Vladimir Vojnovitsj 80: het bewogen leven van een Russische satiricus

Vandaag wordt de grote Russische schrijver Vladimir Vojnovitsj tachtig jaar. In zijn satirische romans en essays schetste hij een ongezouten beeld van de Sovjetmens en zijn leiders.

In 1968 kreeg hij publiceerverbod. De Russische geheime diensten legden zijn telefoon plat, gooiden hem uit de schrijversbond en probeerden hem te vergiftigen. Over die laatste ervaring schreef hij ‘Een incident in Hotel Metropol’. Moegetergd vestigde Vojnovitsj zich in 1980 in het Duitse München, waar hij nog altijd woont.

Als jongeman wilde Vojnovitsj het voorbeeld van zijn vader volgen. Maar die vader, een journalist, had als schrijver gefaald omdat hij weigerde propagandistische literatuur te fabriceren. De zoon nam zich voor te slagen. Na Stalins dood in 1953 wilde Vladimir Vojnovitsj op z’n eenentwintigste gaan studeren aan het Moskouse Gorki-instituut voor aankomende schrijvers. Hij werd afgewezen. In zijn protesttelegram repliceerde hij: ‘Ik ben niet blij met uw antwoord, maar ik ben er niettemin zeker van dat ik ooit een schrijver zal zijn.’

Om aan de kost te komen werkte Vojnovitsj als timmerman op een werf in Moskou. Later meldde hij zich nog eens aan bij het Gorki-instituut. Eerst slaagde hij in zijn examen, maar op de valreep werd hij weer afgewezen omdat een van de examinatoren dacht dat hij een jood was.

In 1960 verbleef Vojnovitsj drie maanden in een kolchoz in Kazachstan. Over die ervaring schreef hij de korte roman ‘Wij wonen hier’. In september 1960 stapte hij met het manuscript naar ‘Novy Mir’, het beste literaire magazine dat destijds in de Sovjet-Unie verscheen. Het verhaal werd meteen door hoofdredacteur Alexander Tvardovski, die toen voor jonge ambitieuze schrijvers een halve god was, aanvaard. Vanaf januari 1961 begon het verhaal in afleveringen te verschijnen.

Vojnovitsj’ succes was van korte duur. Hij ondertekende immers enkele petities ten voordele van de dissidente schrijvers Joeli Daniel en Andrej Sinjavksi, tegen wie onder partijleider Leonid Brezjnev een proces werd gevoerd. Ze werden veroordeeld tot respectievelijk vijf en zeven jaar dwangarbeid. Vojnovits’ boeken werden in 1968 verboden in de Sovjet-Unie. In 1974 werd hij uit de schrijversbond gegooid.

In het westen brak Vojnovtisj door met de satirische roman ‘De merkwaardige lotgevallen van soldaat Ivan Tsjonkin’, die in 1975 in Parijs verscheen. Zelf noemde hij het een boek over het best bewaarde geheim in de Sovjet-Unie: het reële, alledaagse leven van de Sovjetmensen. In december 1980 vertrok hij met vrouw en kind in ballingschap naar Duitsland en vestigde zich in München.

In zijn roman ‘Monumentale propaganda’ (2000) beschrijft Vojnovitsj het leven van Aglaja Stepanovna Revkina, een oude vrouw die meer dan veertig jaar na de dood van de dictator nog steeds geen afstand wil doen van haar Stalin-verering. Vojnovitjs is allergisch voor personencultus. Dat geldt ook voor Vladimir Poetin, uit wiens handen hij nochtans in 2001 de Russische Staatsprijs voor Literatuur ontving. Toen ik hem daar tien jaar geleden in zijn Münchense flat over aansprak en hem vroeg of hij zich over die onderscheiding niet een beetje schaamde, antwoordde hij: ‘Waarom zou ik? Vroeger kreeg ik alleen straf voor mijn boeken. Dat ik er plots voor beloond werd, was voor heel Rusland een verrassing. Ik kreeg de Staatsprijs uitgerekend voor “Monumentale propaganda”, een roman waarvan ik zeker weet dat Poetin, die een ex-KGB’er is, niet houdt.’

In de satire ‘Moskou 2042’ uit 1986 ontwierp Vojnovitsj een kritisch portret van de schrijver Alexander Solzjenitsyn, die in het boek wordt opgevoerd als Sim Karnavalov, een emigrant die zijn terugkeer naar Rusland voorbereidt. Toen ‘Moskou 2042’ verscheen, waren veel lezers verbolgen omdat ze vonden dat Solzjenitsyn in dat boek als het ware door Vojnovitsj was vermoord. Later, in een essay over Alexander Solzjenitsyn, noemde Vojnovitsj de schrijver van de ‘De Goelag Archipel’ grof, arrogant, verwaand en extreem leugenachtig: ‘De man die nooit een leugen zou accepteren, hing na het verschijnen van “Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj” dagelijks aan de telefoon van Nikita Chroesjtsjovs’ secretaris om de Sovjetleider te vleien. Hij zong de lof van de communistische partij die volgens hem onmisbaar was voor het functioneren van de samenleving!’

Ten slotte: toen Vojnovits in het begin van de jaren zestig voor de Moskouse radio werkte, schreef hij ook de tekst voor het beroemde kosmonautenlied ‘Veertien minuten voor de start’ (14 ????? ?? ??????).

Piet de Moor

De romans van Vladimir Vojnovitsj verschenen bij Meulenhoff.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content