Busrit door het noorden

De dagen vliegen voorbij. Om vier uur in de namiddag wordt het al donker. Om een uur daglicht te winnen, heb ik de klok op het zomeruur laten staan. Dat leidt soms tot vergissingen. In Bajram Curri staan we om vijf uur in plaats van om zes uur op om de bus naar Kukes te halen. Jammer van de korte nacht, maar de koffie in een ochtendbar maakt het wachten goed.

Een hobbelige zandweg klimt hoog boven Bajram Curri uit, dat verzonken ligt in een vredige witte wolk. Dorpelingen en schoolkinderen stappen in onooglijke dorpjes op en af. De jongeman naast me deelt zijn lunch met ons. Hij wil praten maar we vinden geen gemeenschappelijke taal.

Met een overstap in Krume arriveren we vijf uur later in Kukes. De stad ligt temidden van machtige bergen en kijkt uit over het rimpelloze Fierza stuwmeer, dat in 1976 oud-Kukes verzwolg.

De volgende ochtend reizen we verder in een minibus die in een vorig leven het “Tolzer Knaben Chor” nog heeft vervoerd. Voor de chauffeur de stad verlaat, pikt hij dertig dozen raki en ouzo op bij een plaatselijke stokerij. Onze hulp bij het inladen wordt beloond met een fles. De vrouw des huizes trekt ons mee naar de ketels waar de alcohol wordt gedistilleerd. Het lijkt eenvoudig: De ingredienten worden verhit in de ene ketel, de damp wordt afgevoerd en afgekoeld in een andere. Zo’n installatie zou perfect in onze kelder passen.

De chauffeur vliegt zwaar overladen over de bergwegen en scheert rakelings langs afgronden, alsof hij zijn breekbare lading is vergeten. Tegenliggers kruisen is problematisch. Wie toegeeft, moet soms honderd meter achteruit rijden om een stukje weg te vinden dat breed genoeg is voor twee wagens.

In Peshkopia stappen we over op een bus naar de Albanees-Macedonische grenspost Bllato. We wisselen onze Albanese lekes om in Macedonische dinars, laten de paspooorten afstempelen en lopen voorbij de slagboom Macedonië binnen. Het is rustig in het niemandsland en de zon schijnt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content