Tim Birkhead – De wijsheid van vogels en Kester Freriks – De valk

Voor wie de wereld graag van een afstand bekijkt en analyseert, zijn twee nieuwe vogelboeken absolute musts. Over geniale dwalingen op de weg naar kennis, en over de lyriek van de valkerij.

Tim Birkhead – De wijsheid van vogels
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 480
ISBN: 978-90-234-3604-1

Kester Freriks – De valk
Uitgeverij: Athenaeum – Polak & Van Gennep
Aantal pagina’s: 223
ISBN: 978-90-253-6382-6

Net voor aanvang van de Darwinfestiviteiten in 2009 verscheen een boek dat in hoge mate de impact en immer geldende kracht van de evolutieleer van Charles Darwin illustreert. Sterker nog, het boek toont hoe het pad werd geëffend door uitgerekend een protestantse natuurkundige, die niet twijfelde aan Gods volmaakte creatie.

Het is geen toeval dat het om een boek over vogels gaat. Het is tenslotte allemaal met vogels begonnen, meer bepaald met vinken op de Galapagoseilanden, vandaag darwinvinken geheten.

Maar laten we dichter bij huis beginnen.

Neem de zwaluw. Ooit woedde onder ornithologen een felle discussie over de trek van de zwaluw. Doordat sinds de zestiende eeuw bekend was dat vleermuizen in ’torpiditeit’ overwinteren in holen en spleten – koud en verstijfd dus om energie te sparen -, nam men aan dat ook zwaluwen en andere soorten zich tijdens de wintermaanden verstopten, soms onder water, op de bodem van vijvers!

Raad kwam, hoe paradoxaal ook dít mag klinken, uit de hoek van de gekooide zangvogels, die in de winter kou noch honger beleefden, en niettemin in voor- en najaar een onverklaarbare opwinding vertoonden. Met kracht, dagenlang, vlogen zij tegen de tralies op. Tot het plots weer voorbij was. ‘Zugenruhe’, of trekonrust. Later werd een direct verband aangetoond tussen de duur van de trekonrust en de afstand die de vogel bij de trek te overbruggen had.

Tim Birkhead, hoogleraar diergedrag en wetenschapsgeschiedenis aan de universiteit van Sheffield, maakt in De wijsheid van vogels terecht de kanttekening dat in die tijd aderlatingen aan de orde van de dag waren en veel mensen in draken en eenhoorns geloofden. Achteraf is het makkelijk praten. ‘Zodra een idee geuit wordt, lijkt het vaak of het er altijd al is geweest.’

Deze zin lijkt erg van toepassing op het hele boek. Op een fascinerende wijze wordt de geschiedenis van de ornithologie beschreven, en daarmee hoe de meest algemene kennis over vogels die wij vandaag bezitten, langs ettelijke opzienbarende, soms geniale dwalingen van territoriale ornithologen tot stand is gekomen. Tegelijk impliceert deze lange tocht dat de wijsheid die we vandaag in pacht menen te hebben, morgen misschien herzien zal moeten worden.

Birkhead laat de moderne ornithologie beginnen met de Brit John Ray, die in 1676 Ornithologia publiceerde, de eerste natuurwetenschappelijke vogelencyclopedie. Eigenlijk was Aristoteles, in de vierde eeuw voor Christus, met zijn Historia Animalium de echte grondlegger: ‘modern’ omdat zijn bevindingen goeddeels gebaseerd waren op eigen waarneming – vrij bovendien van christelijke dogma’s, die eeuwen later eeuwenlang een klare kijk op de natuur en haar schepselen ernstig zou belemmeren.

Eind zeventiende eeuw begon de mystieke nevel wat op te trekken. Het was de periode van de fysicotheologie, waar John Rays The Wisdom of God (1691) perfect bij aansloot. Zoals het woord aangeeft, probeerden fysicotheologen God en natuur te verenigen.

Ray stelde een volmaakt ontworpen natuur vast, met dieren die, in Gods voorzienigheid, wonderbaarlijk aan hun omgeving waren aangepast. Eenden had hij vliezen tussen de tenen gegeven, om beter te kunnen zwemmen, zwanen een lange hals om onder water planten te plukken et cetera.

Tegelijk botste de natuurkundige in Ray op vele vraagstukken. Waarom liet God vogels eieren leggen? Waarom liet hij sommige vogels zingen, vooral in het broedseizoen, en waarom de mannetjes en niet de vrouwtjes? Wat was de functie daarvan? Van welke ideale aanpassing was hier sprake?

Die pertinente vraagstelling – aanleiding voor Birkhead om zijn geschiedschrijving in thema’s zoals broedcyclus, trek, territorium, zang of sekse onder te verdelen – zou evolueren in Darwins theorie van de natuurlijke selectie.

