Socioloog Richard Sennett: ‘Het vermogen tot samenwerking van mensen die wezenlijk anders zijn, verzwakt’

© iStock
Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

De mens is een sociaal dier en dus werkt hij samen, want geen mens, bij of wolf kan alleen overleven. Maar het is niet omdat samenwerken natuurlijk is dat het makkelijk gaat. ‘Voor inspannende samenwerking is vaardigheid nodig’, schrijft socioloog Richard Sennett in zijn boek ‘Samen’.

Zoals wel vaker met vertalingen omvat de oorspronkelijke titel – Together: The Rituals, Pleasures, and Politics of Cooperation – het volledige, brede spectrum dat Sennett in zijn boek bespeelt.

Hij knoopt de overgang van de middeleeuwse naar de moderne wereld, de toenemende ongelijkheid, de vaardigheden van het ambacht en de huidige flexibiliteit van arbeid aan elkaar tot een sprankelende analyse van wat samenwerking is, hoe die zich ontwikkelt, waar die afkalft en waar herstel plaatsvindt.

Hij put daarbij uit zijn eigen onderzoek naar het leven en werk van backofficemedewerkers in de bankkantoren van Wall Street, maar ook uit zijn jeugdherinneringen.

Hij groeide op in socialewoningblokken in Chicago. Samenwerking was er een kwestie van overleven: je sloot je aan bij de bendes of je zocht een andere uitweg.

Zo was er de school waar de nonnen iedereen – blank of zwart – rigoureus over dezelfde kam schoren. Er waren ook het bushokje of het buurthuis – het Settlement House -, waar men zelf kon ontdekken wat men graag deed of waar men goed in was.

Samenwerking is hoe de mens in het leven staat, schrijft Sennett, en dat vraagt een subtiele beheersing van spreken, luisteren, gebaren, rituelen en gebruiken.

Opinies worden opgedrongen. Het is een grote archipel van wij-tegen-zij-uitingen

Richard Sennett

Empathie vs. sympathie

‘Het vermogen tot samenwerking van mensen die wezenlijk anders zijn, verzwakt’, meent Sennett. Conversaties op sociale media, parlementaire debatten, gesprekken op televisie: ze munten zelden uit in subtiliteit, de kunst van het luisteren of het zoeken naar overeenkomsten.

‘Op veel sociale netwerken heeft de sociale interactie eigenlijk helemaal niet zo veel om het lijf.’ Of nog: ‘Opinies worden opgedrongen. Het is een grote archipel van wij-tegen-zij-uitingen.’

Het debat is onze hoogste conversatievorm, terwijl de dialoog de meest opbouwende is. Alleen: het debat is gemaakt om te scoren, de dialoog om te begrijpen. Debat is duidelijk, dialoog soms ongrijpbaar.

Dialoog begint met luisteren en empathie. Dat laatste is alvast een pak nuttiger én complexer dan sympathie. Empathie vertrekt vanuit nieuwsgierigheid voor de ander, sympathie is het ‘ik voel met je mee’-antwoord van Bill Clinton. Mooi, lief, hartelijk, maar als samenleving ben je er verder niet zo veel mee.

Het is het verschil tussen een ontmoeting en een omhelzing, tussen oprechte interesse en een vluchtig contact. ‘Door empathie,’ schrijft Sennett, ‘kan een vakbondsleider – ja, het is vergezocht, maar het kan – leren van zijn achterban in plaats van te spreken in naam van zijn achterban.’

Samenwerken is werken

Hoe we onze arbeid organiseren, waar we werken, hoe kantoren en werkplaatsen eruitzien en hoe ze geëvolueerd zijn, is een weerspiegeling van hoe hoog of laag we samenwerking inschatten. Sennett heeft het daarbij over ‘de silo van de hedendaagse job’.

Mensen werken vaker naast elkaar dan met elkaar. Het klassieke voorbeeld is het mailverkeer tussen collega’s die twee bureaus van elkaar verwijderd zijn. ‘Isolement is de vijand van samenwerking’, schrijft Sennett. Maar ook het langetermijncontract tussen bedrijf, werknemer en collega’s is verdampt tot projectwerk.

Wanneer hij de notities die hij in 1970 in fabrieken maakte, vergelijkt met de interviews die hij afnam van goedbetaalde kantoorslaven – backofficemedewerkers op Wall Street – besluit hij dat samenwerking als principe wordt toegejuicht, maar dat de structuur van organisaties die vooral fnuikt.

Teams mogen niet langer dan zes tot negen maanden samenwerken om te voorkomen dat mensen vastroesten – of erger: een persoonlijke relatie opbouwen en opkomen voor elkaar.

‘Mensen blijven op het werk op zichzelf en laten zich niet betrekken bij problemen waarmee ze niet rechtstreeks te maken hebben.’ En als er aan teambuilding wordt gedaan, dan laten ze vooral merken dat ze best wel in staat zijn tot samenwerking. Deep acting, heet dat.

