Review | Boeken

Jo Claes schreef eerste Vlaamse metathriller ooit

Jo Claes is één van de drie Vlaamse thrillerschrijvers die nog meedingen naar de Gouden Strop. © Facebook
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Jo Claes is één van de 12 genomineerden voor de Gouden Strop, de meest prestigieuze Nederlandse thrillerprijs, maar maakt in zijn nieuwste roman-metathriller ‘Vermoorde onschuld’ grapjes dat zijn hoofdverdachte Lebowski die wel nooit zal krijgen.

Je kunt je als lezer soms enorm honds voelen. Een geslagen hond. Dat overkomt ongetwijfeld ook de schrijver, want die is ten slotte zelf zijn eerste lezer. Maar de kunstgreep die Claes deze keer, na de publieksprijs die hij vorig jaar in ontvangst mocht nemen van de Knack Hercule Poirotprijsvoor De Mythe van Methusalem, uit zijn laptop schudt, is bijna buitenordentelijk. Hij meet zich het karakter aan van Droopie, de basset die animatietekenaar Tex Avery in 1943 bedacht. Ogenschijnlijk altijd lamlendig en neerslachtig, maar van een intelligentie die zijns gelijke niet vindt, en hem een bovenaardse kracht geeft op buitengewone momenten, met een sardonische grijns tot gevolg. Waarop doodnuchter en in sourdine volgt: “I’m happy”.

Metathriller

Jo Claes schreef eerste Vlaamse metathriller ooit
© GF

Want Claes heeft de bij mijn weten allereerste metathriller in de Vlaamse letteren geschreven. Een moeizaam onderzoek naar vier moorden dat evenveel gaat en zegt over het zieke brein van een succesvolle auteur, als over de manier waarop wij fictie en werkelijkheid door elkaar halen. Vermoorde Onschuld is zelfs een metathriller in het kwadraat, want uiteindelijk denkt ook de schrijver zelf na over zijn eigen inbreng in de personages, en de identificatie die de lezer maar al te vaak maakt, ook al zegt het nawoord nadrukkelijk dat het verhaal “volledig verzonnen” is. Dat zal wel, maar zeker niet de setting (Italië, Leuven andermaal), de verwerkte lectuur, en de types die Claes gebruikt.

Schijnbaar warrig

De hoofdverdachte, auteur Lukas Lebowski, dankt zijn naam uiteraard aan twee voorbeelden: de uitgeverij Lebowski (enige tongue in cheek is nooit ver weg) en de “Big Lebowski”, de film van de gebroeders Coen (1998) die handigt inspeelt op de verwarring tussen een miljonair met een spilzieke vrouw en een beroepsdopper die even lui als hebzuchtig is. Er zijn geen heiligen. Niet voor niets zijn Joel en Ethan Coen, maar ook Jo Claes, te rade gegaan bij de droge humor van Raymond Chandler in The Big Sleep. Er wordt inderdaad nogal wat afgeslapen en afgezeikt in dit schijnbaar warrige plot, dat niettemin van zoveel genialiteit getuigt dat zij de ontknoping in het niets doet verzinken bij de wendingen die het verhaal neemt.

Claes heeft zich ongetwijfeld gespiegeld aan de gretigheid waarmee de Coens bij Chandler te rade gingen. De episodische structuur, het trial and error gedrag van verdachten (die zoals het hoort heel wat te verbergen hébben) én van de speurders tekent een labyrintisch weefsel uit. Natuurlijk schrikt Claes niet terug voor ware pulpkarakters, zoals zijn vaste personages Thomas Berg, diens secondanten Coens – what’s in a name ? – en Meulenaer, de norse, zelfingenomen onderzoeksrechter Hove – er zijn geen andere -en anatoom-patoloog Zeebos.

Gouden Strop

Jo Claes is met deze vorige roman in de running voor de Gouden Strop
Jo Claes is met deze vorige roman in de running voor de Gouden Strop© Houtekiet

Het verhaal zelf komt wat traag op gang in Siena, waar een eerste slachtoffer valt, en de vraag is wie het bed gedeeld heeft met suksesauteur Lebowski, of van wie het vermoed wordt, en waarom. De traagheid is nodig op het geslepen plot in al zijn omvangrijke verwarring goed te laten doorspoelen bij de lezer. Want met een uitgever die bankroet gaat als Lebowski overstapt naar een groter huis, de uitreiking van de Gouden Strop (waar Lebowski dramatisch naastgrijpt), secretaresses die het tot zaakvoerder schoppen, een overbeschermde dochter, en verdachtmakingen allerhande, niet het minst omdat Lebowski elke ondervraging aangrijpt als een nieuw mysterieplot, is het zaak het hoofd erbij te houden. Dat Lebowski ook een mythomaan is, heeft aanwijsbare redenen, die pas op het einde onthuld worden.

