Poëzie van de taliban

Ze verboden muziek, verbrandden instrumenten en kwamen als cultuurbarbaren in het nieuws toen ze antieke boeddhabeelden verwoestten. Niettemin: de taliban schrijven ook gedichten.

Een anthologie van talibangedichten werd samengesteld door de Britse Afghanistan-kenners Alex Strick van Linschoten en Felix Kuehn. Hun bloemlezing ‘Poetry of the Taliban’ bevat gedichten uit drie decennia. Beide wetenschappers verzamelden hun materiaal, zowat 300 gedichten, toen ze in de Afghaanse stad Kandahar gedurende drie jaar onderzoek deden naar de levensgewoonten van de taliban. Ze werkten daar ook aan een boek over de relatie tussen taliban en al-Quaeda (‘An Enemy We Created’).

De taliban-gedichten werden uit het Pasjtoe naar het Engels vertaald en verschenen op 17 mei jongstleden bij de Britse uitgever Hurst. In de bloemlezing staan een paar gegevens over de uitgever en de vertalers en een inleiding over de betekenis van de poëzie in Afghanistan. Dan volgen de gedichten, die thematisch geordend zijn.

Sommige gedichten stammen nog uit de jaren tachtig en negentig. Die komen nog uit kranten en tijdschriften. Maar de recentere lyriek is geplukt uit de websites van de taliban. Ze dateren van na de aanslagen van 9/11. Heel wat gedichten zijn nogal puberaal en kitscherig. Ze gaan over wangen die rood als bloemen zijn of over wimpers die nooit hun effect missen. Andere verzen zijn prozaïscher en nuchterder. Daarin vragen de dichters zich af waarom vertegenwoordiger s van NGO’s beter betaald worden dan Afghaanse ministers. Sommige poëten werpen een kritische blik op zichzelf: ‘Het is een schande dat we als landlopers rondzwerven. We hebben dat allemaal aan onszelf te wijten.’ De poëzie gaat over onbeantwoorde liefde, vergelding, godsdienst en patriottisme.

‘Aanvankelijk dachten veel mensen dat het om een grap ging,’ aldus verzamelaar Alex Strick van Linschoten. ‘Velen vonden het een raar idee dat taliban gedichten zouden schrijven.’ Maar poëzie, aldus de verzamelaar, hoort in Afghanistan tot ‘het levensbloed van het sociale verkeer’.

Jon Lee Anderson, een oorlogsreporter bij ‘The New Yorker’, noemt de bundel een belangrijk boek dat een verborgen kant van de altijd als ruw en barbaars afgeschilderde taliban onthult’. Anderen menen dat Anderson uit zijn nek kletst. Ze wijzen erop dat massamoordenaars als Stalin en Mao ook poëzie probeerden te schrijven en dat sentimentaliteit en wreedheid in één persoon wel degelijk heel goed samengaan.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content