‘Ik sta een beetje te trillen’

Maarten Dessing was erbij toen een overdonderde Jan Lauwereyns gisterenavond in Utrecht de VSB-Poëzieprijs kreeg uitgereikt.

Een verrassing was de bekroning zeker. Alles wees erop dat Anne Vegter de prijs zou krijgen. De verzamelde beroepslezers wezen voor het poëzietijdschrift ‘Awater’ haar bundel aan als beste van 2011. Voorafgaand aan het programma zoemde vooral haar naam rond in de Utrechtse Nicolaïkerk. Zij mocht van alle genomineerden de meeste gedichten voordragen en ook het applaus daarvoor was enthousiaster en hield langer aan.

Jan Lauwereyns daarentegen leek al blij te zijn dat hij was genomineerd. Timide betrad de 42-jarige neurowetenschapper, even overgevlogen uit zijn woon- en werkplaats Fukuoka, als eerste van de vijf genomineerden het podium. Aarzelend droeg hij enkele fragmenten voor uit ‘Parabel voorbij de regenboog’ en ‘Zoals vuur vuur uitademt’. En toen hij, zoekend naar een nieuw fragment, werd verrast door het applaus, ging hij maar snel weer zitten.

Toch besliste de jury in zijn voordeel. ‘Hemelsblauw’, dat ook al was genomineerd voor de Herman De Coninckprijs, overtuigde het meest omdat de jury, na het vaststellen van de shortlist in oktober, in deze bundel steeds ‘andere en nieuwe aspecten vond: humor en lyriek, het verweven van werelden en wereldbeelden, lef en ook elegische stilte, die parabolisch en toch niet moralistisch is en die geslaagd is in het in combineren van wetenschap en poëzie.’

Jan Lauwereyns was overdonderd. ‘Ik sta een beetje te trillen’. Als een schooljongen luisterde hij op het podium naar de lofzang van juryvoorzitter Kathleen Ferrier te ondergaan. Onwennig liet hij zich door haar omhelzen. Daarna dankte hij iedereen die hij kon bedenken. ‘Anne Vegter had voorgesteld om de vijf dichters allemaal als winnaars te beschouwen’ zei hij tegen zijn collega’s – naast Vegter: Willem Jan Otten, Erik Spinoy en Peter Ghyssaert. ‘Laat ik me daar bij aansluiten.’

En toen zorgde Lauwereyns onverwacht alsnog voor het hoogtepunt van de avond. Hij droeg de tweetalige versie voor zijn gedicht ‘Addertje zonder kop’ uit de bekroonde bundel, zoals die in 2009 als aparte uitgave is verschenen bij Druksel. Daarin vertelt Lauwereyns, regel voor regel afwisselend in het Nederlands en de Japanse vertaling, over de intrigerende en fascinerende adder zonder kop die hij ooit vond in de tuin waar hij toen woonde.

Niet alleen klonk het mengsel van Japans en Nederlands uitermate bezwerend, het was ook een treffende metafoor voor de poëzie, lichtte Lauwereyns toe. ‘Wat is de essentie van deze vondst? Dat je denkt over iets wat er niet is: dat kopje. En dat is volgens mij de kern voor veel poëzie.’

Maarten Dessing

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content