Review | Boeken

Thrillerschrijver Jos Pierreux vindt zichzelf opnieuw uit

Jos Pierreux is één van de 5 kanshebbers op de Knack Hercule Poirotprijs, samen met Jo Claes, Patrick Conrad, Toni Coppers en Gert Erauw. © oronieuws
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Met zijn nieuwe thriller ‘Avenue des Doods’ heeft Jos Pierreux zich stilistisch helemaal herpakt, aldus Lukas De Vos. Maar de eindredactie van de nieuwe Pierreux kon een stuk beter.

Verandering van uitgever doet nadenken. Over stijl, gebaldheid, diepgang. En dat heeft Jos Pierreux, na zijn doortocht bij Houtekiet, uitstekend begrepen.

Roskam door auteursbestand

Pierreux is trouwens niet de enige thrillerauteur die verzocht werd andere horizonten op te zoeken. De klad zit in het genre, ondanks het nog altijd toenemend aantal publicaties per jaar. Maar besnoeiingen, inkrimpingen, schaalvergroting, of de drang om terug naar de echte letteren te keren hebben het uitgeverslandschap de voorbije jaren fel hertekend. Dat viel op toen de grootste stal thrillerschrijvers, die van Manteau, van de een op de andere dag de roskam trok door zijn auteursbestand – alleen wie steevast hoge verkoopcijfers haalde of internationaal de golven deed rimpelen of een voet in huis had bij andere, visuele media (Aspe, Mendes, Lauryssens, De Bruyn & co) kreeg nog de nodige airing, begeleiding en steun. Het gevolg is dat de markt versplinterd raakte. Sterauteurs als Bavo Dhooge, Luk Deflo, Jonathan Sonnst of Jos Pierreux zochten hun toevlucht bij kleinere, maar meer gedreven huizen, of legden hun eieren in verschillende nesten tegelijk (Dhooge, Eekhaut). Pierreux heeft in elk geval van de nood een deugd gemaakt.

Want deze Avenue des Doods heeft wel de personages en hun hebbelijkheden uit eerdere thrillers bewaard, maar er is duidelijk een accent verschoven. Voor de tweede keer al heeft Pierreux zichzelf en zijn protagonist Luk Borré heruitgevonden – al blijft de speurder nog altijd ziekelijk jaloers, gezond corrupt, en “niet altijd even sympathiek” in zijn aantrekkelijk oord van verderf, Knokke. Maar de karaktertekening krijgt nu voorrang op de gechargeerde slapstick, ook al kan Pierreux het in vergelijkingen en overpeinzingen niet echt laten. Toch komt de roman er zoveel sterker uit omdat de meest karikaturale figuur, de graaf burgemeester, geen rol meer speelt. Hij is uitgefaded, net als de minkukel, korpskommandant Mangels. Hij laat alleen een nevelig pendant achter, de schimmige politieke partij Belgisch Voordeel.

Pierreux heeft handig gebruik gemaakt van de tijdens het schrijven op til zijnde Europese verkiezingen en de opmars van het euroscepticisme. Ik gun Pierreux zijn inside grapjes, als hij in een debat een overtuigd Europees federalist omschrijft als “een onderuitgezakte zestiger die eruit zag als een rijke stinkerd die voor hippie speelde: een iets te ruim zittend pak, lange haren en een arrogante blik. Mocht hij de helft jonger zijn, dan zou elke tandarts hem een beugel aanraden”. Verhofstadt toch niet zeker? Maar goed, dat soort uitglijders geeft even rust in het compact gehouden verhaal, dat meer de innerlijke mens en de denkwijze van Borré ontrafelt, dan een pastiche wil brengen van de bedenkelijke zeden in politiek, ordehandhaving en economie.

