Luuk Gruwez – Lagerwal

Luuk Gruwez toont in de nieuwe bundel Lagerwal nog eens waarom hij (misschien) de grootste dichter van Vlaanderen is.

Luuk Gruwez – Lagerwal
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen
Aantal pagina’s: 56
ISBN: 978-90-295-6637-7

‘(…) Zij zijn van overdosissen voorzichtigheid vervuld, / van levenslang et cetera, stupide stuwingen in buik en boezem. / Fluorescente details, eeuwenoud van eenvoud: spermavlekken die zij / stil, met dromerige ogen uit de lakens van hun zonen wassen.’ En verder: ‘Zij geven kleuters sjaal en wollen wanten mee. Bananen. / Iets dappers tegen tranen. En van hun eigen moeders die hun meer / en meer ontglippen, worden zij de laatste moeders. Tot zij / de handen wantrouwen die hen niet langer vasthouden kunnen.’

Na lezing van het eerste gedicht, Moeders , weten wij het weer met stellige zekerheid: Luuk Gruwez is een van de beste, misschien wel de allerbeste Vlaamse dichter.

Je hebt dichters die goed kunnen kijken en precies noteren wat ze zien, en daar houdt het mee op. Luuk Gruwez degradeert die collega’s tot broekjes. Hij registreert, noteert, analyseert, interpreteert, intrigeert, emotioneert, ironiseert…

Gruwez schildert met woorden beelden die eigenlijk niet schilderbaar zijn: niet één moeder, maar álle moeders. Luuk Gruwez vat het universele moederbeeld, zo raak als maar zijn kan, in amper twintig versregels, zonder zich van ook maar één cliché te bedienen.

Het geklets van oude bokken over groene blaadjes, de vraag hoe je een hiernamaals vol krijgt, een portret van de geleerde, terminale minnaars, de complexe verhouding tussen gedichten en hun makers, gelegenheidsverzen over het poëziedorp Watou, het Deerlijk van zijn jeugd, het Hasselt van zijn heden… thematieken zat bij Gruwez.

Niet een overkoepelend thema dat een bundel lang tot vervelens toe wordt leeggemolken, zoals eendimensionale ‘project’-dichters wel eens plegen te doen, maar keurig één onderwerp per gedicht of gedichtenreeks. Noem het gerust veelzijdigheid.

Luuk Gruwez schrijft over de grote dingen van het leven. Klinkt behoorlijk ouderwets, maar dat is het bij hem nu net niet. Al dat zwaarwichtige gedoe van leven, dood en alles wat daartussen ligt, wordt met pretoogjes aanschouwd. Deze poëzie is helder, maar niet zo helder dat je ze één keer leest en dan nooit meer. De hele tijd denk je: ‘Ja, zo is het! Goed gezegd, Luuk!’

Zijn gedichten gaan over het hier van nu en (vooral) van vroeger. ‘Kweel Kyrie Eleison, Zwarte Lola, Malle Babbe’ , luidt een versregel in het gedicht Over het verrichten van een heldendaad. Die tijd dus, tweede helft vorige eeuw, toen de kerken nog vol zaten en een radio portatief heette.

Overigens is het genoemde gedicht, samen met zijn pendant op de navolgende bladzijde, een van de vele hoogtepunten in deze bundel. Het eerste gedicht, over het wél verrichten van een heldendaad, opent met ‘Verricht hem niet’ en eindigt met ‘Deins er nooit voor terug geen heldendaad te begaan’.

De pagina omslaan en daar wordt de heldendaad alsnog verricht in het gedicht Over het niet verrichten van een heldendaad. Beetje flauw, denkt een mens eerst, tot blijkt wat voor prachtigs er achter die titels schuilgaat. Zo is Gruwez op zijn best: als hij onder zijn glinsterende pretoogjes ook nog een guitig bekje trekt.

Nog dit: toen Herman de Coninck stierf, kwam er een postje vrij in het ‘dagelijks bestuur’ van de Nederlandse poëzie. Gruwez had dat zitje moeten claimen en de voorman moeten worden van enige generaties anekdotische dichters bezuiden de Moerdijk.

Hij deed het niet, allicht omdat het hem geen bal interesseert. Jammer, maar begrijpelijk. Waarschijnlijk is de beste dichter van Vlaanderen zijn een fulltime bezigheid, die weinig ruimte laat voor extrapoëticale beslommeringen.

Philip Hoorne

Partner Content