Daar komt nog een lokale dimensie bij, die emblematische symboliek toevoegt, waardoor de metathriller ook een simulacre wordt. Uiteraard figureert Leuven als canvas én als mise-en-abyme, zodra Berg beseft dat het grafmonument van Fritz Van Praet op het stedelijk kerkhof sleutel en onthulling tegelijk is. Claes vergroot het mysterie door een roof in de Allerheiligenkapel van Diest – want waarom wordt er op één na steeds een gestolen gipsen beeldje van een heilige bij de doden gevonden (en niet van de minste: Apollonia, Philomena, Katharina, Agatha, zedige dames die een vreselijk einde vonden om hun geloof in een heilige tekst; alleen Thekla ontbreekt nog, dat kon nog gruwelijker). Het omslag is, zoals bij de zeven vorige Berg-thrillers van Claes, de innerlijke foto van de roman. De titel speelt, ten overvloede, met de geschapen dubbelzinnigheid tussen fictie en realiteit: worden er onschuldigen vermoord (of is iedereen wel ergens schuldig) ? of spelen de personages de vermoorde onschuld, en zo ja, waarom ?

Gepuzzel

Berg begaat zelf de fout door mee te gaan in de schrijverslogica. Hij tracht aan Lebowski’s geschriften en uitspraken een verklaring voor het verloop der gebeurtenissen te ontwringen. “Waar begint het verhaal ? Dat moment valt niet samen met de eerste regel van een roman. Alles is altijd al eerder begonnen, want geen enkel verhaal ontstaat uit het niets”. Door gepuzzel valt daarom, in de ogen van Berg, een oorzakelijkheid af te leiden. Wat een verenging van het onderzoek meebrengt natuurlijk. Daarenboven wordt Berg overdonderd door de auteurskennis. Lebowski toont aan dat het vierde hoofdstuk van zijn nieuwe thriller (elk hoofdstuk is verbonden met een moord) niet door hemzelf kan geschreven zijn – omdat perspectieven door elkaar gehaspeld werden.

Gelaagdheid

Sluit als een bus, maar pasticheert de schrijver zichzelf niet door bewust fouten te maken ? Onvoorwaardelijk geloof in een tekst leidt tot pijnlijke ondergang. Schrijver Claes ontbloot de eigen kunde als hij schrijft over de schrijver Lebowski en hoe zijn vaste personages met schrijven moeten omgaan: “Elke misdaadauteur die zijn stiel kende, bekommerde zich niet alleen om een aannemelijk motief, hij zorgde er ook voor dat de rechercheur in het verhaal keer op keer op het verkeerde been werd gezet”. Die gelaagdheid maakt de lezer medeplichtig aan de onophoudelijke twijfel die om strikt filosofische redenen wordt opgebouwd.

En dus ga je ook onbewust mee in de tussenstukjes, waarin vanuit de dader zelf de moorden tijdens hun uitvoering worden beschreven. Maar net als Berg ga je dan ten onder aan tegenspraak. “Hij had het gevoel dat hij zelf met een Januskop op zijn schouders rondliep sinds hij aan de zaak was begonnen. Net zoals de Romeinse god naar twee kanten keek, stuurde hij zijn gedachten nu eens die richting uit, dan weer een totaal andere. Het gevolg was dat hij elke oriëntatie kwijt was”. Je moet tegelijk voor- en achteruitkijken, maar Janus is een krachtig symbool op de drempel van oud en nieuw. Elke overgang is een stap in een nieuwe werkelijkheid – een nieuw jaar, een nieuw voornemen, een nieuwe visie, een nieuwe piste. Elke overgang is een rite de passage, die de onschuld van het niet-weten ombrengt.

Verschrikkelijk inzicht

Kennis is niettemin wreed en verlossend tegelijk, zoals de martelaars ondervonden. “Elk onderzoek, wist Berg uit ervaring, had een kantelpunt”. Dat kantelpunt is het onverwachte, verschrikkelijke inzicht, de Janusovergang, die komt op het ogenblik dat Berg een helder onderscheid kan maken tussen woorden en Woorden – het geschrevene en het Wezenlijke. De drijfveer is zonder uitzondering de onmogelijkheid tot zelfrealisatie. Zonde heette dat vroeger. Het valt me nu eigenlijk op dat Claes laboreert aan een fijnzinnig theologisch oeuvre, waarbij ethiek de ware opdracht van de mens is. Falen hoort daarbij, want ethische volwassenheid is een Sisyfusopdracht. Hondse afbeuling. Elke val zet aan tot nieuwe, verwoede pogingen om de steen omhoog te duwen.

Zo moet je ook het onderzoek van Berg lezen. In de wetenschap dat de speurder door de gebruikte ondervragingsmethodes alleen onetische mogelijkheden krijgt geboden. En opnieuw het onderscheid vervaagt tussen dader en ondervrager. Of tussen schrijver en lezer. Tussen mens en beest. Een doolhof waarin ik me met graagte neervlij. Liefst met een bel cognac in de hand. Zo heeft Berg dan toch nog een goeie invloed op me gehad. I’m happy. Tot het volgende boek. Jo Claes is de zielenknijper van rusteloze geesten.

Jo Claes, Vermoorde Onschuld. Antwerpen/Utrecht, Houtekiet 2015, 394 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content