Inkijk in overlevingstechnieken

Het ritme van deze thriller is nerveuzer dan ooit tevoren, de monologue intérieur van Borré scherpt de rondheid van zijn persoon aan, twijfel is nu sterker dan toeval of spektakel. Voor het eerst schetst Pierreux een mikrokosmos die evenwichtig, overtuigend, en gezond onrechtvaardig is. Zelfs de verhouding met de vroegere callgirl Rena, intussen Borrés echtgenote, kraakt onder de noodzaak van hebzucht. Alleen geld kan het behoud van status verzekeren. En status is wat je nodig hebt om niet af te glijden naar de neg van de kapitalistische samenleving. In dat opzicht heeft Pierreux een werkje afgeleverd dat vanuit de negatieve invalshoek (hoe overleven in de ratrace ?) een ongenadige inkijk geeft in de overlevingstechnieken van onze moderne wereld.

Alles draait om de roof van een half miljard frank, tijdens de omwisselingsperiode naar de euro. Het brein achter de roof is een amateur-goochelaar die banden heeft met Rena, maar al snel sterft aan kanker en een geheimzinnige haikoe achterlaat:

Ik keer terug naar de essentie.

Niets te veel zit er in mij.

Het is allemaal van belang.

Opgejaagd door zijn oversten, zijn dubbelzinnig gevoel voor eerlijkheid en rechtvaardigheid, zijn hebberige en modegevoelige vrouw, wantrouwige gevangenisdirecteurs en politieke irredentisten, vecht Borré een innerlijke tweestrijd uit. Daarin geldt maar één wet. Het geld zal hij vinden en niet afstaan om zijn status te handhaven (en Rena te behouden). De geloofwaardigheid verhoogt omdat Pierreux aantoont dat iedereen een geheim heeft, en ooit in zijn of haar leven wel misstappen gezet heeft die het daglicht blijven schuwen. Het nadeel is dat je iedereen gaat verdenken, dat vriendschap altijd met de rem op wordt beleden, en dat liefde een vrij nuchtere, zakelijk gebonden en dus allesbehalve romantische ondergrond vooronderstelt. Drift en hebzucht, dat is het evangelie van Pierreux. En hij brengt dat met bijna profetische vanzelfsprekendheid.

Droge pointe

Avenue des Doods is de naam van een goocheltruc, maar even toepasselijk op de wegversmalling waar de roofoverval plaatsvond. Dat er gesold moet worden met een lijk is één van de betere vondsten, vooral omdat Pierreux nergens de grens van het onfatsoenlijke of het (te) vergezochte overschrijdt. Stilistisch heeft hij de uitdagende hyperbool ingeruild voor de droge pointe, en dat verhoogt de kwaliteit en de impact van zijn thriller aanzienlijk. De maatschappijkritiek wordt maar mondjesmaat meegegeven, zonder dat hij de verhaalslijn comprommiteert.

Zo slaagt Pierreux er handig in om zijn afkeer in te sluizen voor het weerzinwekkende gevangeniswezen (“vergiffenis verdween stilaan uit het woordenboek, en als het zo doorging werden er binnenkort opnieuw misdadigers aan het kruis genageld”), de schijnheiligheid van de democratische samenleving (“Terwijl men naar de derde wereld netten zond om de armen zelfredzaam te maken, bleef men in het binnenland gebakken visjes op de borden van de minderbedeelden gooien”), het politiek bedrijf (“hoogdravende bewoordingen over ‘de burger’ – alsof dat een diersoort was die zij in de zoo waren gaan bekijken. Als zij het systeem moesten verdedigen, kon de democratie beter euthanasie aanvragen”), het klimaatbeleid (“als we terminalen en gehandicapten kunnen overtuigen om samen te douchen, is de planeet gered”), of nog voor de media (“Ga NIET langs de bank. De manager en de televisiemaatschappij zijn daar al gepasseerd”).

Natuurlijke dood

Sterke karakters, een dosis ontnuchterend werkelijkheidsbesef, een groot assimilatievermogen, zij leggen de grondvesten voor een mild maar zuur begrip voor de zondigheid die des mensen is. Zonder zonde geen thriller. Er wordt flink wat afgedreigd, afgeperst, bedrogen en verneukt in Avenue des Doods. Maar de doden gaan heen op natuurlijke wijze. Ook dat is een krachttoer die alle stoerdoenerij doet verbleken. Dat wordt ondersteund door een nieuwe, krachtiger stijlwijze. Korter, puntiger, suggestiever, minder nadrukkelijk.

