Redactie Knack

Pronkbijeenkomst

Voor een feest van de zelfverheerlijking is geen (jonge) mens meer te vangen. Guido Lauwaert zag hoe enkele usual suspects afgelopen woensdag Geert Buelens de Arkprijs verleenden.

De Ark van het Vrije Woord had zijn jaarlijkse poetsbeurt gekregen en was dus klaar om getoond te worden. Voorafgaand aan de ceremonie op woensdag 12 mei in de Antwerpse galerie De Zwarte Panter van de eeuwig galante en charmante gastheer Adriaan Raemdonck was in het voetstuk de naam gegrift van de 60ste laureaat: Geert Buelens.

Mon Detrez, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Verbond van de Arkprijs, heette het talrijk opgekomen publiek welkom. In tegenstelling tot andere jaren was dat echter niet zo talrijk. De reden hiervoor zal het verlengde weekend geweest zijn. Toch moet dat niet de enige reden zijn, maar hierover later meer.

Detrez begon zijn welkomstwoord met het aflezen van de namen van de bestuursleden en notabelen die zich schriftelijk hadden verontschuldigd. Het herhalen van hun namen zou de leesbaarheid van dit stuk danig ondermijnen. Eén naam wil ik wel vernoemen: Karel Anthierens. Hij zit weliswaar in het bestuur, maar had weinig goesting het gebeuren met zijn aanwezigheid te verfraaien, omdat hij vindt dat de hoogst gegadigde, de man met de meest vrije stem en pen van Vlaanderen- Johan Anthierens namelijk – de prijs nooit gekregen heeft. Mijns inziens is de reden hiervoor dat Johan niet alleen smaldenkers maar ook breeddenkers wanneer hij dat nodig vond ongenadig wist te kapittelen. Vaak ten onrechte, maar het was zijn mening, en ieders mening is een vrije mening.

De aanwezigen waren de usual suspects. Een ruwe greep: Tom Lanoye, Marc Ruyters, Christine van Broeckhoven, André van Halewijck, Simon Korteweg, Luc Coorevits, Roger de Neef, Nelly Maes, Walter Soethoudt, Luc Huyse, Cyriel Van Tilborgh, Lukas De Vos, Paul Goossens, Jan Vanriet. Ook aanwezig was Fred Bervoets. Hij stond niet vóór de communiebank maar bleef aan de toog in de sacristie hangen.

Samen met een beperkt aantal sympathisanten luisterden de arkbroeders vooreerst naar de ontstaansgeschiedenis van de Arkprijs en alle gevolgen vandien. Eigenlijk een belediging voor de aanwezigen. Op z’n minst hadden ze die historiek al dertig maal gehoord want het publiek was niet van de jongste. Na de verantwoording werden de mensen bedankt die vooral bedrijvig zijn achter de schermen, en dus met alle miserie beladen worden. Zulke slachtoffers doen me denken aan de klerk van de notaris uit ‘De Verlossing’ van Willem Elsschot, waarover de schrijver zegt: ‘Mertens was zijn eerste klerk, een man die gebruikt werd als getuige bij akten, als strooman bij verkoopingen en als zondebok bij knoeierijen.’

Na een kwartier was het tijd om aan de laureaat te denken. Mon Detrez wist te vertellen dat de jury Geert Buelens huldigt als dichter, essayist, academicus en onafhankelijk denker die het maatschappelijk debat over de verantwoordelijkheid van de media breed heeft opengetrokken: ‘Door zich consequent kritisch uit te laten over de kwalijke ontwikkelingen binnen de media, heeft hij de cultureel-politieke wereld uitgedaagd tot permanente zelfkritiek.’ Einde citaat. De laatste zin kwam mij nogal vreemd over omdat voortdurend met geparfumeerde stem de namen vielen van De Morgen en De Standaard, onze twee zelfbenoemde kwaliteitskranten, die de laatste tijd een nogal kwalijke ontwikkeling hebben ondergaan, de eerste sinds het aantreden van Klaus Van Isacker, en de tweede door het halfverdoken schrikbewind van Peter Vandermeersch.

Detrez deed een stap opzij en David Van Reybrouck een voorwaarts. Zijn laudatio ging de verhalende toer op met een terugkeer naar Vlaanderen dat er als vanouds vredig bijlag, in de schaduw van de kerktoren en met in de kale boom eksters die nu en dan krasten, naar de sneeuw, naar de stilte, naar de bejaarde dames die met hun plastic kapjes schuifelen van nergens naar nergens. Als ik zoiets verneem weet ik dat de spreker zichzelf graag hoort spreken en ook graag lang aan het woord is. Geert Buelens werd in het tweede kwartier enkele keren genoemd, maar het was Van Reybrouck duidelijk enkel te doen om een demonstratie van de eigen literaire kwaliteiten om zo te bewijzen dat ook hij grote woorden kon verwerken in een kanselpraatje.

Daarmee wil ik geen afbreuk doen aan het wetenschappelijk en literair talent van de laureaat. Buelens heeft prachtig werk geleverd. Maar het stoort mij dat sprekers al te vaak de neiging hebben om misbruik te maken van de gelegenheid. De gevierde is een werktuig in handen van zoekers naar voetstukken. Een paar aanwezigen keken tijdens de lofzang op lage toon mijn richting uit. Iemand haalde de wenkbrauwen op, een andere bootste een spinnende kettingzaag na.

Maar allen applaudisseerden, kort nadat Van Reybrouck wees op het feit dat ‘hij (Geert Buelens) niet langer reageert op Don DeLillo’s argwaan met gedichten die zwoegend een kleine ruimte voor het zinvolle spreken menen gevonden te hebben. Hij (Buelens) is inmiddels ook met steeds stelliger essays en opiniestukken op steeds grotere fora aanwezig omdat de hysterie van het heden, de macht van het geld, de verharding van het spreken en de waanzin van het geweld hem wel dwingen tot interventie. Dat is zijn antwoord op de new age of responsibility, want vraag niet wat democratie en rechtvaardigheid voor jou betekenen, maar wat jij voor de democratie en rechtvaardigheid kunt betekenen.’ Tot slot prees hij de laureaat ‘voor de manier waarop hij de politieke dimensie van de poëzie ontleedt.’

Het applaus na de onvoorwaardelijke Duitse capitulatie op 7 mei 1945 was een maatje kleiner.

Wie dacht dat hij verlost was van de academische terreur kwam bedrogen uit. Het dankwoord van Buelens was een referaat over zijn eigen positie als wetenschapper en kunde als literator. Nogmaals, ik heb zeer veel waardering voor Buelens maar dankwoorden moeten kort en krachtig zijn. Hooguit mogen ze vijf minuten duren, dus niet meer dan één vel A-4 met anderhalve regelafstand beslaan.

De jaarlijkse uitreiking van de Arkprijs van het Vrije Woord is verworden tot een pronkbijeenkomst van arkbroeders en -zusters. Het is een braaf gebeuren dat vooral aantoont wat het ooit in oorsprong wilde belijden en desnoods met de vuist op de tong: het vrije woord. Het is overduidelijk geworden dat de Arkprijs enkel oog en gravering heeft voor wie in zijn kraam past. Wie bevestigt wat al gedacht is. Wie opbouwt door af te breken. Voor een feest van de zelfverheerlijking is geen jonge mens te vangen. Dàt is de voornaamste reden dat de opkomst aan de lage kant lag.

Ik geloof dat met ik met deze blog voor eens en voor goed de kans heb verkeken op een plaats op de Ark. Gelukkig heb ik al jaren mijn eigen bootje. Dat er verdomd nog stevig uit ziet. Ondanks de vele stormen.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content