Piet Van Eeckhaut: advocaat van de poëzie

Piet Van Eeckhaut © BELGA

In het zomernummer van ‘Poëziekrant’ getuigde Piet Van Eeckhaut (1939-2014) tegenover Guido Lauwaert over zijn liefde voor de poëzie – en dan vooral voor het thema van de dood in de poëzie.

Ik kom uit een doodgewoon gezin, maar mijn moeder hield van poëzie en droeg gedichten voor. Uit het hoofd! Ze spoorde mij aan om aan voordrachtwedstrijden deel te nemen; nu eens werd ik tweede, dan weer vijfde . Soms won ik zelfs!

Marnix Gijsen en P.N. van Eyck

Liefde en dood, daar gaat het heel vaak om in poëzie. Pas veel later heb ik ingezien dat gedichten over de dood vaak liefdesgedichten zijn. Marnix Gijsens ‘Geschenk van mijn vader’ bijvoorbeeld: ‘Wij zaten samen, zwijgend, bij het vuur; mijn lieve vader / en ik. / Bij elk klokgetik / kwam zijn stervensuur / nader en nader.’ Of ‘Een lied van de zee’ van Helena L. Zwart, een vergeten maar belangrijke dichteres: ‘Flauw flikkert het lampje in een visschers hut, / Oud moedertje zit bij het vuur en dut. / Als donkere schimmen hand in hand / Schuifelen schaduwen langs de wand. / Droef zingen de golven een wiegelied / Voor wie daar in de baren zijn leven liet.’ Maar mijn absolute lievelingsgedicht is ‘De tuinman en de dood’ van P.N. van Eyck.

Liefde en dood zijn ook de grote thema’s van Gerard Reve. Hoezeer hij ook beschouwd wordt als een prozaïst, eigenlijk is hij een dichter. ‘Dagsluiting’, over zijn moeder – schitterend!: ‘Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder, / eindelijk eens goed gekleed: / boven het woud waarin zij met de Dood wandelde / verhief zich een sprakeloze stilte. / Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was / en uitgerust. / Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.’ Je moet van goeden huizen zijn om dat te mengen, het kritische detail (eindelijk eens goed gekleed) en dan die tederheid in wat volgt..

Maar ook Hugues C. Pernath heeft treffende regels geschreven die ik bewonder: ‘Ik treur niet, geen tederheid trekt mij aan / Geen lichaam kan ooit het mijne voelen / Geen ander oor mijn verwarring, mijn onrust / In de sprakeloze plaag van de taal.’

Poëzie in de pleidooien

Ik heb altijd getracht poëzie in mijn pleidooien te verwerken. Dat komt moeilijk over. Het gerecht is een weinig poëtisch bedrijf. Soms lukte het om met een citaat het gemoed zo te bespelen dat de beklaagden beginnen te huilen. Niet om het gedicht, maar omdat ze naar de gevangenis moeten.

Mijn vrouw, een romaniste, zei me onlangs: ‘Het wordt akelig het gebrek aan literaire belangstelling. Dat je niet meer kan zeggen: dat boek, die richting, die stroming.’ Als men dat niet meer kan doen, dan begrijpt men niet wat Nietzsche bedoelde – of was het Freud? – met zijn uitspraak: ‘Als allen moeten zwijgen, laat dan de dichters spreken.’

Piet Van Eeckhaut tegenover Guido Lauwaert in ‘Poëziekrant’ (zomer 2014)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content