Benno Barnard

The Second Coming

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

In 1914 was Kerstmis definitief voorbij. Benno Barnard buigt zich over een gedicht van Yeats en legt uit waarom.

The Second Coming

Turning and turning in the widening gyre
The falcon cannot hear the falconer;
Things fall apart; the centre cannot hold;
Mere anarchy is loosed upon the world,
The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
The ceremony of innocence is drowned;
The best lack all conviction, while the worst
Are full of passionate intensity.

Surely some revelation is at hand;
Surely the Second Coming is at hand.
The Second Coming! Hardly are those words out
When a vast image out of Spiritus Mundi
Troubles my sight: somewhere in sands of the desert
A shape with lion body and the head of a man,
A gaze blank and pitiless as the sun,
Is moving its slow thighs, while all about it
Reel shadows of the indignant desert birds.
The darkness drops again; but now I know
That twenty centuries of stony sleep
Were vexed to nightmare by a rocking cradle,
And what rough beast, its hour come round at last,
Slouches towards Bethlehem to be born?

W.B. Yeats
Uit: ‘The Collected Poems of W.B. Yeats’ (Macmillan, 1973)
________________________________________________________________


De Wederkomst Zwenkend en zwenkend in steeds wijdere kring kan de valk de valkenier niet horen; dingen vallen uiteen; het centrum houdt het niet en louter anarchie is op de wereld losgelaten; het bloed-vergifte tij is losgelaten, en overal wordt de ceremonie van de onschuld verdronken; de besten missen elke overtuiging, terwijl de ergsten vol zijn van een hartstochtelijke kracht. Zeker is er een openbaring in aantocht. Zeker is de Wederkomst in aantocht. De Wederkomst! Net is dat woord eruit of een reusachtig beeld uit de Spiritus Mundi verontrust mijn blik: ergens in zand van de woestijn beweegt een vorm met leeuwenlijf en mensenhoofd, een lege blik, meedogenloos als de zon, zijn trage dijen, terwijl overal rondom schaduwen draaien van verontwaardigde vogels. Het donker valt weer; maar nu weet ik dat twintig eeuwen van versteende slaap tot nachtmerrie worden gekweld door een bewogen wieg, en welk rauw beest, zijn uur nu eindelijk gekomen, schuifelt naar Bethlehem om te worden geboren? Vertaling Jan Eijkelboom
Uit: ‘Al keert het grote zingen niet terug’ (Wagner & Van Santen, 1999)

Het is niet erg waarschijnlijk dat iemand vandaag de dag nog een gedicht zo zou durven te noemen. De matrix van onze beschaving dekt de werkelijkheid niet meer: uit onderzoek blijkt dat de meeste kinderen uit nette burgerlijke gezinnen helemaal niet weten wat er met Kerstmis wordt gevierd. Hoe zou je een notie van de Wederkomst kunnen hebben als je niets van de Komst weet? Of van de Antichrist, hier voorgesteld als de Sfinx, zonder de Christus?En wie de Sfinx is weet je dan waarschijnlijk ook niet.

Het continuüm van onze beschaving is met andere woorden afgebroken, en die notie van de terugkomst van Christus is daar een pregnant voorbeeld van. Je kunt de christelijke moraal van alles aanwrijven, een neiging tot seksuele vreugdeloosheid bijvoorbeeld, maar in al haar klungeligheid en prekerigheid gaf de christelijke traditie toch aan iedereen dezelfde elementaire gedragsregels door, die ook een ongeletterde kon begrijpen.

Wanneer begon het einde? In 1914 natuurlijk, toen het Edwardiaanse tijdperk en de Belle Epoque op het Duitse Bildungsbürgertum botste, drie vormen van westerse beschaving, die werden gedragen door een brede klasse van ontwikkelde burgerheren, achter wie een in korset geregen vrouw verrees, tot dame verfijnd met behulp van een donkere japon. Gewoonlijk kon zij zich een dienstmeisje permitteren, zodat ze tijd had om zich aan haar eigen ontwikkeling te wijden, bijvoorbeeld door in een speciaal cahier haar favoriete gedichten over te schrijven. De wereld begon te vergaan toen dames ophielden een gedichtenschrift bij te houden.

