Review | Boeken

Raymond Rombouts ‘Damse Dagen’ trekt alle registers open

Thrillerauteur Raymond Rombout heeft iets met James Bond. © Facebook
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Thrillerauteur Raymond Rombout heeft iets met James Bond, grand guignol en wijlen minister Daniel Coens. In ‘Damse Dagen’ maakt hij het misschien toch wat al te bont.

Verdammt nochmal ! Wat een bruisend, opmonterend, bijna jongensachtig enthousiasme spreidt Raymond Rombout tentoon in zijn ongeremde verhangenheid aan spionage en undercover. Verstand vrijwel op nul (de maatschappelijke afpersing van politici met minderjarige meisjes buiten beschouwing gelaten, en de onderliggende kritiek op stelselmatige schending van de privacy), en maar pezen!

James Bond

Damse Dagen (uitgeverij Kramat) vergt vooral a willing suspension of disbelief. Dat wordt vergemakkelijkt door de rake schets van Westvlaamse vrekken en Nederlandse epigonen van Willem ‘de Neus’ Holleeder. Neuzen en speurneuzen, ze gaan een even ongeloofwaardig als beklemmend duel aan. En beide kanten zijn besmet door omkoperij, machtsmisbruik, smeergeld en hebzucht. Rombout, die met verve al een drietal boeken over James Bond uitbracht en in oktober een nieuw Bond-boek brengt, benadert de spektakelwaarde van zijn filmheld (eerder dan de iets subtielere spion die Ian Fleming in gedachten had) in een stomend verhaal.

Raymond Rombouts 'Damse Dagen' trekt alle registers open
© GF

Hoofdpersoon is opnieuw Arturo Dias, ex-vriend van de Tupamaros, ex-schoonzoon van een bekrompen kasteelbewoner in het Vlaanderen waar varkens en geld de enige eredienst uitmaken, ex-kunsthandelaar die genekt werd door de wegenwoede van dorpspolitici in Oostende, ex-bajesklant, ex-alcoholist, en vader van een al even doorgedraaide dochter die van hem werd weggehouden maar haar ambitie als onderzoeksjournaliste tot het uiterste uitvoert, ja zelfs helemaal bloot in de sauna van de besmuikte zakenman-populistisch politicus Herwig Verduyn uit Walcheren.

Verduyn handelt in alles. Restaurants, verdovende middelen, vastgoed, jonge kippetjes uit Oost-Europa, Spanje en Afrika, politiek opbod, zwendel. Hij wordt omringd door maffiosi van het zuiverste water, zoals John Trappeniers met de walrussnor en de straffende wandelstok, en een eindeloze reeks uitgekochte hoog- en laagwaardigheidsbekleders, van ministers tot de politiecommissaris van Damme. Het is maar een klanoorlog die de “goeden” (de IT-afdeling van de federale politie, de afgeperste herbergiers, de bezorgde grootvaders, en natuurlijk The Man himself, Arturo Dias) een opening geeft om een misdaadnetwerk als dat van de meedogenloze Verduyn uit te roken.

Vernuftige compositie

Rombout heeft dat vernuftig aangepakt, zowel compositorisch als thematisch. De opening is sterk, met een drieslagstelsel dat hij ook in de meeste hoofdstukken doortrekt: “Eerst, daarvoor & wat later”. Het geeft hem een speelruimte om het tijdsverloop te verhakselen, zonder dat de lezer de draad kwijtraakt. Flasbacks en flashforwards verhogen de spanning, de standpuntswijzigingen leggen een mozaïek samen van een krachtmeting vol vaart en bloederigheid. “Een stokslag tegen zijn schenen. Zijn hoofd veert op, met een ruk. Door zijn met bloed aaneen gekoekte wimpers gluurt hij naar zijn belager. Achter hem dat blote meisje, vastgeketend, in shock. Ze zit, nee, ze hangt op een blok ijs”. Verbranding door bevriezing, het is een akelige foltering, maar ook “een grandioze leugendetektor”. Vooral als ook nog vingerkootjes worden afgeknipt. En dan zit je nog maar op de eerste bladzijden, de stemming is er direkt een van wreedheid, gevoelloosheid, onmenselijkheid. Op het randje van grand guignol. Maar Rombout komt er mee weg omdat het meeslepende ritme van de gebeurtenissen weinigen toelaat verder na te denken over de waarschijnlijkheid van wat kan en niet kan. Niet dat Rombout de lezer aan zichzelf overlaat in een doolhof. Juist door geregeld hele passages te hernemen blijft de lezer bij de zaak, en verliest hij de draad niet.

Oud-minister Daniel Coens

Daarbij helpen ook de personages. Dochter Sara Dias, die als Laura Dagen infiltreert (en dan nog namens P-Magazine!Erfdienstbaarheid ?) in het imperium van Verduyn, laat zich nogal makkelijk en naïef betrappen bij het kopiëren van internetbestanden die Verduyn de das kunnen omdoen, maar het procedé trekt wel een nieuwe wereld van afpersing en dubbele moraal open. Daarop kan de iets gewelddadiger vader Arturo eenvoudig inspelen, hoe simpel de hele aanbreng ook is. Het stadje Damme raakt helemaal in de greep van Verduyns slinkse overnames, bedoeld om misdaadgeld eenvoudig wit te wassen. Dat Rombout daarbij de koksschool van Spermalie of oud-minister Daniel Coens over de hekel haalt, verhoogt wel het werkelijkheidsgehalte, maar is betwistbaar en wat gênant.

