“Wie nu nog gelooft, is bewust onwetend. En dat is een zonde” (Ann De Craemer)

In haar debuutroman ‘Vurige tong’ rekent schrijfster en journaliste Ann De Craemer af met het geloof dat haar jeugd in het West-Vlaamse Tielt tekende.

Met het geklep van de Tieltse kerktoren op de achtergrond, doet De Craemer haar verhaal. Een gesprek over het kleine misbruik in de kerk, de onzin van het geloof en de kerktorens van de Dansaertstraat.

Urbi et orbi indachtig: is ‘Vurige tong’ een boek voor Tielt of eenboek voor de wereld? Ann De Craemer: Het is een boek voor de wereld: spreken waar anderen zwijgen, en de manier waarop je met je roots omgaat, is een universeel gegeven. Maar het is ook een Vlaams boek. Dorpen-die-zich-stad-noemen zoals Tielt, vind je overal in Vlaanderen. Maar in Tielt ligt het als het ware voor het oprapen. Wat je hier vindt, is het stuiptrekkende overblijfsel van iets dat in veel andere streken in de jaren ’60 en ’70 verdwenen is. De impact van de kerk anno 2011 is niet meer dezelfde als vijftig jaar geleden, of zelfs begin jaren ’90, toen ik hier opgroeide. Latent heeft het zijn sporen nagelaten. In een mentaliteit van ontwijken en zwijgen. Dat lijkt heel onschuldig. Maar hier heeft het mee geleid tot de verschrikkelijke verhalen over kindermisbruik in de kerk die nu pas doorsijpelen. Procureur Berkvens zei zelf dat de zaak-Vangheluwe zo lang onder de radar kon blijven doordat in katholieke West-Vlaamse gezinnen een omerta gold.

Roger Vangheluwe speelt een kleine rol in je boek? De Craemer: Hij is hier een paar jaar onderpastoor geweest. Het was gemakkelijk geweest om zijn rol aan te dikken. Maar ik wilde geen boek schrijven over de zaak-Vangheluwe. ‘Vurige Tong’ is een aanklacht tegen de kerk, zeker, maar het is geen boek over seksueel misbruik. Het gaat mij om het kleine misbruik, het kleineren, het spelen op het schuldgevoel van de kinderen. Leerkrachten en nonnen die je zeggen: “Zet dat maar uit je hoofd, boeken schrijven. Da’s niet voor mensen zoals wij – Tieltenaars, West-Vlamingen, ‘gewone’ mensen. Doe maar gewoon, ’t gaat je toch niet lukken.” En dàt herkennen veel mensen. Ik verzin die dingen niet, hé. Ik heb getuigen genoeg die het kunnen bevestigen.

Veel van de anekdotes die je vertelt, zijn inderdaad erg herkenbaar voor wie ooit op een katholieke school heeft gezeten. Maar dat je je daar zo kwaad in maakt, lijkt me sterk? De Craemer: Dat zal van persoon tot persoon afhangen. Klasgenoten van vroeger hebben er minder zwaar aan getild dan ik. Als ik zelf in Brussel was blijven wonen, had ik mij er niet zo woedend in gemaakt. Maar door terug te keren kwam alles weer naar boven; de terugkeer naar Tielt was het impuls om aan dit boek te beginnen. Terugkijkend beginnen heel wat dingen op te vallen. Bovendien heb ik het gevoel dat ik nu mag blijven, want ik heb het gezegd. Ik ben niet stil gebleven.

Als kind was je een behoorlijk fanatieke gelovige? De Craemer: Weesgegroetjes bidden aan de lopende band, knielen tot het pijn begon te doen: dat deed ik inderdaad. In vroeger tijden had men mij een roeping toegedicht. Zoals mijn tante Denise, die in de jaren ’40 in het klooster ging omdat haar moeder dat had gesmeekt op haar sterfbed. Ze wilde helemaal geen non worden, en toch werd ze het. Ik vreesde als kind soms echt dat Jezus mij zou roepen, ook al was dat niets voor mij. Mensen zeggen vaak “dat Denise toch de keuze had om niet in het klooster te gaan.” Waar religie het leven dagelijks bepaalt, is er vaak geen keuze, dat heb ik ook gezien bij mijn werk in Iran. Het is geen kwestie van ja of neen zeggen, want ‘neen’ is vaak niet eens een optie.

Een reactie op een eerder interview droeg je na dat je visie op het geloof, met de ’tarieven’ voor Weesgegroetjes en andere vreemde rituelen de liturgie voorstelde als “sinterklaasgeloof,” dat sowieso niet overeind blijft? De Craemer: Religie is Sinterklaas! Geloven in iets dat er niet is, maar dat je wel voor waar moet aannemen: da’s voor baby’s of kleuters. Een sprookje met ellendige gevolgen. Iedere cultuur begint met alle onverklaarbare fenomenen toe te schrijven aan God. In tijden zonder wetenschap was dat erg plausibel. Maar nu zijn we zoveel verder. Wie nu nog gelooft, is bewust onwetend. En dat is een zonde. En dan krijg je steeds te horen ‘dat het geloof ook goede zaken gedaan heeft.’ Weeshuizen en scholen oprichten, weet je wel. Waarvan blijkt dat ze binnen de kortste keren ontaardden in machtsmisbruik en erger. Ja, een ‘held’ als Pater Damiaan deed prachtige dingen, maar waarom hebben gelovigen altijd een imaginaire God nodig had om zich te motiveren en tot actie over te gaan? Is mededogen met de mens niet voldoende als drijfveer? Hoeveel goede werken staan er dan als pasmunt tegenover alle leed dat religie aanricht?

