Walter van den Broeck: ‘Rapport-Adriaenssens leek wel een roman van De Sade’

Walter van den Broeck komt op dinsdagavond 10 november over zin en onzin van een literaire canon spreken. © Michiel Leen

Met ‘Het alfabet van de stilte’ werpt Walter van den Broeck zich op de problematiek van seksueel misbruik binnen de kerk. Michiel Leen sprak met Van den Broeck bij de boekvoorstelling in Mechelen.

Een afrekening met de Vangheluwes van deze wereld is de roman niet geworden, wel een verkenning van de vele motieven achter het schuldige zwijgen van familieleden, slachtoffers en opportunistische ritselaars.

Vanwaar per se een roman over kindermisbruik in de kerk?

Walter van den Broeck: Michael De Cock, directeur van het Mechelse theater ’t Arsenaal, speelde met het idee van een theaterproductie rond de misbruikaffaires in de kerk. Het leek me te gemakkelijk om enkel de pedofiele bisschop en zij slachtoffer op te voeren. Je veroordeelt dan wat er gebeurd is, er klinkt wat boegeroep en de kous is af, het kwaad is bezworen. Zo wérkt dat niet. Ik was ervan overtuigd dat de bredere context veel meer ter zake deed. Waarop Michael zei: “Schrijf dan zelf maar iets!” En dus voerde ik, zowel in de theatertekst als in de roman, al diegenen op die door de misbruikaffaire geraakt worden. De neef en zus van de bisschop, de achternicht die een scriptie schrijft en getuigen interviewt, een schimmige opportunist die aan zijn chantagepraktijken een comfortabel leventje overhoudt… Door die voorgeschiedenis als theatertekst kreeg de roman zijn huidige vorm, een opeenvolging van monologen.

Er wordt expliciet verwezen naar het rapport – Adriaenssens?

Van den Broeck: Ik heb dat rapport natuurlijk gelezen. Je komt telkens dezelfde verhalen tegen, van mensen die misbruikt zijn en daar jaren onder hebben geleden; pas decennia later doorbreken ze het stilzwijgen. Voorts heb ik in de roman met dat rapport zelf niets gedaan.

De studie van Adriaenssens sloeg destijds in als een bom. Welke indruk maakte dat rapport op u bij verschijnen?

Van den Broeck: Je moet weten dat er op dat vlak vroeger wel wat straffe verhalen circuleerden – niet dat ik ze zelf heb meegemaakt. Maar sinds het misbruik aan het licht zijn gekomen, vertellen vrienden me in alledaagse conversaties vaak over wat hen overkomen is. Ook tegen mij hebben ze er jarenlang over gezwegen. Dat de verhalen zo talrijk waren, verraste mij. Als je alle gevallen op een rij zette, leek het wel een roman van markies de Sade, of een psychiatriehandboek met honderden casussen. Deprimerende lectuur, kortom. Het hek was van de dam, en eindelijk werden die verhalen serieus genomen. Dat was vroeger wel anders. Over dergelijke dingen werd gezwegen. Erover praten een zonde tegen de overkoepelende moraal. Wie nog maar durfde te suggereren dat een priester zoiets deed, kreeg er thuis waarschijnlijk enkele rake klappen bij. Dat aspect komt ook in de roman aan bod: zelfs wanneer de oermoeder ontdekt dat haar zoon de waarheid spreekt over ‘nonkel Bisschop’, blijft ze zwijgen.

Kwam er niemand op het idee om die ‘straffe verhalen’ eens te checken?

Van den Broeck: Het waren van die ‘kom-eens-naar-mijn-kamerverhalen.’ Zelf kom ik uit het rijksonderwijs, ik heb met dat hele katholieke internaatsleven nooit wat te maken gehad. In ons dorp woonden wel twee pedofielen, al bestond dat woord toen nog niet. Van eentje was geweten dat hij graag kleine jongetjes zag, al is het maar de vraag of hij ook echt iets deed met die kinderen. Mensen vonden dat verdacht, maar ook niet meer dan dat. Die man mocht ieder jaar overal Sinterklaas spelen. Ik heb nog tussen zijn dijen gestaan, waarbij hij me in zijn prachtige Sinterklaaskostuum aanmaande om na school braaf naar huis te gaan. Zo ging een kleine gemeenschap toen om met een pedofiel geaarde man. Vandaag is dat ondenkbaar.

Hoe vind je de juiste toon om van die problematiek literatuur te maken?

Van den Broeck: Er is in deze zaak niet zoiets als het grote gelijk. Er wordt wel gestigmatiseerd bij de vleet: zijn het de ouders? Zijn het de opvoeders? Zo simpel is het niet! Ik stel vast, ik oordeel niet. Ik laat mensen aan het woord die gekwetst zijn, maar evenzeer een personage dat een relatie had met een priester – leraar en dat als een verrijking beschouwt. Zulke relaties hebben ook bestaan, en ze maken het plaatje meteen heel wat complexer.

