Review | Boeken

Het zwarte zonnestelstel van Jens Lapidus

Jens Lapidus © Schyffel, Wikicommons
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Wie niet het geduld heeft om de Stockholm-trilogie van de Zweedse thrillerauteur Jens Lapidus tot zich te nemen, die kan maar best beginnen met ‘Snoeihard’, twaalf bijzonder knappe kortverhalen.

Naaien en genaaid worden, dat is het wereldbeeld dat Jens Lapidus filtert uit het onpersoonlijke maar geliefde Stockholm, waar hij als strafpleiter meandert tussen de gore wijken en de haute finance.

Op de fiets

Een Zweed zoals je hem in gedachten voor je hebt. Koel, rationeel, kwetsbaar, sober, en toch vol mededogen voor de kleine ritselaar en het marginale boefje, zelfs voor de ingeweken misdaadbendes. Toen ik hem in 2009 voor een telefonisch interview belde kort na het verschijnen van Snel Geld (2006, drie jaar later vertaald, en het eerste deel van de ‘Stockholm Noir’-trilogie; in 2010 verscheen Bloedlink, in 2011 het sluitstuk Val Dood), zei hij me wat hijgend: “Geef me een halfuurtje, ik ben op weg naar huis”. Van de rechtbank naar zijn flat. Op de fiets.

Die combinatie van bewuste eenvoud en een open geest voor de duistere onderbuik van een grootstad heeft van Lapidus een thrilleraureur gemaakt die makkelijk de vergelijking met Henning Mankell kan doorstaan. Met brede trekken heeft hij een portret geborsteld van de moderne, wat zielloze stadsomgeving, waarin iedereen op zijn eigen egoistische wijze tracht te overleven, en waarbij de wet een uiterst soepel, buigbaar instrument is. Waarin verval vooral in de buitenwijken zich als etter door de schijnhuid van beschaving en van orde perst. Zonder te vervallen in de soms ideologisch verkrampte (marxistische) maatschappijkritiek van Sjöwall & Wahlöö, schetst hij een roofdierenwereld die best tot pijnlijke konfrontaties leidt, een verafschuwd spiegelbeeld voor lezer en overheid. Want de binnenkant ligt aan de buitenzijde, en die is minder afgestoft, en vooral veel eerlijker dan de opgehouden schijn van de welvaartstaat.

Twaalf kortverhalen

Het valt nog meer op in de twaalf kortverhalen die in de bundel Snoeihard zijn samengebracht. Lapidus bekijkt onaangedaan de kleine levens, vanop de reling van zijn advokatenervaring, zonder nuffig gebruil te maken van het hooghartig pleidooiritueel. Daar telt alleen de indruk, niet de waarheid. De waarheid is dat de samenleving doordesemd is van rottingsverschijnselen, slepende ziektekiemen, en moeilijke omgangsvormen, omdat hoog en laag een permanente strijd om de macht leveren. Daarin vinden ze ook elkaar, net als in het ongemakkelijke gevoel voortdurend belaagd te worden. Er is geen veilige plek. Niet voor de doordeweekse ambtenaar, niet voor de onschuldige burger, niet voor de kinderen, niet voor de rijken – zeker niet voor de rijken -, niet voor de onderkast van de sociale ladder.

Echte ziel

De personages die Lapidus in zijn trilogie al omstandig opvoerde, krijgen pas echt identiteit in deze gebalde kortverhalen. We herkennen ze: Radovan Kranjic, “de vanzelfsprekende koning van de Joegomaffia”, zijn rechterhand Ratko, Ali de valse getuige, de Chileense vluchtelingen Sergio Morena, Jorge Barrio en het schooiertje Javier. Maar nu krijgen ze een echte ziel. Meest beklijvend is de irritante beschrijving van de (mislukte) poging die Javier en Sergio ondernemen om Jorge op te zoeken in de gevangenis. Om geen reden wordt hen, ondanks de officiële goedkeuring, de toegang geweigerd in ‘Mama heeft het geprobeerd’. De hopeloosheid, de onontkoombaarheid van een beschadigd bestaan waarin de ad hoc bendes opgesloten zitten, de kolkende woede om het cleane overheidsbeleid dat wantrouwen laat voorgaan op burgerrechten (vaak terecht trouwens in de wereld van Lapidus), ze tekenen een maatschappelijk noodlot voor ‘Zwedoland’ met voorspelbare, gewelddadige uitkomst. “Zweden: in veel opzichten een vet land. Een boel prettige, relaxte, niet zo praterige mensen. Goeie scholen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen. Ze hadden het prima geregeld – voor de meesten. Maar voor gozers als hij was het niks. Hij leefde buiten dat soort shit, had altijd tegen het systeem gevochten, leefde in de kou. Hij dacht aan de oorlog die gaande was”.

