Wereldbibliotheek gaat poëtische toer op

Op dinsdag 23 november vindt in de Gentse Vooruit een poëziefestival plaats. Een gesprek met WB-uitgever/organisator Joos Kat.

In een eerste deel van de avond lezen Peter Theunynck, Liesbeth Lagemaat, Marc Kregting en Charles Ducal gedichten voor. Die worden live van commentaar voorzien door ‘stand-up recensenten’ Joris Gerits en Pascal Cornet. Het tweede deel bestaat uit een poëziecafé met optredens van Lies Van Gasse, Kurt De Boodt, Annemarie Estor, Esther Blom, Hilde Keteleer, Paul Bogaert, Jacobus Bos, Hans Dekkers, Hans Groenewegen, Michaël Vandebril, Tom Van de Voorde en Hans van de Waarsenburg. Gastheer van dienst is Erik Vlaminck.

We praatten met Joos Kat, uitgever van Wereldbibliotheek over deze poëziehappening.

Waarom organiseert uitgeverij Wereldbibliotheek een poëziefestival in Vlaanderen? Joos Kat: Van oudsher, sinds de jaren ’10 van de vorige eeuw ongeveer, heeft Wereldbibliotheek nauwe banden met Vlaanderen. Van de vijftien Nederlandstalige dichters in ons nieuwe poëziefonds wonen er trouwens zes in Vlaanderen, vier van hen zijn Vlamingen. Bovendien heeft Vlaanderen een zeer welkom klimaat voor dit soort initiatieven. En het eten en drinken is er veel beter.

Hoe is het festival ontstaan?

Kat: We willen onze dichters een platform bieden om zich rechtstreeks tot een groter publiek te richten, en we menen met dit ‘format’ de oplossing gevonden te hebben. Reizen doorheen Vlaanderen en Nederland is gemakkelijk. De samenstelling van de dichtersgroep kan voor volgende edities wisselen. We hadden dit plan eind 2008 al klaar, maar het duurt altijd even voor je de juiste gelegenheid vindt om zoiets te starten.

Waarom in de Vooruit?
Kat: Ik sprak in het najaar van 2009 op een feestje bij de dichter Perry Dijkstra te Antwerpen met Rik Vandecaveye, de directeur van Vooruit, over het plan, en hij zei: ‘we moeten praten, kom eens naar Gent, we willen graag iets met poëzie doen’. Zodoende. Het blijkt een erg prettige samenwerking te zijn, we zitten helemaal op dezelfde lijn. Hetzelfde geldt voor het Poëziecentrum, dat er later als vanzelf bij betrokken raakte.

Organiseert u een dergelijk festival eveneens in Nederland?

Kat: Jazeker, de volgende editie van ‘Werk in uitvoering – Het poëziefestival’ zal plaatsvinden in Nederland. We willen driemaal per twee jaar het festival organiseren, beurtelings in Vlaanderen en Nederland.

Waarom de opsplitsing van de avond in enerzijds een programma met vier dichters die live gerecenseerd worden en anderzijds een poëziecafé? Kat: De recensies, die live worden uitgesproken, eisen een grote concentratie van het publiek. We helpen een handje door het gedicht telkenmale op een scherm te projecteren, in de overtuiging dat hierdoor het publiek meer meekrijgt dan alleen de beleving. Maar dit een hele avond lang is te veel van het goede. Vandaar dat na de pauze de recensies vervallen en de bar open blijft. Schrijver Erik Vlaminck leidt de avond, hij moet ervoor zorgen dat de poëzie het haalt van de drank.

Wat verwachten de dichters van die stand-up recensenten? Zien zij dit als een try-out van nieuw werk? Kat: Het is een heel direct contact tussen dichter en criticus, dat ook heel direct het publiek raakt. Het is een levendig geheel, dat leidt tot discussie en uitleg. Of het een try-out wordt van nieuw werk, daar beslissen de dichters over. Peter Theunynck is de enige met een gloednieuwe bundel. Die wordt overigens op het festival ten doop gehouden.

Niet alle dichters behoren tot het fonds van Wereldbibliotheek. Op grond van welke criteria zijn de vreemde eenden in de bijt geselecteerd?
Kat: Er zijn inderdaad vier gastdichters, of ‘dichters-van-buiten’ zoals wij hen noemen: Charles Ducal, Paul Bogaert, Michaël Vandebril en Tom Van de Voorde. Wij hanteren geen specifieke criteria, we vinden het gewoon prima dichters. Twee van hen hebben al een oeuvre opgebouwd, de andere twee zijn redelijk jong.

Zonder enige twijfel zou Simon Vinkenoog zaliger dit initiatief hebben begroet met een luidkeelse yell: ‘Leve de poëzie!’.
Kat: Ik hoor hem schreeuwen.

Philip Hoorne