De grote verrassing kwam toen ik het lemma ‘pedofiel’ opzocht in de laatste gedrukte versie van de Winkler- Prins-encyclopedie. Die dateert van voor het Dutroux-tijdperk, en de definitie van pedofilie die daar wordt gehanteerd, verraadt minstens evenveel deernis voor de pedofiel als voor het slachtoffer. Vandaag lijkt dat onvoorstelbaar. Etymologisch is een pedo-fiel een ‘vriend van het kind.’ In de jaren ’60 en ’70 kon iemand als Astère-Michel Dhondt ronduit uitkomen voor zijn pedofiele geaardheid. Ouders werd aangeraden om met hun kinderen in bad te gaan. Maar sinds Dutroux sloeg de pudeur toe, de omslag is compleet. Pedofilie staat enkel nog gelijk aan kinderverkrachting. Je zal vandaag de dag maar met kinderen werken, laat staan een kind aanraken: dat is al bij voorbaat verdacht.

In de roman beschrijft u ook de instorting van het stolp-achtige katholicisme van die jaren. Suggereert u dat de verhalen die nu boven komen, samenhangen met die instorting?

Van den Broeck: Een van de personages is een priester die zijn houvast verliest wanneer het misbruikschandaal losbreekt. Hij is kwaad, beschaamd, durft zijn parochianen niet meer onder ogen te komen omwille van het misbruik dat ‘zijn’ bisschop heeft begaan. Zelf heeft die priester alle verleidingen steeds weerstaan: “Leid mij niet in bekoring!” Zijn wereld stort in.

De invloed van de kerk is afgenomen, en nu durven mensen voor het eerst zeggen dat het hen ook overkomen is. Dan is de vraag: onder welke druk zitten de jongeren vandaag? Elk tijdsgewricht heeft zijn grote en kleine regeltjes om het geheel bij elkaar te houden, waartegen je in ’t groot en ’t klein kunt zondigen, met grote en kleine straffen. Wie weet wat er over dit tijdsgewricht nog naar boven komt? Over welke misbruiken spreken we binnen veertig jaar? Mijn roman draagt geen oplossingen aan. Het is niet omdat iedereen zich over het misbruik heeft uitgesproken, dat het daarmee opgelost is. Voor de eigen state of mind van die sprekers is het een verlossing, maar of er minder kinderen misbruikt zullen worden?

De spilfiguur in het verhaal is de jonge studente Kristien. Is dat om lezers die zelf nog niet geboren waren ten tijde van de misbruiken, het idee te geven: “Je hebt er geen idee van hoe het er toen aan toe ging?”

Van den Broeck: Romantechnisch was een scriptiestudente interessant, omdat zij geloofwaardig mensen kan interviewen en dergelijke. Eigenlijk heeft zij met de hele misbruikzaak niets te maken. Zij weest van niks. Pas wanneer ze mensen gaat ondervragen, gaan haar ogen open.

Bent u zelf met slachtoffers gaan praten?

Van den Broeck: Niet speciaal; zoals gezegd kwam kennissen de laatste jaren spontaan met hun verhaal. Ik had de gruwelijkste details kunnen opschrijven, maar waartoe zou dat geleid hebben? Het afschaffen van de pastoors? Ze zijn al met zo weinig ! Ik weet ook niet of ik zelf per se in dat strijdgewoel moet gaan staan. Vandaag zijn er echter heel wat organisaties die de slachtoffers bijstaan. Al is de strijd nog niet ten einde. Kijk maar naar de nasleep van operatie Kelk. Het zwijgen is nog niet voorbij.
De hysterie rond de berichtgeving heeft me wel geërgerd. Dat geldt voor elk onderwerp met een spektakeltitel, en we trappen er telkens in. Ik heb op een veel neutralere toon een stand van zaken opgemaakt, in romanvorm.

Bent u niet bang om in de nasleep van deze roman zelf een zoveelste stem in het geschreeuw te worden?

Van den Broeck: Dat hangt puur van mezelf af. Misschien werp ik me morgen op de Tachtigjarige Oorlog, dan stelt dat probleem zich vast niet. Dit verhaal is mij komen aanwaaien, via de suggestie van Michael De Cock. Anders had ik er misschien nooit aan gedacht om een theatertekst en een roman te schrijven over het misbruik in de kerk. Maar om nu mee oorlog te gaan voeren? Dan heb je teksten nodig, verklaringen, PV’s. Die zijn er intussen, dat is allemaal al gebeurd. Wie ben ik, die vandaag hierover schrijft en morgen over iets anders, om me daarop te gooien? Die ambitie heb ik niet meer.

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content