V.S. Naipaul – Schrijversmensen

In Schrijversmensen doet V.S. Naipaul niets om zijn reputatie van grote gifkikker te bestrijden: hij eert er zijn literair- intellectuele leermeesters wel bijzonder ongenadig in. Maar moet een schrijver dan barmhartig zijn?

V.S. Naipaul (1932, Trinidad)
Britse schrijver van Indiaas-Caraïbische herkomst. Eerste ‘Indiase’ Bookerprijswinnaar (1971 voor In a Free State, vertaald als Een staat van vrijheid). Nobelprijs in 2001. Publiceerde romans (waarvan de laatste het autobiografisch geïnspireerde tweeluik Half a Life (2001, Een half leven) en Magic Seeds (2004, Een kiem van betovering)), verhalen, reisboeken en essaybundels (o.m. over zijn ‘stamland’ India en over de moslimwereld die telkens heel wat stof deden opwaaien).

V.S. Naipaul – Schrijversmensen
Uit het Engels vertaald door Auke Leistra
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen
Aantal pagina’s: 206
ISBN: 978-90-450-0420-4

Leuke man, Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul. Heb je veertig jaar genereus je vriendschap over hem uitgestort, schrijft hij zeven jaar na je dood: ‘Er bestaat een soort literatuur die haar onderwerp ondermijnt. Dat doet de meeste goede literatuur, denk ik. Ondanks alle zorgvuldigheid waarmee Powell in A View to a Death (1934) de lage landadel neerzet, laat hij het Engelse sociale leven precies zo achter als hij het heeft aangetroffen. Hetzelfde kan gezegd worden van The Music of Time.’

Dat laatste is het levenswerk van de Engelse auteur Anthony Powell (1905-2000), een tussen 1951 en 1975 gepubliceerde romancyclus in twaalf delen. Waar Naipaul dus geen flikker aan vindt. Ook al is het van de vriend die hem een halve eeuw geleden zo welwillend in het Engelse literaire leven had geïntroduceerd.

Hij had er dan ook, voor diens dood, zo goed als niets van gelezen. ‘Best mogelijk dat de vriendschap zo lang kon blijven bestaan omdat ik me niet in zijn werk had verdiept.’

In deze autobiografie-als-schrijver Schrijversmensen, waarin hij de auteurs gedenkt die hem de verschillende ‘wijzen van zien en van voelen’ hebben geleerd die hij noodzakelijk vindt om tot authentieke literatuur te komen, blijkt Naipauls bewondering allerminst eendimensionaal te zijn, en zijn wijze van eerbetoon evenmin – ze kan ook in onverbloemde afwijzing verkeren.

Máár: hij legt de vinger daarbij nog weleens precies op de wonde. Waarachtigheid, daar gaat het om. Zoals ook heel mooi wordt gedemonstreerd in het vierde van de vijf hoofdstukken van dit boek, waarin hij Flauberts meesterwerk Madame Bovary afzet tegen diens ‘vreselijke misser’, de kitscherige historische roman Salammbô.

De laatste is de vrucht van veel studie (Flaubert beweerde er 200 boeken voor gelezen te hebben) en nog meer ambitie; in de eerste bleef de schrijver veel dichter bij zijn eigen ervaring en zijn eigen instinct – en dat uit zich dan ook in de respectieve kwaliteit van beide romans.

De oorsprong van Naipauls ‘wijzen van zien en van voelen’ ligt in zijn geboorteland Trinidad, en daar begint dit boek dan ook. Maar ergens in het eerste hoofdstuk schrijft hij – het jaar is 1955, hij heeft het over zijn Caraïbische streekgenoot en mede-Nobelprijswinnaar Derek Walcott, van wie met name de debuutbundel 25 Poems uit 1948 grote indruk op hem had gemaakt:

‘In één gedicht probeerde hij (…) Ierland te herscheppen, een land dat hij bij mijn weten niet bezocht had. Ik had het idee dat ik wel wist waarom hij dat gedaan had en stond er sympathiek tegenover: hij zou wel universeler hebben willen zijn, hij had zich graag losgemaakt van de sociale en raciale en intellectuele beperkingen van het eiland (Sint-Lucia, nvdr) waar, zoals hij geschreven had, the fine arts flourish on irregular Thursdays .’

Het is een bekend thema in Naipauls werk – de schrijver liet ‘de spirituele leegte’ van de Caraïben achter zich en ging op zijn achttiende naar Engeland, waar hij gebleven is.

Want de eigen ervaring is weliswaar noodzakelijk, en men dient zijn oorsprong niet te verloochenen, maar dat is op zich niet voldoende, zoals Naipaul verderop betoogt. In het midden- en het slothoofdstuk verwijt hij India, in de personen van Gandhi en van de grote Bengaalse schrijver Nirad Chaudhuri, een ‘kijken zonder te zien’.

Überhaupt heeft Naipaul, zoals bekend, niet zoveel op met het land van zijn voorvaderen. ‘Materialistisch India is materialistisch India, zonder besef van zijn geschiedenis of literatuur.’ Een land zonder zelfstandig intellectueel leven, met een literatuur die ‘gepubliceerd, beoordeeld en grotendeels gekocht’ wordt door mensen in het buitenland.

Sir Vidia laat zich ook in dit boek niet kennen als de aimabelste man van de wereld. Het is wellicht hier en daar zonder veel invoelingsvermogen opgeschreven, wat in Schrijversmensen staat – maar onwaar is het niet per se.

Herman Jacobs

Partner Content