zijn alle zitjes volgeboekt. De vrouwen vertrekken weer, en laten me achter in de mannenwereld die Pakistan is.

Ineens daagt het me. Dit was mijn eerste spontane ontmoeting met vrouwen in bijna drie maanden verblijf in Pakistan. Gedurende die periode heb ik, schat ik, honderd mannen spontaan ontmoet, op straat, in boekhandels, op bussen, in eettenten, die zoniet een plaatsje in mijn hart dan toch een plek in mijn Pakistaans mobieltje hebben verworven.

Bij een eerder bezoek, twintig jaar geleden, kreeg ik wel nog vrouwen te spreken. Misschien idealiseer ik van op afstand, maar ik ben wel zeker dat er toen bijvoorbeeld in boekhandels gesprekken mogelijk waren. Nu niet. Zo goed als niet. Tijdens de eerste dagen van deze reis, in Lahore, meende ik van belangstelling fonkelende ogen waar te nemen bij vrouwen in boerka, maar sindsdien is zelfs dat soort belangstelling niet meer gebleken.

Neem dan die vrouwen uit Hunza, met de blos van gezondheid die ze aan het bergleven overhouden, stevig repliek verschaffend als hen niet aanstaat wat de mannen in hun leven vertellen, luider dan andere vrouwen hier zijn.

Dat is, besef ik ineens, wat de voorbije weken wat aan me knaagde: de verdwijning van de vrouw uit het publieke domein.
Vrouwen, in zwart gekleed, lopen gehaast en naar de grond kijkend door de straten. Niet allemaal, misschien zelfs niet de meerderheid, maar een groter wordende groep, lijkt me, en wordt me verteld. Ze gedragen zich als dieven van de publieke ruimte, alsof ze iets op hun kerfstok hebben en zo snel mogelijk weer beschutting, anonimiteit moeten opzoeken. Alsof ze voor hun publieke verschijning veroordeeld kunnen worden. Vrouwen worden een maatschappelijk randverschijnsel, door textiel of door muren aan het zicht onttrokken. Nogmaals: misschien idealiseer ik de situatie van twintig jaar geleden, misschien was het toen niet veel beter. Maar mijn indruk is: het gaat met rasse schreden de kant op die de radicale mullahs pleziert.

Ik denk dat daar de essentie ligt van een conflict dat waarschijnlijk ten onrechte door boerka en hoofddoek wordt gesymboliseerd (de vrouwen van Hunza dragen hoedjes, en vaak hoofddoeken, die echter, als de zon aan felheid verliest, worden afgegooid). Maken vrouwen deel uit van het publieke domein, worden spontane contacten tussen de geslachten als normaal beschouwd, of is daar iets zondigs aan?

Pakistaanse mannen, die ik spontaan ontmoet, en die heerlijk gastvrij zijn en zichzelf op intrigerende wijze om de haverklap tegenspreken, zijn doorgaans resoluut de tweede optie toegedaan. Op de bus blijkt dat de mannen van Hunza de spontane contacten tussen de geslachten wel genegen zijn, al moet ik toegeven dat de overvolle bus slechts twee vrouwen vervoert. De ene reist alleen en voert via haar telefoon, als er een signaal te capteren valt, gesprekken over zakendeals, de andere is samen met haar vader op weg naar een familiereünie…

Rudi Rotthier

Met dank aan Fonds Pascal Decroos



Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content