Het probleem is dat de gevangenisbewaarders geen weet van en nog minder inzicht (kunnen) hebben in wat de bendes drijft. Een erecode die haaks staat op de wetgeving. Bloedwraak en vergelding. Naijver en afgunst. Solidariteit onder de dompelaars. Menselijkheid in de verschopping. Het stigma van onbetrouwbaarheid wordt door de nette vertegenwoordigers van de maatschappij dan nog eens smalend en kortzichtig aangescherpt. Broek uit. Trui uit. Geen wapens ? Geen drugs ? Geen gsm ? Vernedering als ergste schoffering van de minder bedeelde. Niet eens brutaal bedoeld, allen die kleinmenselijke feldwebelsrefleks. Wie een uniform draagt straalt niet alleen macht uit, hij zal nooit nalaten ze te misbruiken. Diepe teleurstelling loopt dan uit op een sombere afsluiting. “Javier dacht: het was balen voor ze, maar het was nog meer balen voor Zwedoland, Stockholm, de maatschappij. Nu zou de oorlog buiten pas echt uitbreken”.

Lapidus laat er geen misverstand over bestaan dat iederéén een uniform draagt. De bewaarder evengoed als de zware, getatoeëerde jongen, de advokaat evengoed als de bankier. Het is trouwens opvallend dat Lapidus zich nauwelijks bezighoudt met de ordehandhavers, politie of speurders of rechters. Die vullen hun aseptische rol in zoals ze voorzien zijn. De droogte van de rechtsregels toe te passen. En dat werkt een parallel systeem van machtsverhoudingen in de hand, waarbij een andere pikorde in stand wordt gehouden. In ‘Eer’ groeit die code uit tot een embleem. Adam heeft zich van de domme gehouden over wie een moord beraamde, en is tot een lange gevangenisstraf veroordeeld als vermeend misdadiger. Nu hij vrijkomt wil hij wel van Sami, de man die hij beschermde, een compensatie. Werk. Maar die zegt hem onbewogen: “Verwacht niks van me. Geen reet”. Adams wereld, zijn respekt voor de omertá, stort in. “De stank van afval prikte nu in zijn neus. Die kerfde stukken uit zijn hersenen en hakte een etterige wond in zijn hart. Hij kreeg teveel speeksel in zijn mond, het borrelde bijna, toch zei jij: ‘Ik heb tien jaar voor je gezeten. En nu zeg je dat ik niks terug kan verwachten ?’ Sami knikte langzaam. ‘Ja, omdat je er al iets voor teruggekregen hebt'”. Wat dat is, blijft onwezenlijk. “Eer”. Je kunt er niet van eten. Maar het bestendigt wel de hiërarchie, ook in alle andere deelsegmenten van de samenleving. Ratten onder elkaar.

