Karel Capek – Een doodgewoon leven

Wat een mooi thema: de haast van een kind om volwassen te worden, en later de spijt daarover als het zover is. Het overkomt de ik-verteller in Een doodgewoon leven, een roman van de Tsjechische schrijver Karel Capek.

Karel Capek – Een doodgewoon leven
Vertaald door Irma Pieper
Uitgeverij: Wereldbibliotheek, Amsterdam
Aantal pagina’s: 191
ISBN: 978-90-284-2246-9

Wat een mooi thema: de haast van een kind om volwassen te worden, en later de spijt daarover als het zover is. Het overkomt de ik-verteller in Een doodgewoon leven, een roman van de Tsjechische schrijver Karel Capek (1890-1938).

Zo mijmert die verteller, een gepensioneerde spoorwegambtenaar, over de haast waarmee hij ooit afscheid nam van de middelbare school: ‘En daarom verlaten we die alsof we op vrije voeten zijn gesteld in plaats dat we met enige ontroering voelen dat dat vertrek het afscheid van onze jongensjaren betekent.’

Capek verstaat de kunst om de dingen en de mensen een specifieke aura te geven. Vertellen over de besloten wereld van een Tsjechisch dorp eind negentiende eeuw gaat hem goed af. Altijd vindt hij de juiste woorden om het gewone op een bijzondere manier te karakteriseren. De dorpelingen hebben allemaal hun specifieke ambachten en elk ambacht is een wereld op zich.

Daarom is de verteller geschokt als hij op zondag al die mensen niet met een voorschoot en opgestroopte mouwen in hun eigen werkplaats, maar in zwarte kleren samen in het café ziet zitten: ‘Misschien was het daarom dat ze zo schetterden, omdat ze een zekere orde schonden.’

Zolang Capek in die besloten wereld blijft, gaat alles goed met de roman. Het is een vondst om een plichtsbewuste stationschef over de locomotieven als over mooie meisjes te laten fantaseren: ‘Zijn leven was regelrecht pathetisch te noemen, aangezien die schoonheid enkel in een vlucht, als een bliksemflits, aan hem voorbijtrok.’

Er ligt een sluier van melancholie over die bebloemde stationnetjes waarin het mannelijke personeel mediteert over de vraag ‘waarom de vrouwen zo waren of wat er na de dood kon zijn’.

Jammer genoeg heeft de schrijver die toon niet volgehouden. Het is alsof de schrijver plots vreesde dat een gewoon leven niet volstond voor een goed verhaal. Door in het tweede deel paniekerig het roer om te gooien en van de verteller een getormenteerd man te maken, bewijst Capek alleen maar dat het thema van een ongewoon leven niet noodzakelijk tot een geslaagde roman leidt.

Piet de Moor

Partner Content