Michaël Vandebril debuteert met Nederlands-Franse dichtbundel

Een van de opvallendste aanbiedingen uit het literaire najaarsaanbod is ‘Het vertrek van Maeterlinck – L’exil de Maeterlinck’: een voorsmaakje.

Een eerste druk van een dichtbundel in de belangrijkste landstalen uitgeven, je moet het als uitgever maar durven. En dat is nu net waar Michaël Vandebril (°1972) in geslaagd is: uitgever Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen te overtuigen zijn dichtersdebuut in het Nederlands en het Frans uit te geven. Een dubbele titel lag dan ook voor de hand: ‘Het vertrek van Maeterlinck – L’exil de Maeterlinck.’

Vandebril, jurist van opleiding, had een sterk argument. Zijn gedichten dwalen door de literaire geschiedenis van Europa. ‘Deze dichter kent de waarde van het woord’, schreef Adriaan de Roover nadat hij enkele losstaande gedichten had gelezen. Vandebril kent niet alleen de waarde van het woord, maar overstijgt met zijn poëzie de grenzen van het land en plaatst zijn gedichten in een Europese context en traditie. Hij paradeert – dit is niet denigrerend bedoeld – in de tijd waarin het Frans de belangrijkste taal van Europa was. Nostalgie is de ziel van zijn poëzie. Het opnieuw binnenhalen van la langue de Voltaire is daarom zowel strategisch juist en heeft een psychologische bijsmaak.

De bundel van Vandebril verschijnt in het najaar. Een mozaïek van 33 gedichten. Alle gedichten hebben dezelfde vorm: acht afgebroken regels, twee aan twee, netjes in de rij, het gelaat van het internaat. Zo passeren dode dichters en oude steden, zoals Venetië, en in het bijzonder San Michele, het eiland waar de stichter van Les Ballets Russes, Sergei Pavlovich Diaghilev en de dichter Ezra Pound begraven liggen. Aan beide heren is het gedicht ISOLA DI SAN MICHELE opgedragen.

‘De rode draad door deze bundel is Vandebrils bezinning tussen verlangen en vervulling, vluchten en blijven, taal en identiteit, leven en dood’, luidt een fragment uit de werftekst op het achterkaft van de bundel. Zwaarwegende benaderingen voor lichtvoetige poëzie. Daarmee bedoel ik niet ‘lichtvaardig’ of ‘oppervlakkig’. Integendeel. Zijn poëzie zweeft op zware grond, de vrouwelijke elementen in zijn mannelijkheid geeft hij de vrije loop.

Een goed voorbeeld daarvan is het hier opgenomen gedicht. Net als de andere is het een gedachtestroom, vaak barok. Met Marcel Proust heeft Vandebril overvloeiende stemmingen, gemoedstoestanden en gevoelens gemeen, in een bedje van herinneringen. Met de vertalingen en de dubbele titel wijst Vandebril daarenboven op de engheid van de Vlaamse poëziewereld en zijn wens eerder als Europees dan als Vlaams dichter bevonden te worden. Hij schaart zich daarmee in de rij van zowel de vriendenkring van Paul van Ostaijen als die van de Gentse Franstalige kring, waarvan Maeterlinck, Van Lerberghe en Verhaeren de belangrijkste dichters waren.

Een grondige bespreking zal kort na verschijning ongetwijfeld volgen, daarom beperk ik me tot het informatieve luik. De Franse vertalingen zijn van de hand van Jan Mysjkin en Pierre Gallissaires. De eerste vertaalde en de tweede zorgde voor de stillering. De uitgever garandeert ravissante Franse versies. En om tot slot terug te keren naar de dichter. Michaël Vandebril leidt de stedelijke dienst van Antwerpen Boekenstad. Zonder zijn gedreven inzet had het literaire festival De Stad van Elsschot veel minder pluimen gehad. Vandebril was een participerende dichter van het stijlvolle en in zijn genre vernieuwende dichtersproject BOEST (2009). In 2010 stelde hij de bloemlezing samen van de ‘5de Nacht van de poëzie’, waar hij curator van was.

Guido Lauwaert

JOUR DE GRÂCE

ik leid je om de tuin mijn mooie grote tuin vol vreemde bloemen

die ruiken naar

stof en oude plankenvloeren rook kringelt als zwarte dansers rond je lenden

het lange

trage zuigen van het gras ruist in onze meisjesachtige oren we schuifelen

slaperig

onze voeten de donkere aarde in ik neem langzaam je tong uit je mond

die ik draag

als een trofee na een lange reis ik bestijg op mijn blote knieën

de trappen waaraan

nachtvlinders kleven ik schuif je een ring van zilver om de vinger

van je kleinste

hand deze nacht kent vele vaders en moeders deze nacht wordt je graf

kijk ik drink je

koel en donker bloed en verdrink je in de ondiepe poel

van een nieuwe poëzie

JOUR DE GRÂCE

je te fais marcher marcher autour de mon beau grand jardin de fleurs étranges qui sentent

la poussière et les vieux planchers la fumée tourne comme des danseurs noirs autour de tes reins la longue

et lente succion de l’herbe bruit dans nos oreilles de jeune fille en somnolant

nous entrons à petits pas dans la terre sombre je te sors lentement la langue de la bouche que je porte

comme un trophée après un long voyage je monte sur mes genoux nus les escaliers où

sont collés des papillons de nuit je glisse un anneau en argent autour du doigt de ta plus petite

main cette nuit connaît de nombreux pères et mères cette nuit sera ta tombe regarde je bois

ton sang sombre et froid et te noie dans la mare peu profonde d’une nouvelle poésie

Michaël Vandebril (vert. Jan Mysjkin en Pierre Gallissaires)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content