De Reactor

Wanneer reizen een noodzakelijke voorwaarde is voor een waardig bestaan

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

In haar nieuwste essay Vertel me het einde: een essay in veertig vragen focust de Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli op de vluchtelingencrisis waarbij meer dan 102.000 minderjarigen aan de Amerikaans-Mexicaanse grens zijn opgepakt. Het gaat deze kinderen niet om de American Dream, maar om ‘simpelweg te ontwaken uit de nachtmerrie waarin ze geboren zijn’.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site

In haar nieuwste essay Vertel me het einde: een essay in veertig vragen focust de Mexicaanse, maar in New York wonende schrijfster Valeria Luiselli op de vluchtelingencrisis waarbij tussen april 2014 en augustus 2015 meer dan 102.000 minderjarigen aan de Amerikaans-Mexicaanse grens zijn opgepakt. Deze kinderen komen voornamelijk vanuit de ‘zogenoemde Northern Triangle’: Guatemala, El Salvador en Honduras. Om aan de gewelddadige situatie in hun thuislanden te ontsnappen, trekken ze via de Mexicaanse grens Amerika binnen om zich te herenigen met eerder vertrokken familieleden. Het gaat deze kinderen niet om de American Dream, maar om ‘simpelweg te ontwaken uit de nachtmerrie waarin ze geboren zijn’. Reizen is voor hen een noodzakelijke voorwaarde om überhaupt de kans te hebben op een waardig bestaan. Waar het Luiselli in dit essay vooral om gaat, is het Amerikaanse bureaucratische systeem dat hen die kansen liever ontneemt dan schenkt.

In het proces om een verblijfsvergunning te verkrijgen zijn verhalen cruciaal: de kinderen hebben ‘een kloppend en overtuigend verhaal’ nodig ‘dat sterk genoeg is om een verdediging mee op te bouwen’. Luiselli helpt mee die verhalen te bouwen doordat ze zichzelf als vrijwilligster heeft aangemeld om de kinderen te ondervragen en hun antwoorden uit het Spaans naar het Engels te vertalen. Ze moet ‘de hoofdlijnen’ noteren en ‘letten op details’ (vaak van gewelddadige aard), die mogelijkheden bieden om een zaak te onderbouwen.

Enerzijds volgen deze verhalen een vast stramien. Vergezeld van een ‘coyote’ (mensensmokkelaar) reizen deze kinderen met ‘La Bestia’ (het beest): de overbevolkte gammele goederentrein die migranten van de Mexicaans-Guatemalteekse tot aan de Mexicaans-Amerikaanse grens brengt. Daar geven ze zich over aan Border Patrol-beambten en worden ze in een ‘icebox’, ‘een soort enorme personenkoelkast’, geplaatst. Vervolgens worden ze naar hun voogd gestuurd (als ze die terugvinden), en in de staat waar ze terechtkomen moeten ze uiteindelijk voor de rechtbank verschijnen om zichzelf te ‘verdedigen tegen een uitzettingsbevel’. De kinderen moet daarvoor zelf een advocaat zoeken.

Anderzijds zijn de verhalen van deze kinderen op allerhande manieren verscheurd: ‘Het zijn verhalen van zulke verwoeste levens dat het bijna onmogelijk is er nog een lopend verhaal van te maken. Ze hebben namelijk geen begin, geen midden en geen einde’. De antwoorden op de veertig vragen die Luiselli moet stellen – de veertig vragen die ten dele dit essay structureren – zijn verschillend en vaak moeizaam en hakkelend uitgesproken. Het zijn bovendien precaire verhalen waarvan het einde – datgene waarnaar Luiselli’s dochter telkens vraagt – veelal onbeslist is. Zelfs al krijgen de kinderen een vergunning, dan nog bestaat de kans dat ze net met die drugsbendes in contact komen waarvoor ze in hun thuisland gevlucht zijn: ‘Hempstead High School […] is een hub voor MS-13 en Barrio 18‘.

