Lukas De Vos

Recensie ‘De Moordenaarsclub’ van Paul Jacobs: “De klungelaarsclub”

Lukas De Vos Europakenner

De Moordenaarsclub is geen flauwe thriller, wel wat overgechargeerd, teveel geënt op niet altijd even geslaagde zachte ironie, en teveel incrowdgericht. Hij doet geen afbreuk aan het vrij constante niveau van Jacobs’ thrillers.

Paul Jacobs komt in ademnood. Zijn hoofdfiguur Thomas Breens, journalist tot nader order, ook. Bij Jacobs is de oorzaak een dip in de inspiratie. Bij Breens ligt het aan zijn gebrek aan initiatief. Hij laat zich sullig tot lid maken van een genootschap dat maar één ding gemeen heeft: ze hebben allemaal ten minste over één moord geschreven.

Je voelt al nattigheid als dat het onderwerp is. Jacobs, die zo graag en met verve uitpakt over de Zuid-Franse wijdsheid van landschap, de ongehaaste levenswijze en de culinaire geneugten, heeft zich deze keer wat verslikt in zijn eigen kring. Een schrijver die over zijn collega-schrijvers en zijn vrienden journalisten een plot bedenkt, gaat kopje onder in de gevoeligheden en de herkenbaarheid van het gild. En dat gaat ten koste van de spanning en de onvoorspelbaarheid.

Het is niet zo moeilijk om in de schijnbare pineut Staf Lories de fantast Stan Lauryssens te herkennen.

Het is niet zo moeilijk om in de schijnbare pineut Staf Lories de fantast Stan Lauryssens te herkennen: gesjoemel met schilderijen (Egon Schiele in plaats van Salvador Dali), ingebeelde avonturen die hij zelf gelooft, mythomaan, scharrelaar en bedrieger (gevangenis in Portugal, eigenlijk was het Spanje). Lauryssens kon duidelijk wel beter schrijven. De naiviteit in naam van de vriendschap doet Breens in een moeilijk parket belanden. Lories komt aardig weg met zijn hoedje en valse snor (ofwel is de politie stekeblind), maar blijkt er, zoals verwacht, een dubbele agenda op na te houden, die hem uiteindelijk redelijk zuur zal opbreken.

Het is Lories die Breens in de Club introduceert. Een zeventigtal moordfanaten, die het alleen om te doen is te kunnen schransen en zuipen. Maar natuurlijk krijgt de inwijdingsceremonie van Breens en Melissa Wolfs een onverwacht gevolg. De voorzitster, potteus als de neten, beëindigt de geblinddoekte proeven met een schot op de neofieten. Met losse flodders. Bij het begin van het banket wordt er ook op haar, van achter het gordijn, een schot gelost. Poets, wederom poets? Nee, voorzitster dood, Lories in flagrant delict betrapt want hij heeft het wapen vast. Wie heeft het geladen en waarom ? Vanaf dat ogenblik neemt Lories de rol van de Fugitive op zich, en ontsnapt hij telkens weer, zoals Dennis Moore. Hij smeekt Breens om zijn onschuld te bewijzen. Die geeft toe.

Breens heeft daardoor toenemend bonje met zijn vrouw Kristien, die op eigen houtje met een vriendin op reis gaat, terwijl Breens in opdracht van zijn werkgever, de aamborstige uitgever Bert de Groote (Emile Brugman ?), diens villa in Panjas in de Gers moet bewaken en trachten te verkopen. En daar loopt natuurlijk alles mis, terwijl het ene na het andere clublid wordt omgebracht, zoals we ten overvloede te lezen krijgen in zogenaamde krantenartikels die door een andere verdachte, David Maes, aan elkaar worden geregen. Het probleem met die stukken is dat ze helemaal niet in krantenstijl geschreven zijn. Te lange volzinnen, te kunstmatige slogans (“Een verwittigd schrijver is er twee waard”), te langdradige uitleg.

Nochtans is de informatie die in dat artikel gegeven wordt van belang. “Als de Vloek van de Moordenaarsclub zich doorzet en de man die Ghislaine Moyerson en Etienne Jordens ombracht zijn gruwelijke serie ongehinderd kan voltooien, zal voorlopig geen enkele van onze Vlaamse thrillerschrijvers zich nog veilig kunnen voelen”. Volgt een speculatief overzicht van hoe iedereen aan zijn eind kan komen, want de dader kiest altijd een moordscene uit een boek van het slachtoffer. Hoe kan Peter Happel (Pieter Aspe) sneven ? Door een giftige wespensteek ? Of Bavo Craenhals (Bavo Dhooge) ? Doodgereden door een bende Blousons Noirs ? Of Toby Kopers (Toni Coppers) ? Of Melissa Wolfs ?

