Lukas De Vos

Luc Deflo toont in Nacht & Nevel zijn verontwaardiging over kerkelijke praktijken

Lukas De Vos Europakenner

Seks en Moord, het plat spat van het blad. Luc Deflo heeft er een patent op genomen, alle uitwassen van de seksindustrie tasten steeds verder de duistere krochten van de menselijke schunnige verbeelding af. Dat is in Nacht & Nevel niet anders.

Luc Deflo, Nacht & Nevel. Gent, Borgerhoff & Lamberigts 2017, 281 blz.

Maar de tragiek van verlies krijgt stilaan wel een genuanceerdere kleur. Wat de plot aan spankracht verliest, wint hij aan medeleven en begrip voor het ombuigen van aseptische juridische behandeling van misdrijven.

Deflo, destijds overgestapt van de toenmalige monopoliestal Manteau naar andere uitgevers (‘ik zal eerlijk zijn, de financiële voorwaarden waren beter’), legt al een tijdje een ongelijk parcours af. Stuitende mislukkingen (Drift, met zijn Venezolaanse echtgenote Sormaria Marchan) wisselen af met perverse hoogtepunten (van Naakte Zielen, 1999, tot Vlees, 2016). Soms komen de vaste personages terug – hij begon zijn eerste zeven thrillers met Bosmans en Deleu, Deleu duikt geregeld opnieuw op samen met Nadia Mendonck (Teek, Tot op het Bot, Intifada) – soms zijn het alleenstaande thrillers.

Wat ze allemaal bindt is de ontwaarding van de mens door de botsing tussen strenge opvoeding, fnuikende godsdienstregels, sociale druk, en de breekbaarheid van de mens die niet op kan tegen machten die hem ontglippen of ontstijgen. Wat steevast achterblijft is ontreddering, in de ogen van de goegemeente onaangepastheid, het zedelijk vraagstuk, en een sfeer van latent pessimisme over de dierlijke drijfveren en de mateloosheid van de mens. De zielkundige verbrokkeling.

Wat ze nog bindt is de herkenbaarheid. Die wordt voor een stuk geleverd door de eenheid van plaats. Zelden verlaat Deflo zijn eigen streek: Groot-Mechelen. Hij ként ook die mensen, de streek is maar de lakmoesproef van wat er onder de beschavingsradar écht leeft. En dat is geen fraai beeld. De mens onderdrukt zijn instincten, moet ze wel onderdrukken of hij komt in conflict met de maatschappij, en erger, met zichzelf. Met zijn onmacht om lief te hebben, behalve zichzelf. Elk slachtoffer is de spiegel van onbeteugelde drift. Maar de oorzaak dient vooral gezocht in de doorgedreven regelgeving, die de mens voortdurend over de grens duwt, niet zelden de rand van de afgrond.

Daarom biedt de kernfiguur in Nacht & Nevel zoveel tastbaarheid. Het is meteen duidelijk dat het om een verknipte pastoor gaat, die zich graag als travestie verkleedt, en een lurkend genot ontwikkelt in het hoeden en teder misbruiken van kleine jongetjes. Waar hij liederlijke ouders graag voor betaalt. ‘Een milde bijdrage, in ruil voor wederzijdse genegenheid, is zoiets zwijggeld? Nee, natuurlijk niet’. Maar ‘wie werd er geviseerd? Misantropen. Mensen zoals hij. Niet de vaders, meedogenloze marginalen, die hun kinderen in het ziekenhuis mepten, na zich aan die ukjes te hebben vergrepen. (…) Die liet men ongemoeid’. Zelfmedelijden zoekt altijd naar zelfrechtvaardiging. Heimelijk gedrag, waarvoor Rudolphe Meersseman zich bitter schaamt maar die schaamte wegduwt achter decente bedoelingen, noopt altijd tot een bedrieglijke voorhang. Tot het misloopt.

En natuurlijk loopt het mis, als een dronkaard van een vader een mes trekt, maar er na een schermutseling zelf op valt. Het lijk doen verdwijnen, het brengt plots oude spoken weer tot leven, zeker als de hoogst onzekere pakjesbezorger Reginald Olyslager de beruchte Mechelse alcoholcontroles wil omzeilen, en zijn bazige vrouw (van wie hij net gescheiden is) onraad vermoedt. Hij is bang voor alles: voor de politie, voor zijn vrouw, voor een vreemde, voor een hond, voor zichzelf.

Olyslager heeft maar één obsessie: de voogdij over zijn autistische zoon van zeven niet kwijtspelen. En dat riskeert hij als hij in Hombeek bij nacht en ontij (geen nevel, de titel van de roman is niet bepaald kies gekozen) een man aanrijdt. Vanachter haar gaas ziet Adèle Bloemendael (grapje?) hoe een kale man met een krakkemikkige rode Renault Mégane op zijn schreden terugkeert, en dan wegrijdt. De aangeredene blijkt niet dood, maar is wel, zo blijkt, op dodentocht – diezelfde nacht zal hij nog drie mensen vermoorden, Reginald achter zich aanslepend als nuttige idioot.

Waarom moeten de drie dood? Daar ontspint zich een complot met als kerngegevens kinderverkrachting, wraak, eigen gerechtigheid, en tentakels die tot de pastoor reiken. Maar wie is de misdadiger, wie is de engel der wrake, wie is de pineut, en wat heeft de helse nacht van 18 maart 2017 in gang gezet? Bestaat er een geheim genootschap dat pederastie hoog in het vaandel voert, of moeten geheimen toegedekt? En welke rol speelt de kerk van Willebroek? (Voor één keer niet de brug, maar de Sint-Niklaaskerk. Helaas toont het boekomslag een heel andere kerk, de beschrijving van een dreef klopt trouwens niet, maar dat vermindert natuurlijk wel de geloofwaardigheid van de beschrijvingen).

Deflo heeft in elk geval opnieuw aan evenwicht gewonnen. Hij heeft zich laten leiden door verontwaardiging over kerkelijke praktijken. Zijn afkeer van instituten is onderbouwd en voorbeeldig geadstrueerd, de stijl blijft beknopt en virulent. De personages zijn beheerste usual suspects, de rechter, de dokter, de schoonbroer, de pastoor, al vraag ik me af wat die arme Clem Schouwenaars misdaan heeft om te figureren als een sleutelfiguur in Nacht & Nevel. Of misschien was het omdat Schouwenaars ooit de dichtbundel Onvoltooide Executie geschreven heeft? In 1958. Toch wel het geboortejaar van Deflo zeker?

In elk geval gaat dat boekje over de last van het leven, de onverbiddelijke tocht naar de dood, geplaveid met voornemens en ontsporingen. Een bezinning die Deflo onverkort toepast in al zijn thrillers (als ik zijn bibliografie goed heb bijgehouden is het al de 33e). Maar altijd met Nietzschiaanse illusieloosheid. Homo homini lupus. Behalve voor pastoors: homo homini ludus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content