Maar echte samenwerking heeft een lange termijn nodig en dat botst met het kortetermijndenken dat overheerst in het bedrijfsleven. ‘Je zou denken dat iedere organisatie dit soort interne, informele banen zou aanmoedigen zodat sociale coherentie ontstaat. Hiervoor zijn instellingen nodig die stabiel zijn en in de tijd redelijk lang bestaan. Daar is het kapitalisme verwijderd van geraakt.’

Door empathie kan een vakbondsleider leren van zijn achterban, in plaats van te spreken in naam van zijn achterban

Richard Sennett

Ongelijkheid verdrukt samenwerking

Als narcisme en zelfgenoegzaamheid de persoonlijkheidsstructuren zijn die samenwerking ondermijnen, dan is ongelijkheid de maatschappelijke stoornis die onze capaciteit tot samenwerking uitteert. En dat ontwikkelt zich snel.

Ongelijkheid maakt een fundamenteel verschil in een kinderleven. Het vermogen om contact te nemen en samen te werken met anderen neemt af. Op hun tiende overschrijden kinderen een cruciale grens: ze internaliseren de ervaren ongelijkheid, en dat leidt tot meer gewelddadig gedrag. ‘Ze voelen aan dat zij zullen achterblijven op de maatschappelijke ladder. In landen met een grotere ongelijkheid komt meer pestgedrag voor.’

Sennett beschrijft hoe hij terugkeert naar de straten van zijn jeugd. Er is een reünie in het Settlement House, waar hij de muziek leerde kennen en waar hij een wereld ontdekte die voor hem gesloten leek.

Het leven in de wijk is er nauwelijks beter op geworden. Hij botst er ook op de paradox van het lichtende voorbeeld. Mensen die ontsnapt zijn uit de wijk en vol goede wil de jongeren aanspreken om hen te tonen dat een goed leven opbouwen werkelijk kan, worden met argwaan bekeken. ‘Als ik het kan, kan jij het ook’ kan worden omgedraaid naar: ‘Als ik het heb gered, waarom lukt het jou dan niet?’

De ongelijkheid, die vandaag groter is dan ze was, duwt mensen in isolement en zorgt ervoor dat ze zich terugtrekken uit de wereld en terugplooien op zichzelf.

De digitale kloof loopt daarbij niet tussen de mensen met en zonder internetaansluiting, maar wel tussen zij die een groot deel van de dag voor een scherm doorbrengen en zij die de luxe hebben om een echt sociaal leven te leiden.

Herstel is altijd mogelijk

Het is een van de mooie parallellen die Sennett trekt: van het opkalefateren van oude porseleinen kopjes, de renovatie van een oude viool en de heropbouw van in puin geschoten gebouwen naar het altijd mogelijke herstel van samenwerking, dat altijd mogelijk blijft.

Of het nu gaat om het herstel van de spullen die we gebruiken of over de afgekalfde samenwerking: weten wat er precies is misgegaan en weten wat er goed aan was, zijn stukken essentiële informatie.

In 1900 werd in de marge van de wereldtentoonstelling van Parijs het tijdelijke Musée Social geopend, waar de sociale kwesties van die tijd op alle mogelijke manieren werden belicht.

Ook toen botste de bottom-up van coöperatieve werkateliers met de top-down van het op militaire leest geschoeide marxisme-leninisme, dat meende dat het concrete opbouwwerk niet radicaal genoeg was.

In plaats van een samenwerking op links kwam het tot een broedermoord. Er werd ‘Solidariteit!’ geroepen, daar in de lokalen van het Musée Social, maar ook dat is een verenging van samenwerking.

Met de blik op vandaag noteert Sennett: ‘Het gevolg van de behoefte aan de versterking van solidariteit in een tijd van economische onzekerheid is een brute versimpeling van het sociale leven: het is “wij tegen zij” in combinatie met “je staat er alleen voor”.’

Echte samenwerking heeft een lange termijn nodig en dat botst met het kortetermijndenken dat overheerst in het bedrijfsleven

Richard Sennett

Samenwerken is weerstand overwinnen. Niet door door te duwen, maar door te tasten en te proberen, zoals een houtbewerker de knoesten masseert.

In 1992 barstte een sociale bom in New York. Afro-Amerikaanse klanten waren het racisme van Koreaanse winkeliers beu en vernielden 2300 van hun bedrijfjes. Het antwoord van de winkeliers was zowel georganiseerde zelfverdediging als een uitnodiging tot gesprek.

Ondertussen organiseerden vakbondsactivisten lessen van een dag over arbeidsrecht, waarop de winkeliers hun diploma konden halen. Het waren kleine gebaren, rituelen, pogingen. Het werd geen verhaal van heling of van de grote verbroedering. ‘De spanningen duren voort’, schrijft Sennett. ‘Maar ze zijn beheersbaar omdat de groepen van elkaar afhankelijk zijn.’

Het is de essentie van menselijke samenwerking: of we het nu willen of niet, we moeten het met elkaar en onze omgeving doen. In het beste geval komt daar iets moois van. In alle andere iets onvoorspelbaars.

De toekomst is aan de samenwerking. Want, schrijft Sennett: ‘De capaciteit tot samenwerking is onderdrukt en verstoord, maar niet uitgewist.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content