Thomas Mann en het burgerdom dat ons had kunnen redden

Benno Barnard over de ondergang van het betere (Duitse) burgerdom als oorzaak van de huidige Europese beschavingscrisis.

Toen het katholicisme op het humanisme botste, ontstond de reformatie, die om de Kerk heen begon te wentelen en haar bescheen – precies zoals de maan uit de aarde werd losgemaakt toen zij lang geleden op een ander hemellichaam botste. Idem dito met het ancien régime en de Verlichting: sindsdien cirkelt het zich emanciperende burgerdom rondom de macht. En zo vallen er nog wel een paar vergelijkingen te maken. Maar de synthese geheten de verzorgingsmaatschappij – zelf het resultaat van de botsing tussen socialisme en kapitalisme – is na een halve eeuw op de massa-immigratie geknald, en nu beleven we de vruchteloze dialectiek van het populisme versus het multiculturalisme, zonder dat er aan de kim een nieuwe zinvolle synthese opdoemt. Ik althans ontwaar in de verte alleen maar het rood van toekomstige bloedbaden.

Meer en meer raak ik ervan overtuigd dat Europa zijn huidige lamentabele toestand te danken heeft aan de ondergang van het Bildungsbürgertum. Het intellectuele burgerdom dat ons had kunnen redden, het burgerdom zoals dat rond 1900 bestond, dat in zijn vleesgeworden toestand Thomas Mann heette, dat in zijn beste ogenblikken iemands intellectuele prestaties hoger schatte dan zijn familienaam – dat burgerdom is eerst en vooral een Duitse uitvinding, daarom draagt het ook een Duitse naam (de Franse taal is op dit punt verwarrend, omdat een citoyen iets anders is dan een bourgeois, en het Engels heeft er geen eigen woord voor).

Weliswaar was het jonge Duitse keizerrijk één grote, door feeërieke lichtjes omrankte zakelijke onderneming, een rijk dat dat hoon van Nietzsche beslist verdiende – maar evengoed was dit imperium in wetenschappelijk, industrieel, sociaal en artistiek opzicht superieur in Europa. En die superioriteit werd gedragen door een brede klasse van ontwikkelde burgerheren, achter wie een in korset geregen vrouw verrees, tot dame verfijnd met behulp van een donkere japon. Gewoonlijk kon zij zich een dienstmeisje permitteren, zodat ze tijd had om zich aan haar eigen ontwikkeling te wijden, bijvoorbeeld door in een speciaal cahier haar favoriete gedichten over te schrijven.

Het betere burgerdom is allereerst door de Duitsers zelf om zeep geholpen. De koppige romantische verheerlijking van het militarisme maakte het ook vele welopgevoede, regelmatig klavierspelende Duitsers onmogelijk in 1918 deemoedig te erkennen dat de oorlog niet zo’n geweldig idee was geweest – in plaats daarvan waren ze boos op de vrede. Het vervolg is bekend. Vooraan in de rangen van het personeel in Auschwitz stond de rancuneuze kleine burgerman, de door jaloezie verteerde, ongetalenteerde, niet tot nobele zelfbeheersing capabele Spiessbürger: de kwaadaardige dwerg die ongemerkt uit het duister onder de japon was ontsnapt.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog, en nog geruime tijd nadien, had ook Thomas Mann zijn antithese, in de persoon van zijn broer Heinrich, die de Pruisische kwaal van het militarisme in zijn geschriften met grote ijver bestreed. In 1918, nog tijdens de eerste Europese zelfmoord, publiceerde Thomas Mann zijn ‘Betrachtungen eines Unpolitischen’, een nogal stuitend geniaal boek, dat de Duitse oorlogsinspanningen als noodzakelijk verdedigde op basis van een conservatief geloof in de ongelijkheid. In zijn dagboek noteert de tovenaar op 16 september 1918: ‘Wat wil men? De Goethe-, Luther-, Frederik- en Bismarck-ervaring er bij ons uitdrijven, opdat wij “onze plaats innemen in de democratie”. Ik betreur geen woord van de Betrachtungen.’

Flink gesproken, Herr Mann! En het geloof in de ongelijkheid deel ik met u, maar uw afkeer van de democratie – uw angst voor de Spiessbürger en zijn gebrek aan beschaving – speelt zich af in een soort roesachtige, door gedreun van Richard Wagner begeleide doodscultus, die voor mij onnavoelbaar is. Uw hang naar de afgrond, zoals ervaren in uw comfortabele villa te München, is (en vergeeft u mij de formulering) alles bij elkaar toch vooral deutschtümelnde flauwekul.

Golo Mann herinnert zich anno 1985 hoe zijn vader in de periode van het schrijven aan de Betrachtungen de krijgszuchtige patriarch uithing: ‘Thomas Mann werd in de loop van de oorlog steeds nerveuzer en driftiger. Hij zat aan het hoofd van de tafel en dronk Kriegsbier uit een zware, verzilverde oud-Duitse beker (…) en was zeer onaangenaam.’

Ik ben geen kind aan huis in de Berggasse te Wenen, maar zou de oorzaak van de huiskamertirannie van deze latente homoseksueel niet heel gewoon seksuele nood kunnen zijn geweest? Onbevredigdheid leidt tot onvrede en de hoogste vorm van onvrede is oorlog. Al in zijn opstel over Frederik de Grote van Pruisen had Thomas Mann blijk gegeven van zijn inzicht in de samenhang tussen seksuele onthouding bij de man enerzijds en oorlog dan wel oorlogszuchtige teksten anderzijds. In dat stukje naturalistische geschiedschrijving verklaart hij de volgehouden oorlogszucht van de ‘vrouwenhater’ (Frederik) uit diens seksuele onthouding. Over de seksuele moraal die Frederik aan zijn officieren oplegde, schrijft Thomas Mann: ‘De heren, zei hij, moesten hun geluk in de sabel vinden en niet in de –. In het jaar 1778 was van de vierenzeventig officieren van een dragonderregiment er niet eentje getrouwd.’

Een bende homo’s met een zwaard dus, die Pruisen – het lijken wel Taliban, maar dan met iets meer zelfbeheersing. (Wie onlangs de documentaire over Afghaanse ‘dansjongens’ gezien heeft, kinderen die seksueel misbruikt worden door dezelfde krijgsheren die vrouwen in gewaden met tralies stoppen, zal begrijpen wat ik bedoel.)

Pas toen de nazi’s de straten begonnen te vullen, zou Mann Vater op de schans van de democratie klauteren, die weliswaar geen adeldom van de geest garandeerde, maar de banaliteit van de veel te velen tenminste ontdeed van haar potentiële agressie. Alleen moest hij voor democratie wel uitwijken naar Amerika, want in Duitsland had die bestuursvorm het afgelegd tegen de Jodenhaat en de rancune. En een vergelijkbaar gevaar bedreigt de democratie in de eenentwintigste eeuw, nu het fascisme is teruggekeerd in de gedaante van het antifascisme, dat zijn lot heeft verbonden aan een antisemitische veroveringsleer. Dat bedoelde ik met die ’toekomstige bloedbaden’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content