Het mag duidelijk zijn dat de problematiek waarover Luiselli zich in Vertel me het einde buigt crimineel en mensonwaardig is: gedwongen verplaatsingen, problematische en onzekere woonomstandigheden, verscheurde levensverhalen en gebroken families. In de mooiste passage van het essay wijst ze erop hoe belangrijk het vertellen van dit verhaal is om het te kunnen begrijpen: ‘zolang het verhaal nog verdergaat, is het enige wat je kunt doen het steeds opnieuw vertellen terwijl het zich opsplitst, met zichzelf in de knoop raakt’. Luiselli schrijft om haar verontwaardiging te delen en om meer van de zaak te begrijpen. Ze voelde zich aangespoord dit verhaal te vertellen ‘door een combinatie van woede en helderheid’. Het essay lijdt echter onder een teveel aan woede en een gebrek aan helderheid.

Emotionele vertroebeling

Dat gebrek zit ten eerste op het niveau van de taal. De beelden die Luiselli gebruikt zijn vaak te braaf of te ongeïnspireerd om iets van het gewicht van de beschreven realiteit te vatten. Zo is het immigratieproces in de Verenigde Staten als een labyrint waarin er ‘mensen [zijn] die uiteindelijk een uitgang zullen vinden en anderen die daar niet in slagen’, of is de dreiging van de criminele bendes ‘als een monster onder het bed of op de hoek van de straat’. Daarbij komt dat Luiselli’s taalgebruik nogal vaak op het emotionele effect speelt, waardoor de argumentatie er al eens bij inschiet. Zoals Cyrille Offermans het perfect verwoordt, is het vaak alsof Luiselli zich niet kan ‘voorstellen dat iemand hen [de vluchtelingen] niet als slachtoffer […] zou zien’.

Bovendien kan het emotionele register de concrete werkelijkheid verduisteren. Luiselli besluit een opsomming van weinig opbeurende antwoorden – ‘MS-13 heeft mijn zus neergeschoten. Ze is dood. / Ja, mijn oom sloeg me vaak. […]’ – met: ‘Hoe voorspelbaar sommige antwoorden na maanden van ondervraging ook worden, niemand is er ooit echt op voorbereid om ze aan te horen’. Door die antwoorden echter van hun concrete verhalen te ontdoen worden ze als het ware emotionele interteksten: frasen waaraan een typerende emotionele waarde van verontwaardiging kleeft. Dat ontneemt het zicht op de realiteit van de kinderen, waardoor deze ontkoppeling van subject en expressie eerder bijdraagt tot de uitholling dan tot een heropleving van een collectief gevoel. Luiselli schrijft dat we allemaal ’ter verantwoording’ kunnen worden geroepen als we van deze kwestie wegkijken, maar zorgt de overmatig aanwezige sensationele representatie van leed (die Luiselli hier herhaalt) niet voor een disconnectie tussen ervaring, identiteit en actie. Ervaren we oprecht iets, of ervaren we iets zoals de representatie ons vertelt hoe we iets moeten ervaren en leidt dat niet net tot een onthechting van onze eigen ervaring? Dat is een historisch en algemeen probleem, maar een intelligent schrijfster als Luiselli zou zich anders tot dat probleem moeten kunnen verhouden.

Politieke vertroebeling

Luiselli probeert in dit essay uiteraard de concrete realiteit van de crisis te beschrijven, maar daarbij geeft ze blijk van een gebrek aan politieke helderheid. Te weinig slaagt ze erin, zoals een in haar lessen uitgenodigde spreker aanspoort te doen, haar emotionele kapitaal om te zetten in politiek kapitaal. Luiselli gaat heftig tekeer tegen de media die de ‘aankomst van de ongeregistreerde kinderen als een Bijbelse plaag’ beschrijven, tegen tendentieuze artikels in The New York Times of tegen ‘Thelma en Don Christie uit Tuscon’ die in hun strandstoel demonstreren tegen de immigranten. Verontwaardigd valt Luiselli het buitensporige karakter hiervan aan, maar daarmee heb je de redenen voor die buitensporigheid nog niet verklaard, laat staan uitgelegd waarom sommige instituten ze liever in stand houden.

