Redactie Knack

Perzische poëzie van Ahmad Shamlu

Joris Note weet niet goed wat te denken van de Iraanse dichter Shamlu: volks of pseudo of …?

Ernst van Altena beweerde ooit, en wel in het voorwoord bij een poëzievertaling, dat vertalen niet meer is dan ‘het overgieten van gedachten van een kannetje in een potje’. Zo simpel ziet niet iedereen het; volgens Rudy Kousbroek bijvoorbeeld was vertaalde poëzie lezen ‘iets als liefkozen met handschoenen aan.’

De moeilijkheden voor de lezer zijn niet altijd even groot. Kousbroek deed zijn uitspraak in een boekje over Kavafis, maar dat lijkt nu juist een type dichter aan wie je ook in vertaling nog veel kunt hebben, anders dan pakweg René Char. En wanneer er vertaald is uit een met het Nederlands verwante taal gaat er allicht minder verloren dan anders; en als je de vreemde taal enigszins kent, kun je zelf nagaan hoe het vers klinkt, en de vertaling als hulpmiddel gebruiken. Maar hoe spring je om met iets uit het Hebreeuws of het Arabisch? Voor de bijbel vind ik het zinvol meerdere versies tegelijk te gebruiken: samen geven ze me dan een voorstelling, een afbeelding, van het origineel.

Liefde en politiek

Drie jaar geleden las ik ‘Stegen van stilte’, een bundel moderne Perzische poëzie. Hoewel ik de vertaalde teksten niet denderend vond, raakte ik geïntrigeerd door enkele hoofdfiguren, onder wie Ahmad Shamlu (1925-2000), die blijkbaar tot de belangrijkste én geliefdste Iraanse dichters behoort. Hij vertaalde zelf moderne westerse poëzie, werkte als journalist, filmmaker en docent; zijn politieke engagement bracht hem onder het sjah-regime enkele keren in de gevangenis, maar ook met het bewind van na 1979 kreeg hij problemen. Onlangs verscheen een tweetalige bloemlezing uit zijn werk, ‘Opstandige dauw’, bezorgd door de socioloog en schrijver Sharog Heshmat Manesh, die ook een informatief maar oppervlakkig nawoord schreef. (Bij het boek zit een cd met door Hamid Tabatabaei getoongezette fragmenten; die muziek zegt me helaas niets.)

Het is beslist de moeite waard kennis te nemen van deze gedichten, vooral omdat Shamlu een indrukwekkende stem is: iemand die zich in het geschrevene sterk aanwezig toont als gedreven, gepassioneerde en gekwelde persoon. Het gaat om twee soorten passie, enerzijds maatschappelijke betrokkenheid (met vaak een toon van woede en wanhoop), anderzijds liefde voor de vrouw; maar dikwijls lijken ze nauwelijks te scheiden.

Zo wordt in een vers uit 1951 een gevallen opposant benaderd via de jonge vrouwen van zijn gemeenschap: ‘Het bloed uit de wond in het hart van Abaï / uit wier borst is het weggesijpeld? / Jullie borsten, welke daarvan / bloeiden in de lente en rijpten? / Jullie lippen, welke / jullie lippen, welke daarvan / – vertel me! – / bloeiden heimelijk, door zijn begeerte, door de geur van een kus?’ De vrouw verschijnt meermaals als een lichte verlosser, contrasterend met de sombere ik-figuur: ‘In jou waren waterlelies en regen / dolk en schreeuw waren in mij; / in jou waren bron en droom / moeras en duister waren in mij. // Ik begon een nieuw lied in jouw poort.’ Ook een kritisch commentaar op de islamitische revolutie begint bij de liefde: ‘Ze ruiken aan je mond / of je soms gezegd hebt dat je van me houdt. / Ze ruiken aan je hart / het zijn vreemde tijden, liefste // Bij de wegblokkade / wordt de liefde / gegeseld.’

Twijfel

Het heeft geen zin dat ik waardeoordelen geef. De meeste teksten kunnen me zeker niet meteen overtuigen en bij maar heel weinig regels sta ik verbluft, ondanks een hoop krachtige beelden; vaak denk ik dat het wel ‘poëtisch’ gezegd is maar niet werkelijk tot poëzie wordt; er zijn veel clichés en pseudodiepzinnigheden. Maar die indrukken worden overheerst door onzekerheid: tenslotte komt dit werk uit een volslagen andere traditie, heb ik wel de juiste leeshouding? Schat ik de ‘volkse’ elementen wel op hun juiste waarde? Hoe wezenlijk is de klank in het origineel? En hoe adequaat is de vertaling?

Een van de beste gedichten begint zo: ‘Nog steeds / denk ik aan die kraai in de ravijnen van Joesj: // met zijn zwarte snavel / over het verzengde, geelbruine graanveld / heftig krassend / beschreef hij een halve boog / over een hemel van mat papier’. In een Duitse versie is de kraai een raaf, tot daaraantoe, maar verder: ‘Met zijn zwarte schaar / over het geelgebrande koren / en zijn dubbele ruisen / sneed hij uit de matte, papieren hemel / een scheve boog’; die schaar komt ook voor in een Engelse omzetting. Zit onze vertaler ernaast? Bij zulke gevallen (en ook bij enkele subtielere, minder eclatante) mag je dat toch wel vermoeden.

Heeft Shamlu me veel te vertellen? Ik weet het eigenlijk niet, nog niet. Hopelijk komen er andere versies om het beeld helderder te maken. We zullen zien.

Ahmad Shamlu, ‘Opstandige dauw’, vert. Sharog Heshmat Manesh, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2010, ISBN 978-90-284-2329-9;

‘Stegen van stilte: een keuze uit 100 jaar moderne Perzische poëzie’, vert. N. Nia/R. Bos, Bulaaq, Amsterdam, 2007, ISBN 978-90-5460-130-2;

Ahmad Schamlu, ‘Blaues Lied’, vert. Farhad Showghi, Engeler, Basel, 2002.

Joris Note

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content