Hoe voelde het om terug te keren naar Tielt? De Craemer: Als een nederlaag. Ik ging nooit meer terugkomen,zie je. Eenmaal ik hier weer woonde, besefte ik dat wereldburgerschap niet zoveel te maken heeft met de plek waar je woont. Mijn boek gaat niet enkel over de kerk. Het gaat ook over de tegenstelling tussen stad en platteland. Zijn die concepten niet gedateerd intussen? De illusie, die vooral in het culturele wereldje heerst, dat je een beter mens wordt van zodra je in de stad gaat wonen. Wat evengoed blijk geeft van kerktorenmentaliteit.

Als het interview in Brussel was doorgegaan, was je dan gekomen? De Craemer: Tuurlijk. Ik kom graag in Brussel. Ik kan er alleen niet wonen, heb ik aan den lijve ondervonden. Er zijn nog wel meer mensen die er niet aarden, niet alleen West-Vlamingen. De West-Vlamingen die er wel wonen, klitten ook vaak samen; er zijn zelfs plannen voor een ‘West-Vlaams huis’ in Brussel. De Dansaert-Vlaming bestaat, hoor. Vaak mensen die – zoals ik – geloven dat ze ‘wereldburger’ gingen worden door naar Brussel te verhuizen. Maar velen onder hen zijn het niet, en leven ook in een soort dorp.Limburgers hebben dat ook, dat samenklitten. Misschien is het geen toeval dat ook in Limburg de kerk lang dominant gebleven is? Ze nemen als het ware hun kerktoren mee in hun hoofd. In gemeenschappen waar de religie sterk staat, voelen de mensen zich klein. “Als microben onder Gods voetzolen,” staat het in mijn boek. Ook als God intussen verdwenen is.

Met een beetje kwaaie wil kun je die analyse toeschrijven aan dat al even clichématige West-Vlaamse minderwaardigheidcomplex? De Craemer: Volgens mij gaat het eerder om een constante in ons denken over stad en platteland. Je bent groter, sterker, beter als je in de stad woont, want daar gebeurt het zogenaamd. Ik dacht dat ook, maar ik ben het er niet meer mee eens. Walschap zei terecht dat je dorpsnederig bent als je gelooft dat mensen meer weten en kunnen naargelang men verder van huis gaat. Omgekeerd blijf je zien dat mensen die vanuit de stad in Tielt komen wonen, al snel ‘dikkenek’ genoemd worden.

À propos, welke reacties krijg je onder de kerktoren? De Craemer: Tot mijn verbazing reageren veel mensen positief. Dat heb ik wel gemerkt toen ik in de Tieltse Standaard Boekhandel signeerde; veel oudere mensen waren erg positief. Alleen zullen ze het niet te luid zeggen. Ook via Facebook krijg ik positieve reacties. Anderzijds zijn er ook mensen die na mijn gesprek met de Krant van West Vlaanderen, hun abonnement hebben opgezegd. Dat ik achter het altaar gefotografeerd werd, op de plaats van de priester, kon niet door de beugel. Of mensen die gaan kaarten met een van de zusters uit het boek en vinden dat ik “zo’n goed mens” er niet mag doorhalen. Het boek hebben ze uiteraard niet gelezen- ze denken er nog niet aan!

Schrijver Christophe Vekeman kon een aantal jaar geleden koketteren met zijn geloof? “Onze generatie is niet getraumatiseerd door het geloof,”klonk het. De Craemer: Ik zeg ook niet dat ik getraumatiseerd ben. Voor veel mensen is het inderdaad bon ton om te zeggen dat het geloof geen issue meer is. Voor hen niet, neen. Maar de wereld is groter dan het hippe, stedelijke culturele milieu. Voor jou lijkt die situatie misschien anachronistisch. Jij was hier niet. De West-Vlamingen die me aanspreken over mijn boek, hebben het niet over anachronismen. Die herkennen het perfect. Maar ik ben blij dat mensen zeggen dat ze het zich niet kunnen voorstellen. Het is mijn taak als schrijver om te tonen dat er ook andere realiteiten zijn.

Moeten ze dan allemaal maar eens een kijkje komen nemen in Tielt? De Craemer: Neen, ze moeten laten zien dat ze een opener geest hebben dan de gelovigen waar ik over schrijf. Dat ze zich in al hun ruimdenkendheid ook eens proberen voor te stellen dat dit ook bestaan heeft en blijft bestaan. De tijd is niet overal even snel gegaan.

Michiel Leen

Ann De Craemer, Vurige tong, Bezige Bij Antwerpen, 187 blz.

ISBN 978 90 8542 318 8

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content