Wie verkoopt – en leest – er nog poëzie?

Vandaag is het Gedichtendag en is poëzie overal. Maar poëzie verkopen? Benno Barnard, Erik Spinoy, Maarten Inghels en andere ‘print’dichters reageren.

Van Facebook tot broodzak: op de dertiende Gedichtendag van vandaag is de poëzie via meer dan 300 evenementen weer alomtegenwoordig. Maar wie leest er tegenwoordig nog gedichten op papier? En waar komen al die eendagsdichters toch vandaan? ‘Ik zou het een uitdaging vinden om in 2012 een lezer te ontmoeten die zelf niet schrijft.’

‘Gedichtendag dient onze collectieve illusie dat iedereen een beetje dichter is. Het is een onschuldig misverstand, maar ach, al die bleke getuigenissen van wat de makers ontsnapt… ze ergeren de echte dichter.’ Benno Barnard heeft het blijkbaar niet zo begrepen op de immense populariteit van ‘het zelf sinterklazen’ in de poëzie. Van Facebook tot broodzak, van out of office-poëzie tot treincoupé: overal staat er wel iets dichterigs te pronken dezer dagen. En op 26 januari, de jaarlijkse Gedichtendag, dalen alle poëten van de Parnassus af om het volk met hun verzen te plezieren, zo lijkt het wel.

Barnard heeft er een hard hoofd in. Dertig jaar geleden werden er van een debuut gemiddeld 1000 exemplaren gedrukt, terwijl de dichter het nu met de helft moet stellen: ‘Een herdruk is een bovenaardse triomf.’ Chrétien Breukers, drijvende kracht achter de literaire weblog De Contrabas, waar elke dag wel iets controversieels valt te beleven, nuanceert alvast wat het aantal gedrukte bundels betreft. Hij telde het afgelopen jaar ongeveer 130 poëziebundels die bij min of meer officiële uitgevers verschenen, en wijst op het belang van de ‘onvolprezen’ Poëziekrant, Awater in Nederland en Jozef Deleus Het Liegend Konijn, drie tijdschriften die toch helemaal aan het nobele dichtwerk zijn gewijd.

Toch beseft hij als blogger meer dan wie ook dat digitale poëzie de toekomst is: ‘Is een bundel wel een must voor dichters, of kun je via het web op andere manieren werk presenteren?’ Uiteindelijk denkt hij niet dat de digitale en sociale media de printpoëzie zullen redden. Een echte redding, aldus Breukers nog, moet uit de boezem van de oude én nieuwe uitgevers komen. Bol.com en Amazon.com zullen over een paar jaar allicht immers ook echte boeken uitgeven, vermoedt Breukers. Hij zou wel eens gelijk kunnen krijgen. Zopas raakte in Boekblad bekend dat onlineverkoper Bol.com in België afgelopen jaar zijn omzet zomaar eventjes verdriedubbelde. Reguliere printuitgeverijen kunnen van dergelijke cijfers alleen maar dromen. Zij schuiven voor 2012 een krimpscenario naar voren: met substantieel minder titels minstens even goed scoren. En hopelijk een paar procentjes winst.

Meer dan de drager

Erik Spinoy is formeel: ‘Papier en druk gaan er sowieso op achteruit.’ En, zoals Breukers, is het ook voor hem koffiedik kijken waar het precies naartoe gaat. Maar dat de poëzie digitaliseert, staat vast. Spinoy relativeert echter tegelijk die glorende, virtuele toekomst want ‘poëzie is veel meer dan alleen haar drager’. In zijn Gedichtendag-essay As/zteken legt Spinoy in prikkelende fragmenten uit hoe de poëzie in Vlaanderen in een romantische, non-conformistische bedding volwassen is geworden. Hij situeert zichzelf als dichter, die zich met zijn poëzie tegen de aanpassing aan de samenleving verzet, in deze traditie van Guido Gezelle, Paul Van Ostaijen en Hugo Claus. Spinoy vertelt in dit beklijvende pro domo ook hoe hij in die rebelse poëzie blijft geloven, ook al wordt de romantische dichter vandaag overspoeld door een tsumami van hapklare gelegenheidspoëzie. Authentieke dichters blijven zeldzaam en zijn meer dan ooit nodig, aldus Spinoy: ‘Een goede dichter kan denken, heeft iets te zeggen, beheerst de taal zoals een danser zijn lichaam en is stoutmoedig, nieuwsgierig en creatief. Van die soort zijn er niet veel.’