Op het moment dat ik dit opschrijf is de recentste actualiteit die van de rellen in de Engelse grote steden, concentratiegebieden van armoede, achterlijkheid en moreel verval.

Engeland is tientallen jaren door socialisten geregeerd geweest, maar verbazingwekkend genoeg zijn die er nooit in geslaagd de arbeidersklasse tot een behoorlijk peil van beschaving en welstand te verheffen. Labour heeft zich stelselmatig schuldig gemaakt aan het materialiseren van alles (wat voor historisch-materialisten wellicht logisch is), en zo de hebzucht gestimuleerd die rechts op zijn beurt – en stuitend genoeg – als geloofsartikel belijdt.

Maar de moderne Verelendung is niet alleen sociaal, ze is bovenal moreel. Labour vindt namelijk dat arbeiderskinderen op bijvoorbeeld seksueel gebied helemaal geen morele noties hoeven te hebben; dergelijke opvattingen zijn immers elitair en conservatief. Je zorgt gewoon voor een condoomautomaat op school. En zie, het aantal zwangere tieners is duizelingwekkend.

Tijdens de rellen verklaarde een pubermeisje, strontzat van de gestolen wijn, voor de radio het volgende: ‘Het is de fout van de regering. Conservatieven, of wie het ook zijn, ik weet het niet. Daar gaat het niet eens om, het is om te laten zien dat wij kunnen doen wat we willen.’ Een treffende analyse van het Zijn Wie Je Bent en Doen Wat Je Wil, de godsdienst van de voorbije veertig jaar.

Yeats schreef ‘The Second Coming’ in 1919, volgens sommige commentaren niet alleen in reactie op de voorbije oorlog, maar meer specifiek op de revolutie in Rusland. Er bestaat een vroegere versie met onder meer deze woorden: ‘And there’s no Burke to cry aloud…’

Edmund Burke was, zoals bekend, behalve onder mensen die opgewekt met hun tijd meegaan, de conservatieve filosoof die radicale veranderingen, zoals in het Frankrijk van eind achtiende eeuw, hartstochtelijk verafschuwde. Ik denk dat William Butler het over die rellen dus wel met me eens zou zijn geweest: het getuigt van een vreemde minachting voor arme mensen als je verkondigt dat ze aan het plunderen slaan omdat armoede nu eenmaal moreel besef uitsluit. Dat afgebroken continuüm heeft er veel meer mee te maken. Hele stadswijken vallen uit elkaar bij gebrek aan een midden van de dingen, zoals die onvergetelijke derde regel het uitdrukt.

In zijn ‘Verlorenes Ich’, een gedicht dat een wereldoorlog later is gepubliceerd, in 1948 namelijk, formuleert Gotfried Benn wat dat midden van de dingen eeuwenlang geweest is:

Ach, als sich alle einer Mitte neigten und auch die Denker nur den Gott gedacht, sie sich den Hirten und dem Lamm verzweigten, wenn aus dem Kelch das Blut sie rein gemacht, und alle rannen aus der einen Wunde, brachen das Brot, das jeglicher genoss -, oh ferne zwingende erfüllte Stunde, die einst auch das verlor’ne Ich umschloss.

In de vertaling van Huub Beurskens (Gottfried Benn, ‘Statische gedichten’, Meulenhoff, 2008):

Ach, toen iedereen rond een midden samenkwam en ook door denkers alleen de god werd uitgedacht, toen men uiteenging omwille van de herders en het lam, wanneer het bloed uit de kelk je reiniging had gebracht, en iedereen vloeide uit de ene wonde, brak het brood waarvan eenieder at -, o, verre dwingende vervulde stonde waarin ooit ook het verloren ik besloten zat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content