En of bij een tweede lectuur de misleidende kracht van verbijstering de lezer nog zal afhouden van vraagtekens te plaatsen bij de eerder soepele uitbouw van een misdadig machtsimperium staat te bezien. Er zitten nogal wat hiaten in de psychologie van sommige personages, niet het minst in de inschikkelijkheid van de rivaliserende bende van de Kletskoppen. Dat ook hier datamining, de voorspelbaarheid van verbruikersgedrag door het samenleggen van uiteenlopende internetgegevens (“het nieuwe speeltje van de witteboordenkriminaliteit. Kennis is macht”), voor verscheurdheid moet zorgen is niet ondenkbaar, maar redelijk simplistisch. De betrouwbare vommissaris Van Wanrooy en de schurk Verduyn zijn elkaar waard als het daarop aankomt. Ergo zou je verwachten dat de gewone burger boven verdenking staat, maar meer dan een lijdend voorwerp kan hij niet zijn. Wat niet weet niet deert, is het plompverloren levensmotto, want “de perfekte wereld bestaat niet, zelfs niet in het digitale tijdperk”.

Zoals het een ware held betaamt, is ook Dias een oen in de mysterieuze wereld van de digitale golven. Maar hij heeft wel doortastende argumenten, die de Frankensteins van vandaag platmept en ontmaskert. Hij is geen Don Quichote, zoals Paul Jacobs hem omschrijft, eerder kruisridder Tankred die, zoals Kleist al schreef, wanhopig uitstiet: “Warum bin Ich, wie Tankred, verdammt das, was Ich Liebe, mit jeder Handlung zu verletzen ?” Het is fijn je te laten meedrijven op de uitschakeling van alle vooringenomenheden en regels, maar het ontwaken na levtuur werpt wel enig (misschien onnodig) schuldbesef op.

Driedubbele tegenslag

Rombout heeft namelijk een driedubbele tegenslag. Hij heeft te maken met een bespreker die een precieuze taalijveraar is; die vertrouwd is met de streek waarin Arturo Dias zich beweegt; en die bovendien een niet onbeslagen whiskykenner is. Dat scherpt de irritatie bij de levtuur aan als ik tot twee keer toe Knockandoo moet lezen (met twee o’s), of veel erger de heiligschennis moet lezen over de godendrank van Islay, Laphroaigh (Rombout vergeet de i), of niet zonder enig leedvermaak een dialoog met een barman doorloop die zo gaat: “‘De Glenlivet, hoe oud ?’ ‘Ten Years’. ‘Doe maar’. Hij richt zich weer naar Lemaitre. ‘U bent een kenner, mijnheer Dias'”. Dat plebejische ‘doe maar’. Het verknalt een degelijke moutwhisky, die vrijwel alleen voor de uitvoer bedoeld is met zijn zachte Speysidesmaak. Nog ijs erbij en we zijn rijp voor de barbarij.

Al in zijn eerste roman, Kunstroof (2012), was Het Nieuwsblad gevallen over deze dikdoenerij. “Af en toe komt al deze etalage van wijsheid (sic) een beetje bekakt over, zoals in een fragment over de keuze van goede whisky, maar een flauwerd die daarover valt”. Wel, laat ik dan maar die flauwerd zijn. Ik krijg even goed buikkrampen van deze “etalage van wijsheid” (bedoeld wordt allicht “uitpakken met feitelijke weetjes”) als van Rombouts “zich situeren” of “vervoegen”. Ik begrijp best dat de Belgische Spoorwegen (Rombout was sinds 1980 redavteur van het bedrijfsblad Het Spoor – hem “journalist” noemen – een beschermde titel – treedt alle vormen van de beroepsplichtenleer met voeten, publireportages en intern bedrijfsnieuws horen niet thuis in het vak) geen oog hebben voor keurig taalgebruik, maar de eindredvktie moet daar onverbiddelijk in zijn.

Slordige eindredactie

Zij moet ook gevoeliger zijn voor de ongepaste stijlbreuken. In dat opzicht is de afronding van Damse Dagen een echte afknapper. De droge nauwkeurigheid van een Belgabericht moet daar doorgaan voor “eigen berichtgeving” van P-Magazine. Dat slaat nergens op. Eigen reportages ok, maar berichtgeving ? In welke rubriek ? En mocht dat nog zo zijn, in welk register is dat geschreven ? P-Magazine hanteert zonder uitzondering de wat hitsige halbstarkenhumor die past bij de net-niet-blote dames en de uitdagende sfeer van grote-jongens-onder-elkaar. Met, inderdaad, de nodige germanismen en gallicismen. Maar dat een dochter een gortdroog verslag kwijt kan over haar eigen vader zonder enige kritiek op de aangebrande schepen voor vultuur en toerisme ? No way. Tot het einde lezen, redavtie ! Ook een thriller die op het strand of op een regenachtige dag bij het haardvuur wordt opengeslagen. Kopje bijhouden, misschien zelfs nog meer bij zo’n avonturenthriller. Populair genot mag geen schaamlapje zijn voor slordigheid.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content