Tegen de psychologie

Men vroeg mij op de Boekenbeurs een korte lezing te houden over de volgende vraag: ‘Zijn alle boeken zelfhulpboeken?’

Er rees onmiddellijk een probleem. Want ik besefte dat ik niet goed wist wat zelfhulpboeken nu precies waren. Ik moest denken aan ‘jezelf zoeken’. Achter die lelijke term gaat een wereld van hedendaagse misvattingen omtrent de menselijke aard schuil. Die uitdrukking suggereert dat je wezen een object is dat je ooit ergens op de zolder of in de kelder van je existentie hebt opgeborgen, omdat je er geen raad mee wist. Maar als je je Zelf kunt zoeken, kun je dat Zelf ook vinden, nietwaar – en het vervolgens in je borst planten.

Via die domme strijdkreet associeerde ik ‘zelfhulpboeken’ met de troebele wereld van de therapie, waar de huwelijkstherapeut verandert in een echtscheidingsbegeleider zodra hij het huwelijk in kwestie kapot heeft behandeld.

Het leek me dat die zelfhulpliteratuur bedoeld was om psychologisch te doe-het-zelven, genre: ‘Gelukkig gescheiden’ of ‘Zelf onaneren’. Daarnaast bestonden er ongetwijfeld boeken over groepsdynamiek, succesvol ondernemen, en andere derivaten van het grote boerenbedrog der psychologie. Ik zocht naar bestaande titels en vond onder andere: ‘Mijn leven met borderline’, ‘De ideale vrouw is een bitch’, ‘Regel zelf je scheiding’, ‘Het geluk in jezelf’ en ‘Ga met je sterke punten aan de slag’. Kortom, het zag ernaar uit dat ik zelfhulpboeken terecht in verband had gebracht met mijn doodsvijand, de psychologie.

U moet weten dat de westerse beschaving eeuwen van bloedvergieten succesvol heeft doorstaan, dat zij tijdens die lange periode tot grote bloei is gekomen, maar dat één eeuw van psychologie ons aan de rand van de afgrond heeft gebracht.

Deze tranerige superstitie heeft ons moreel ondermijnd. Ze heeft de traditionele wijsheid en levenservaring in onze samenleving vervangen door de pathologie en ons veranderd in patiënten, terwijl haar wetenschappelijkheid nihil is. Hoe kun je nu geloven in een wetenschap vol stromingen en ideologieën die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden? De psychologie lijkt het protestantisme wel – geen wonder dat zij in Amerika zo populair is. Ik ben de antiklerikaal van die kerk, de atheïst, nee, de antichrist!

O, verwoestingen aangericht door de psychologie! Ze heeft ons vertroeteld als kleuters en ons tegelijkertijd beroofd van onze verantwoordelijkheidszin. De psychologie was de grootste bondgenoot van het heilloze denken dat de voorbije veertig jaar ons zelfrespect, onze trots en bij uitbreiding onze hele beschaving heeft uitgehold.

Dat verwerpelijke narcisme van ons heeft de religie vervangen. In de oude wereld was het zo, dat de betekenis van ons leven zich buiten onszelf bevond en de verantwoordelijkheid voor ons leven binnen onszelf. Maar er heeft zich een fatale omkering voltrokken: de psychologie heeft ons een nieuwe heilsleer aangepraat, een ideologie voor rijke, luie, verwende, nooit volwassen geworden mensen, die menen dat de betekenis van het leven in hun persoonlijke geluk schuilt en dat de omstandigheden verantwoordelijk zijn. Dat is namelijk wat het zo populaire woord depressie uitdrukt: u kunt er zelf niets aan doen als u te bedonderd bent om uw bed uit te komen. Ieder zuchtje van verveling noemt u depressie, wat uw lamlendigheid in minder dan een seconde tot een ziektebeeld sublimeert.

Ander voorbeeld: de echtscheiding als vorm van weldadige therapie. U kunt ten behoeve van uw persoonlijke ontplooiing maar beter scheiden van uw vrouw, ook al vond u haar drie jaar geleden nog aantrekkelijk genoeg om een kind mee op de wereld te zetten. U hebt meer ruimte nodig. Ook dat laatste is een populaire uitdrukking geworden. In wezen stelt zij het hedendaagse ik voor als een mini-Derde-Rijkje op zoek naar Lebensraum ten koste van anderen.

In de vooroorlogse jeugd van mijn ouders, toen de psychoanalyse nog een tijdverdrijf voor beter gesitueerden was, hadden mensen een ziel in plaats van een Zelf dat gezocht moet worden en op een piëdestal geplaatst zodra we menen het gevonden te hebben, zodra we menen ‘gelukkig’ te zijn.

Zei ik ziel?

Dat klinkt alsof ik – geboren onder Sartre, ellipsen zwevend in dat Melkweg geheten ejaculaat van Niemand – een kind van de vooroorlogse wereld ben. En zo voel ik het ook aan. Het interbellum was de sfeer van mijn ouders, iets onzichtbaars dat hen overal vergezelde, een ether waarin geborgenheid en dreiging een chemische verbinding waren aangegaan.

Nu, het zal u alles bij elkaar wel niet verbazen dat ik geen liefhebber ben van de psychologische roman. Nimmer heb ik van zo’n roman enige hulp bij mijn zelfhulp ontvangen, of anders gezegd: ik heb nog nooit iets zinnigs geleerd uit een psychologische roman. Hooguit heb ik genoten van de stijl of de informatie over een bepaald tijdvak die zo’n roman biedt, min of meer per ongeluk, op basis van de eenvoudige verdienste in een bepaald tijdvak geschreven te zijn namelijk.

Daarom vind ik ‘Madame Bovary’ zo’n saai boek. Zo modern als die door Emma Bovary gepreoccupeerde Emma Bovary is… Het enige interessante aan dat boek vond ik de nauwkeurige beschrijving van het leven op het Franse platteland voor en tijdens het Seconde Empire.

Maar ongetwijfeld lezen veel mensen lichtere of zwaardere psychologische romans omdat ze getroost worden door de treurige lotgevallen van hun soortgenoten. In die zin hebben dergelijke boeken een vorm van ‘zelfhulp’ te bieden. Alleen troosten ze mij niet.

Wordt vervolgd

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content