Ook tegen murenbouwer Donald Trump gaat Luiselli in de coda tekeer, maar is haar vijand in dit essay niet veeleer de in gematigd progressieve kringen geliefde Barack Obama? Het is immers onder zijn beleid dat beslist werd om als antwoord op de crisis een priority juvenile docket in te stellen waarbij jeugdzaken prioriteit zouden krijgen bij de immigratierechtbank. Daardoor werd de tijd waarin minderjarige asielaanvragers een advocaat kunnen zoeken voor hun eerste hoorzitting verkort van twaalf maanden tot 21 dagen. Het gevolg is dat ‘kinderen in veel grotere aantallen en veel sneller uitgezet’ worden. Nogal tendentieus vermeldt de cover van het boek dat Vertel me het einde ‘de eerste must-read van het Trump-tijdperk’ wordt genoemd. Het lijkt er echter op dat dit boek een van de vele boeken is die aantonen hoe onder ’the first celebrity President’ voornamelijk de typische politiek werd gevoerd van wat nu hopelijk een ‘moribund centrism’ is.

Dit geeft al aan dat de bredere politieke context waarin deze vluchtelingencrisis plaatsvindt, weinig aandacht krijgt van Luiselli. Zo schrijft ze amper over de functie van grenzen en de belangen die staten erin hebben om ze – al dan niet met gebruik van geweld – in stand te houden. Het is in dat verband tekenend dat Luiselli op enkele uitzonderingen na niet praat over racisme. Grenzen consolideren machtsverschillen en economische ongelijkheid, wat verschillen in levenskansen voor verschillende bevolkingsgroepen impliceert. De vraag is dan op basis van welke mechanismen en van welke argumenten de dominante macht dit verschil legitimeert; een verschil dat grote delen van de wereldbevolking vandaag overbodig maakt en tot een illegale (non-)status veroordeelt. Luiselli’s attitude is op dat vlak soms te braaf: ‘De houding ten opzichte van minderjarige migranten is in de Verenigde Staten niet altijd schaamteloos negatief, maar over het algemeen is zij gebaseerd op een soort onbegrip of zelfgekozen onwetendheid’.

Enige naïviteit loert dan ook om de hoek. Wanneer Luiselli spreekt over het wijdverbreide netwerk van de criminele bendes op het Amerikaanse continent en de rol van de verschillende natiestaten in de totstandkoming daarvan, besluit ze:

één ding is overduidelijk: zolang alle betrokken regeringen – de Amerikaanse, de Mexicaanse, de Salvadoraanse, de Hondurese en de Guatemalteekse – hun verantwoordelijkheid in de oorzaken van de kinderexodus niet erkennen, zal de crisis niet kunnen worden opgelost.

Een dergelijke frase kan herhaald worden voor elk type crisis met de daarbij betrokken landen en verraadt dan ook vooral Luiselli’s politieke radeloosheid of onwetendheid. Dat maakt haar betrokkenheid en woede niet minder legitiem, maar een essayiste die over een dergelijke crisis schrijft, zou zich beter moeten informeren..

Zulke troebelheden zorgen ervoor dat het onduidelijk is welke strijd er moet worden geleverd. Luiselli lijkt die vraag van zich af te schuiven wanneer ze schrijft dat ze uitkijkt naar de generatie die nu student is: ‘Als we de komende jaren zien door te komen, zal dat zijn door deze jongeren die bereid zijn met hart en ziel te ijveren voor veranderingen’. Dat de jeugd van tegenwoordig van belang is om de muren af te breken zal wel zo zijn, maar net deze tijd toont met figuren als Jeremy Corbyn en Bernie Sanders tevens het belang van oudere en integere figuren. Vertel me het einde wijst op de behoefte aan overkoepelende verhalen waarin we kunnen wonen en zijn, maar is tegelijk een symptoom van het gebrek van een politiek overkoepelend verhaal.

Hans Demeyer

Valeria Luiselli, Vertel me het einde: een essay in veertig vragen (vert. Fiep van Bodegom & Merijn Verhulst)

Uitgeverij Karaat, Amsterdam, 2017, ISBN 978-94-924784-3-6 / 136p

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content