Kafka’s manuscripten zijn werelderfgoed

In de ruzie om de vraag wie zich de bezitter van Kafka’s nagelaten manuscripten mag noemen, heeft Kafka-biograaf Reiner Stach eindelijk de knoop doorgehakt.

De staat Israël meent dat Kafka’s nagelaten manuscripten nationaal cultuurgoed zijn. Dat wordt door Reiner Stach, die een nog niet geheel voltooide, monumentale biografie over Franz Kafka schreef, zonder meer tegengesproken. Op de vraag ‘Van wie is Kafka?’ antwoordt hij in de Frankfurter Allgemeine Zeitung (6 augustus) zonder meer: de manuscripten van Kafka behoren tot het culturele werelderfgoed. Volgens Stach is het ongehoord dat een staat zich de erfgenaam van de schrijver durft te noemen. Het klopt wel dat Kafka Hebreeuws leerde en dat hij met de gedachte speelde om naar Palestina te gaan, maar zelfs als hij dat echt gewild zou hebben, zou hij deze droom nooit kunnen hebben realiseren omdat het Joodse immigratiebeleid dit plan verhinderd zou hebben: tbc-lijders werden zonder meer afgewezen.

Juist het geval Kafka bewijst dat literaire, culturele en nationale eigenschappen slechts met geweld onder één noemer gebracht kunnen worden, aldus Stach, die beklemtoont dat Kafka zich de ene keer een Duits-Joodse Boheem, de andere keer een Duits-Boheemse Jood voelde. Objectief was hij een Oostenrijks burger, althans tot het einde van de Eerste Wereldoorlog. Daarna had hij een Tsjechisch paspoort, en hij stierf als Tsjech in de Oostenrijkse republiek. In feite hebben de Tsjechen dus betere argumenten om Kafka’s manuscripten als hun erfdeel op te eisen dan de Israëlische autoriteiten, aldus Kafka’s biograaf. Het hangt er maar vanaf uit welk perspectief men de kwestie bekijkt.

Maar er zijn nog twee oude Israëlische dames in het geding die juridisch nogal stevig in hun schoenen staan als ze beweren dat ze de Kafka-manuscripten van hun moeder hebben geërfd. Het gaat om de zusters Hoffe, die kunnen aantonen dat ze Kafka’s teksten van Ester Hoffe, hun moeder, hebben geërfd. Max Brod had Ester Hoffe, zijn secretaresse, tot zijn erfgename gemaakt.

Max Brod had Kafka’s teksten uit de handen van de nazi’s gered door ze in de jaren dertig mee te nemen naar Palestina. Een deel ervan werd later in een safe in Tel Aviv bewaard, een ander deel in de safe van een Zürichse bank. Ester Hoffe liet haar twee dochters bovendien een groot vermogen na, maar ook daarover kunnen de zusters niet beschikken zolang een Israëlische rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of de dochters Hoffe over het erfdeel van hun moeder mogen beschikken.

Stach pleit ervoor om alle Kafka-manuscripten in het literaire archief van Marbach onder te brengen, waar het origineel van ‘Der Prozess’ al wordt bewaard. Zijn redenering is de volgende: Marbach is het best geschikt om de culturele verantwoordelijkheid voor dit soort supranationale literaire documenten van Duits-Joodse origine te nemen. Om die reden hoort ook het nog niet ontsloten literaire erfdeel van Max Brod in het Marbach-archief, ten eerste omdat dit Duitse instituut over de personele mankracht beschikt om de kolossale nalatenschap van Brod te verwerken en ten tweede omdat deze instelling een grote ervaring heeft in het behandelen van Duits-Joodse literaire teksten.

Stach maakt ook een einde aan de speculatie van de Israëlische journalist Ofer Aderet (zowat de enige bron van de internationale berichtgeving over de kwestie) dat uit de safes in Zürich en Tel Aviv nog ongepubliceerde verhalen van Kafka tevoorschijn zouden komen. ‘In werkelijkheid is de inhoud van alle safes al in de jaren tachtig geïnventariseerd en, in zover het om Kafka-teksten gaat, in de kritische Kafka-editie ook gepubliceerd,’ aldus de 59-jarige Stach.

Reiner Stach is niet alleen een eminent Kafka-kenner. In de VS ontdekte hij ook de geschreven nalatenschap van Felice Bauer, de Berlijnse met wie Franz Kafka begin vorige eeuw een verhouding had en met wie hij correspondeerde. Ze emigreerde in 1936 vanuit Zwitserland naar Amerika.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content