Doodgaan loont voor uitgevers, zoveel is zeker.

Of Thomas Breens zelf ? “Door hem de neurotoxische stoffen van de nachtschade (Solanum) toe te dienen, zoals een van zijn personages dat deed in het eerder genoemde Droomdagboek” ? (Het Droomdagboek van Lavoisier is effectief een roman van Paul Jacobs uit 2011; de andere genoemde werken zijn even authentiek: De Rode Badkuip schreef Jacobs in 2008 en behandelt niet toevallig een ander, geheim genootschap; Franse Zonden uit 2015 speelt net als deze thriller in op de verwarring moord-of-ongeluk, en de onverwachte rol en bedoelingen van de personages).

Breens die simpelweg dacht rustig onder zeil te gaan in Panjas, schrikt zich een hoedje als de eerste bezoeker, de Nederlandse brulboei Frenk Habbema, zelf een vrijpostige schrijver van speurderromans, vergezeld van de thrillerhaatster (want dat tast haar eigen oplage van romantische dameslectuur aan) Neeltje Zuiding, later ook vermoord wordt. En Peter Happel in het Letterenhuis, tot ontsteltenis van Johan Van Heyftinge (Johan Vanhecke) en van commissaris Hayden die traagjes alle draden tracht te ontrafelen. Die moord is een moord teveel, want Happel blijkt de uitgeverswereld uiteen te spelen, en dan komen pas de persoonlijke belangen en driften naar boven. Doodgaan loont voor uitgevers, zoveel is zeker.

Het veld blijft immers altijd hetzelfde, de mensen daarentegen zijn vervangbaar en manipuleerbaar.

De ontknoping speelt zich af in Panjas, maar de villa had evengoed in Brasschaat kunnen liggen. Frankrijk is het gebruikelijke sfeervolle wandkleed waarin Jacobs de lezer wikkelt. Maar in feite wordt het rollensel vooraan op de bühne gedomineerd door de vrouwen (met een subtiele verwijzing naar Fritz Langs misdaadfilm M, en een minder subtiele koppeling van The Purloined Letter van Edgar Allan Poe) om wie uiteindelijk alles draait: Marthe Vivier, de weduwe van de Clubvoorzitster (maar is ze even potteus ? En waarom zit zij nu in Gibraltar ?), Melissa Wolfs, het onnozel maar knap wicht, Breens lief Kristien, zij bepalen het lot van al die kortzichtige mannen. Volg het geld en je komt bij de vrouwen uit.

De Moordenaarsclub is geen flauwe thriller, wel wat overgechargeerd, teveel geënt op niet altijd even geslaagde zachte ironie, en teveel incrowdgericht. Hij doet geen afbreuk aan het vrij constante niveau van Jacobs’ thrillers, maar lijkt even een adempauze te nemen, zoals de rust in een voetbalwedstrijd. Dan kun je overwegen hoe het spel verder moet gespeeld worden, en welk nieuwe taktiek te bedenken valt. Het veld blijft immers altijd hetzelfde, de mensen daarentegen zijn vervangbaar en manipuleerbaar. Jacobs heeft zijn speeltje gehad, het is nu uitkijken naar welke nieuw snood plan hij ontwikkeld heeft om verder te springen naar de echte top van onze thrillerauteurs. Anders dreigt hij een eeuwige tweede te worden, de Poulidor van het misdaadverhaal.

Dat zou ik erg jammer vinden, want zijn onderkoelde stijl en ontnuchterende dialogen schragen vaak een doordacht plot. Hij moet alleen niet te ver afdrijven van het aanvaardbare – ik denk aan het ezelskoppige karakter van Kristien, en de onvermoeibare knulligheid en goedgelovigheid van Thomas Breens. Ze bestaan wel, die nitwits, maar ze houden dat geen tien volgende romans vol. Op naar de verrassing dus. En fluks.

Paul Jacobs, De Moordenaarsclub. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet 2017, 301 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content