Frank Adam, genoegzaam bekend voor zijn fabels maar veel minder voor zijn inventieve kinderpoëzie (Als de bomen straks gaan rijden), is zo’n specimen en vermoedt dat hij met zijn verzen voor de jongsten stilaan tot ‘een bedreigde literatuursoort binnen de bedreigde literatuursoort’ behoort. Hij verwacht zeker niet alle heil van het internet: ‘Niet de sociale media maar de media zelf kunnen printpoëzie (helpen) redden.’ Hij vindt het sneu dat er in de bijlagen van kranten en magazines minder en minder ruimte is voor poëzie in het algemeen en kinderpoëzie in het bijzonder. Volgens Adam is er meer dan ooit nood aan een Vlaams bemiddelingskantoor, zoals de Nederlandse Stichting Schrijvers School Samenleving. Hij stipt aan dat Nederlandse lezingen gemiddeld vier keer zo hoog worden vergoed als in Vlaanderen, waar de coördinatie tussen allerlei spelers op de markt van de poëzie nog steeds te wensen overlaat.

Computerpoëzie

Mark van Tongele pleitte in 1984 al in het tijdschrift Yang voor een nieuwe computerpoëzie: ‘Wij, jonge dichters, moeten de poëzie voorbereiden op haar taak in de toekomstige computermaatschappij.’ Hij voegde in de jaren tachtig trouwens de daad bij het woord met de creatie van een ‘digitaal speeldoosje’, zoals een van zijn gedichtencycli heette, en gelooft vandaag sterk in een en/en-benadering: ‘Ik hou hartstochtelijk van bedrukt papier, maar als ik naar jongeren kijk, blijkt voor hen een andere drager bijlange niet zo vreemd als voor mijn generatie. Integendeel.’ Maarten Inghels, samen met Y.M. Dangre allicht de meest talentvolle Vlaamse jonge dichter van het moment, treedt Van Tongele op het eerste gezicht bij: ‘Sociale media kunnen literatuur cultiveren en promoten, maar een gedicht op Facebook posten – of je roman vertwitteren – is daarom niet de beste manier.’ Hij is wel gewonnen voor een originele mengvorm zoals de out of office-poëzie die op Gedichtendag wordt gelanceerd.

Inghels die, samen met Spinoy en Adam, volop meedoet met de talloze poëzie-evenementen op Gedichtendag, bekent nu al uit te kijken naar ‘het geruststellende wit’ van de muren van zijn bureau na een week optredens waarbij voornamelijk de binnenkant van wagen, trein en bibliotheek te zien zal zijn. Uiteraard ontmoet hij ondertussen graag zijn gelegenheidslezers, maar zijn poëtisch walhalla ziet er enigszins anders uit dan je van een podiumbeest mag verwachten: ‘Ik zou het een uitdaging vinden om in 2012 een lezer te ontmoeten die zelf niet schrijft.’

Daarmee ligt de zenuw van deze Gedichtendag open en bloot. Poëzie is overal gratis en massaal degusteerbaar en downloadbaar; waarom er dan nog geld aan geven om het tussen de betaalde kaften van een gedrukt boek tot zich te nemen? De dichters die hier aan het woord kwamen, waarschuwen in de regel voor het kwaliteitsverschil tussen hun printpoëzie waar lang aan geschaafd werd voor het tot een definitieve publicatie kwam en de digitale instantproducten van rijmelaars en hobbyisten zonder enige zelfkritiek. Paul Claes, Knacks huisdichter en zelf ook een poëet van formaat, zal het allemaal worst wezen. Hij laat de kermis van deze Gedichtendag stoïcijns aan zich voorbijgaan: ‘Om wat tegenwoordig poëzie heet, kun je lachen zoals Democritus of huilen zoals Heraclitus. Mij laat ze vooral koud.’

Frank Hellemans

Erik Spinoy, As/zteken- Gedichtendagessay, De Bezige Bij Antwerpen, 64 blz., 2,5 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content