Pol Hoste zwijgt over Boon

Tijdens de voorstelling van ‘De verzwegen Boon’ nam Pol Hoste de titel van zijn Boon-bespiegelingen wel erg letterlijk.

De Antwerpse boekhandel De Groene Waterman nodigde schrijver Pol Hoste uit voor een gesprek over zijn jongste boek, ‘De verzwegen Boon.’ Hoste stemde in, op voorwaarde dat het niet de zoveelste anekdotische boekvoorstelling zou worden. Samen met Boonkenner Matthijs De Ridder, vertaler Frans Denissen en schrijver Jeroen Theunissen maakte hij er een cerebrale rollercoaster ride doorheen zijn eigen poëtica van. Voor het aanwezige publiek werd het aanklampen om de bokkensprongen van het viertal te volgen.

Een twintigtal geïnteresseerden schaart zich rond de tafel waarachter Hoste en zijn acolieten de degens zullen kruisen. “I’m glad you all came to hear my new album,” gekscheert Hoste in onvervalste Arno- stijl. Om vervolgens een wat ouder handboek over de Nederlandse letteren op te diepen en er uit voor te dragen. Hoste citeert een verhandeling over de veranderende rol van de schrijver in een literair landschap waarin de persoon van de schrijver steeds meer centraal komt te staan. Hoste lijkt die evolutie niet bepaald te omarmen. “Daar zullen we het dus allemaal niet over hebben,” klinkt het resoluut.

Het moge duidelijk zijn dat Hoste een gesprek wil op zijn voorwaarden, over de dingen die hem bezighouden. De inhoud van zijn nieuwe boek ‘De verzwegen Boon’ komt daarbij niet op de eerste plaats. Wat Hoste veel meer bezighoudt, is de moeizame verhouding tussen de schrijver en de realiteit, of de verhouding tussen de realiteit die hij al schrijvend creëert, en de realiteit van alledag. Zoals die keer dat Hoste na een dag schrijfarbeid een patisserie binnenloopt en tegen de bakkersvrouw verkondigt dat hij ‘niets meer zal eten dat hij niet begrijpt.’ Waarop de bakkersvrouw gevat antwoordt: “Doet u rustig, meneer, we zijn nog open tot vanavond.”

En zo sluipt er toch af en toe een anekdote in de discussie. Toch zit het ook schrijver Jeroen Theunissen hoog dat het schrijfproces onzichtbaar is in de huidige literaire cultuur, die hij een obsessie met het afgewerkte product verwijt. Vertaler Frans Denissen werpt nog op dat het relaas van de schrijfact misschien niet zo bijster interessant is, maar daarin zien Hoste en De Ridder geen reden om het er dan maar niet over te hebben. Als reactie houden ze dus, aan een tafel die nota bene bezaaid is met stapeltjes eigen werk (of – in het geval van De Ridder: met Boon-uitgaven die hij bezorgd heeft), een gesprek over het nieuwe boek van Hoste, zonder het ook maar een keer over de inhoud ervan te hebben – ongetwijfeld behoort ook die basisinformatie al te zeer tot de anekdotiek.

De discussie waaiert regelmatig uit en maakt een paar oeverloze bokkensprongen. Voor het publiek is het vooral ademloos aanklampen om tot het einde te blijven volgen. Een toeschouwer die Hoste voor de voeten gooit dat een schrijfproces onvermijdelijk een voltooiing kent en dat de schrijver toch ergens een lezerspubliek in het achterhoofd houdt bij het schrijven, krijgt van de auteur de volle laag.

Dit is duidelijk Hostes avondje. Hoste is het spel meester en speelt met panache zijn gesprekspartners én het aanwezige publiek naar huis. Voor wie de wonderlijke vergelijkingen en gedachtensprongen van het gezelschap kon blijven volgen, levert het een boeiende beginselverklaring op. Maar misschien was deze discussie gebaat geweest bij het ingrijpen van een moderator, zodat ook de andere deelnemers aan het gesprek meer inbreng konden hebben. Zo kreeg Denissen niet de kans om zijn nuchtere tegenwerpingen volledig uit te werken en wat tegengas te geven.

Niettemin: wie wil weten hoe het nu werkelijk zat tussen Boon en Hoste, zal dus gewoon het boek moeten lezen. Quod erat demonstrandum.

Michiel Leen

Pol HOSTE

De Verzwegen Boon

Uitgeverij Het Balanseer

162 blz.

ISBN: 978-90-79202-08-9

Prijs: 19,95 €

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content