Mooi is hoe uit De wijsheid van vogels blijkt hoe de interpretatie van natuurlijke selectie onder invloed van de microscoop en de ontdekking van hormonen en DNA, evolueerde van soort-bescherming via het individueel belang naar Richard Dawkins’ zelfzuchtige genen.

Darwin zelf had het evenmin altijd bij het rechte eind. Mannetjes kampen niet om een vrouwtje, maar om een territorium waarmee het vrouwtje tot paren en broeden kan worden verleid. Wel kiest het vrouwtje de partner. De preutse, victoriaanse Darwin wilde echter horen noch gewagen van enige promiscuïteit bij vrouwtjes! Niettemin ging zijn befaamde seksuele selectie postcopulatief verder in een furieuze strijd tussen concurrerende spermato-zoïden.

Maar De wijsheid van vogels is eerst en vooral een hommage aan John Ray. Hoewel het nog tot halfweg de twintigste eeuw zou duren vooraleer ornithologen, zonder wetenschappelijk gezichtsverlies te lijden, het natuurkundig museum, de kooien en het geweer zouden verruilen voor een verrekijker en wellingtons, is het aan The Wisdom of God te danken dat sommige onderzoekers vogels gingen bestuderen in hun natuurlijke omgeving. Tot op Galapagos toe.

‘Ik draag laarzen en een groen legerjack. De zwarte verrekijker van het merk Zeiss Jena heeft een sterkte van 7×50. Bij elke stap door de ruigte trekt de kijker aan de smalle, leren riem om mijn hals. (…) De twee grote lenzen aan de voorzijde zijn bolrond en zwartblauw van kleur. Ze lijken op valkenogen. Dezelfde donkere glans erin.’

De Nederlandse schrijver Kester Freriks vindt op dinsdagochtend 3 oktober 1972, wandelend in de Engbertsdijkvenen, een gewonde slechtvalk. Hij is achttien, en staat op een keerpunt in zijn leven.

Thuis laat hij de valk met rosbief aansterken. Omdat een valk jaagt op zicht, moet hij haar huiven om haar tot rust te brengen. Hij loopt naar de boekhandel en koopt alles wat er over valken te vinden is. ‘Valkerij heeft haar eigen literatuur.’

Het is de beginzin van de Bibliotheca Accipitraria , een naslagwerk van James Edmund Harting uit 1891, dat alle boekwerken over de valkerij catalogiseert. Ook de jonge Freriks legt een bibliotheek aan. Hij raakt in de ban van de valk én de literatuur die de ‘engelen gods’ beschrijft.

In het voorwoord van De valk verklaart Freriks de twee onverenigbare werelden van wilde vogels en valkerij in één boek te hebben samengebracht. Mij dunkt dat zijn prestatie deze samenkomst overstijgt. En dat heeft alles met Freriks pen te maken.

Doordat de valkerij en het ‘weidespel’ de geliefkoosde ontspanning was van koningen, keizers en edellieden, is de literatuur erover rijk en lyrisch. De falco perigrinus stond in hoog aanzien; burgers mochten hem niet aanraken. Precies daarom werden valkeniers van lage komaf, voor de tijd van hun dienst aan het hof, in de adelstand verheven.

Staatshoofden deden elkaar valken cadeau. Zijn status had de slechtvalk mede door zijn uiterlijk verworven. Door zijn zwarte koptekening lijkt het of hij ridderlijk is gehelmd, en op de vuist van zijn meester blijft hij onverminderd soeverein, met hoge, brede schouders. Zijn lederen huif is getooid met ‘aigrettes’, praalveren van zijn geslagen prooien.

De jonge Freriks verzorgt zijn valk en verdiept zich in de boeken van meestervalkeniers, die uitleggen hoe en met welke attributen een wilde valk zeeg kan worden gemaakt.

Freriks de schrijver lijkt zich bij momenten te verlustigen in het welluidende jargon van weleer: langveter, draal, drossen, sprenkel, tersel, smeltsel, muiten of takkeling – het is alsof hij niet de valk maar de lezer een loer draait (touw met lokaas, vermomd met veren van de prooi waar de eenmaal getemde valk op jagen moet), tot de woordenschat ons zeeg heeft gemaakt voor het boek, en men hongert naar meer.

Freriks taal is nooit barok of pathetisch, maar des te poëtischer. Hij bezoekt lusthoven en jachtkastelen uit het verleden, beschrijft de opkomst en teloorgang van de valkerij, toont ons de methodiek en de traditie, en de weerklank in de kunst.

Aan het einde van de gevarieerde maar altijd elegante vlucht van De valk , als de jonge Freriks zich vermant om zijn eerste liefde de vrijheid weer aan te leren, wordt de hemel ineens ondraaglijk leeg.

Goddank is De valk , evenzeer als De wijsheid van vogels , schitterend uitgegeven, verlucht met historische illustraties waarnaar men kan kijken wanneer men het belieft.

Peter Terrin

Partner Content