‘Oorlogshond’ van Robert Anker

Een sterke man zonder ideologie is een gevaar voor de samenleving. Dat laat Robert Anker zien in zijn nieuwe roman ‘Oorlogshond’.

Hij laat zich, naar de zeeheld uit de Gouden Eeuw, Michiel de Ruyter noemen. Hij werd toegelaten tot het Korps Commandotroepen, maar promoveerde later summa cum laude in de filosofie. Hij hangt midden in de nacht rond in het uitgaanscentrum omdat ‘hij hoopte op een opstootje, zodat hij even lekker ongehinderd een paar lellen kon uitdelen’. Zijn leerlingen zet hij aan om in hun vrije tijd Nietzsche te bestuderen en als het daarna tot een orgie komt, doet hij lustig mee. Als hij die niet zelf al heeft geïnitieerd.

Deze Michiel de Ruyter citeert niet voor niets op de eerste pagina van Oorlogshond Pim Fortuyn – ‘wiens geest nog altijd prikkelend rondwaart door ons land’. De hoofdpersoon van Robert Ankers nieuwe roman, die zich afspeelt in een onbestemde nabije toekomst, is de verpersoonlijking van de sterke man naar wie in Nederland sluimerend wordt verlangd sinds Fortuyn het politieke toneel betrad. Oorlogshond is daarom een zeer actuele roman die ons een spiegel voorhoudt: hoe aantrekkelijk de sterke man ook lijkt, zijn programma staat uiteindelijk alleen in dienst van eigen glorie. De offers waartoe hij oproept, zullen tevergeefs zijn.

Voor De Ruyter moet het land worden geleid door de aristoi – Oudgrieks voor ‘de besten’. Het zijn de mannen die intellectueel en fysiek boven iedereen uitstijgen. Mannen die meer kennis en inzicht hebben vergaard door jarenlange studie. Die voorop gaan in de strijd doordat ze hun lichaam in topconditie hebben gebracht. Ze voelen een, naar Nietzsche, ontembare wil tot de macht. Ze zijn mateloos in alles. En met wie hen voor de voeten loopt moet genadeloos mee worden afgerekend.

In elk van de drie delen waaruit Oorlogshond bestaat, probeert De Ruyter zijn idealen in praktijk te brengen. Steeds op een groter podium, maar altijd met zichzelf als charismatische leider.

Eerst trekt hij naar het middelbare onderwijs – ‘vanwege het rumoer en de tegenstand die hij er onherroepelijk zou ondervinden’. Hoogstpersoonlijk wil hij het Andere Leren vernietigen en het eeuwenoude model herintroduceren waarin een docent zijn vakkennis en ideeën op zijn leerlingen overdraagt. Als leraar klassieke talen smeedt hij de vijfde klas om tot een gideonsbende die zichzelf voorbereidt op de leidende rol in de maatschappij. Alles maken ze daaraan geschikt. In ruil daarvoor mogen ze boven de bestaande moraal staan.

Na een noodlottig ongeval met Lot – leerlinge en beschermengel tegelijkertijd – wordt De Ruyter huurling in Afrika. Betaald door een miljardair uit Azerbeidzjan, uit op bodemschatten, heeft hij zich aangesloten bij een legertje vrijheidsstrijders. En als hij gevangen wordt genomen door de tegenstanders: geen probleem, dan vecht hij voor hen tegen zijn vroegere bazen. De enige eer, vertelt hij zijn makkers, is dat je trots bent op jezelf, dat je je meer voelt dan een ander, dat je vindt dat je daarom roem verdient. Die trots voelt hij zeker.

Eenmaal terug naar huis gestuurd door de VN legt De Ruyter zijn meesterproef af in de regio Saumerland. Als de ultieme populist zweept hij de inwoners op die leiden aan een permanent gevoel van achterstelling. Met zijn charisma en strategisch inzicht verandert hij hun verzet, waar hij eigenlijk niets mee heeft, in een regelrechte opstand. Aarzelingen van realo’s met principes schuift hij bruut terzijde. Alleen met compromisloos doorzettingsvermogen, onderstreept met geweld, kun je immers een politiek doel bereiken.

Ankers verteller – een biograaf die embedded met De Ruyter meereist – laat zo mooi zien hoe zijn idealisme steeds inhoudslozer wordt. Het gaat hem alleen om het antiek heldendom. De zaak waarvoor het speciale ras van strijders en denkers vechten doet er uiteindelijk niet toe. Zo schept De Ruyter een elite die hol is. En gevaarlijk. Het is een elite geworden die zijn ziel heeft verkocht aan een onwetende, rancuneuze massa en hen, uit niets anders dan het verlangen de voorhoede te zijn, leidt naar de ondergang van iedere waardigheid.

Toch is alleen het eerste deel van Oorlogshond werkelijk spannend. Daar hint Anker naar een schaduwzijde van Michiel de Ruyter. Hij heeft zijn ouders niet gekend, onderdrukt agressief ieder gevoel van liefde en lijdt elk jaar wel een keer aan een depressie. Wat zijn zijn werkelijke motieven? Maar als De Ruyter naar Afrika vertrekt, lijkt hij zijn verleden en emoties met succes te hebben onderdrukt. Dat maakt hem eendimensionaler. Het maakt de politieke metafoor van Oorlogshond misschien scherper, maar het blijft jammer: ook in een politieke roman zijn het personages en hun streven die lezers voortdrijven.

Maarten Dessing

Robert Anker, Oorlogshond, Querido, Amsterdam, 334 blz., 18,95 euro, ISBN 978-90-214-4016-3

Partner Content