De enige keren dat Pierreux zich nog te buiten gaat aan overdrijving en mateloosheid is in de samengeklonterde vergelijkingen. Met name rond blz. 135-138 stapelt hij de gezochte originaliteit op. Rena rijdt op plateauzolen , het kontakt met de pedalen was “even intiem als het gesprek van een kartuizer met de buitenwereld”. Snelle wagens trekken motorkracht aan “als een parenclub voyeurs”. Ze bewegen “als een paard met gedragsproblemen”. Borré glimlacht “als een verkoopster op een koopzondag”. Dan toch liever de beklijvende omschrijving van Borrés kollega Pisters, die een gesloten karakter heeft. “Hij had het hart op de tong, maar zijn lippen gingen maar moeizaam van elkaar”. Die snedigheid blijft beter kleven dan opgefokte of als spitsvondig bedoelde vergelijkingen.

Niet zonder fouten

Een tweede fout heeft Pierreux proberen te ondervangen op de Franse bladzijde vooraan: “Zoals in al mijn boeken zijn taalfouten en andere onjuistheden te wijten aan anderen”. Daar trapt geen enkele ernstige lezer in, ironisch kun je die captatio benevolentiae bezwaarlijk noemen. Vooral omdat Borré, die zich even afgezonderd heeft in het toilet, naar de graffiti staart en zich laat ontvallen: “Ik vroeg me af of niet zonder fouten kunnen schrijven een vereiste was om je mening op een openbare plek te mogen ventileren”. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid: auteur én eindredactie zijn schromelijk te kort geschoten. Het wemelt van germanismen, gallicismen en slordigheden: vervoegen (79), beroep doen op (83, 135), ontvreemde (98), omdat/opdat (107), ganse tijd (137), de vraag die zich stelde (149, 265), koste wat kost (190), een haar die (208), Se non e vero (211), van alles wat lekker (212), La Hulpe (227), ik hield eraan (251). Vergezochte metaforen zaaien soms ook verwarring: je moet al gesausd zijn in de klassieke mythologie om te begrijpen wat bedoeld wordt met “Remco O had het geheim voor zich gehouden zoals de Sybillen hun maagdelijkheid”. Geen bezwaar tegen dergelijke verwijzingen, maar Vestaalse maagden waren beter op hun plaats geweest, omdat de (twaalf) Sybillen meestal aan maagdelijkheid geen behoefte meer hadden, ze werden voorgesteld als stokoude, eigenzinnige, rondzwervende waarzegsters die ons de Libri Sibyllini hebben nagelaten. Maar goed, dit is mierenneukerij.

Meest indringende thriller

Jos Pierreux heeft van zijn hoofdpersoon Luk Borré, de koppig ritselende, ongenadige speurder een echte mens van vlees en bloed gemaakt, met zijn irriterende kantjes, maar ook (eindelijk) met zijn twijfels, zijn moedeloosheid, zijn doorzettingsvermogen, en zijn verhangenheid aan Rena (die te weinig uit haar klisjee raakt). Avenue des Doods is veruit de meest indringende thriller uit de Borré-reeks, de best geschraagde, en de meest genuanceerde. De roman maakt een afgewogen studie van het recht op geheim en privacy, op de onkontroleerbare drijfveren van de gewone burger, en de ziekelijke hang naar bezit en geld van de man in de straat. Door het aantal personages te reduceren, wint het verhaal aan helderheid en aan taaiheid. Twee kwaliteiten die het gemiddelde misdaadverhaal overstijgen. En zelfs de vraag doen stellen: bestaat misdaad wel, tenzij in de ogen van wie er buitengehouden wordt ? Een prangende vraag die de volgende Borré-thriller ongetwijfeld opnieuw zal aansnijden.

Jos Pierreux, ‘Avenue des Doods’, Antwerpen, Vrijdag 2014, 288 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content