Bolleboos

Dat blijkt. De onderwereld verschilt in niets van de financiële cenakels . Het meest ontluisterende verhaal, helemaal gelijklopend met dit karteldrama, is ‘Een fax uit de eeuwigheid’. Anna, een ambitieuze, wat teruggetrokken vrouw hoopt het te schoppen tot partner in het gerenommeerde makelaarskantoor M&A. Ze is een financiële bolleboos die alles helemaal heeft opgeofferd voor haar promotie. Haar ouders, haar relaties, haar vrije tijd. “Ze was zesendertig jaar en nog steeds zonder vriend, geen kinderen. Ze was die stap omhoog wel waard”. Vooral omdat ze een heikele transaktie feilloos weet af te ronden, en de kollega’s haar voortdurend een opname als partner in het vooruitzicht stellen. Krokodillen, als de deal in hun voordeel is afgesloten. “Helaas zijn de plekken voor partners in de Mergers & Acquisitions-groep in feite vol. Zoals je weet hebben we vorig jaar twee partners aangenomen en we kunnen niet eindeloos mensen blijven aannemen. Over twee jaar misschien. Wie weet”. Wat zoveel wil zeggen als: ga wef, zoek elders je heil. Je bent ons perfekt dienstig geweest, nu ben je overbodig. De kilheid van dat geldwereldje kontrasteert scherp met de onderwereld, waar ten minste, ondanks alle bloot geweld, respekt (voor de sterkste, voor de trouwe volgeling ook) heerst. De uitkomst is dezelfde: wraak. En die zal Anna ook nemen, de fax is cruciaal.

Geblutste knakkers

Je krijgt de neiging om alle verhalen afzonderlijk in de verf te zetten, gewoon omdat ze altijd een ander licht werpen op de menselijke aard. Maar de onderstroom is onveranderlijk, bedrog, afpersing, bezitsdrang, baas boven baas. Lapidus doet dat zonder veroordelen, hij impliceert alleen de voorspelbare gevolgen. Er spreekt zelfs een warmte uit voor zijn kleine, geblutste knakkers, voor mensen met zieleleed, voor gladjakkers die het harteloze “systeem” te kijk zetten. Omdat hij beseft dat milieubepaaldheid een doem in zich draagt, die altijd tot een “struggle for life” en tot onafwendbare ondergang voert. Met name de altijd uitgeperste koerier draagt zijn sympatie weg. Hij loopt, zoals Adam, altijd het risiko, hij krijgt op zijn donder als het misloopt. Maar anderen rijven, als pooiers, het geld binnen.

Op twee bladzijden, de lengte van het ultra korte verhaal ‘Was ik het geweest’ comprimeert Lapidus die hele kuddestruktuur. Een koerier moet geld afhalen bij de bank voor een doorgestoken, illegale transactie. “Ik zweet. Het zijn vooral mijn handpalmen. Om eerlijk te zijn ben ik bang iemand tegen te komen die ik de hand moet drukken. Het risiko is groot dat we aan elkaar vast blijven kleven. Alles jeukt”. De koerier staat doodsangsten uit om ontmaskerd te worden. Het lukt. Zijn maffiabaas komt doodgemoedereerd en met flinke vertraging en flauwe grappen het geld innen. “Kunnen we niet van positie ruilen, voor één keer”, denkt de radeloze koerier. “Waarom krijg ik een duizendje voor mijn werk en neemt hij vijftien procent ?” En vooral: waar is het respect ? Neerbuigendheid. Geen ekskuus. En het is sterker dan hemzelf: de koerier neemt het heft in handen. Eten en gegeten worden.

Bedriegen

Nog eentje om aan te tonen hoe iedereen iedereen bedriegt. Een rechtszaak in “Het wachten”. Hoewel alle bewijzen tegen de beklaagde Foad spreken, die in een vechtpartij een tegenstander akelig heeft toegetakeld. Op het ultieme moment van het geding, komt Foad met een schimmige getuige aandragen. De verdedigende advocaat doet er alles aan om die Ali terug te vinden. Dat is zijn taak, maar ook zijn goedgelovigheid. Een Ali verschijnt, kent de straffen voor meineed, legt een samenhangend getuigenis af. De twijfel is gezaaid. En daarom vrijspraak. “Hij belde nooit om me te bedanken”. Vier jaar later een nieuwe zaak, Foad is inmiddels uitgegroeid tot een van de gewelddadigste onderwereldfiguren van Stockholm. Zelfde verdediger. Die hem wijst op de wel heel ernstige beschuldigingen. “Geen probleem. We doen gewoon hetzelfde als toen”. Wat dat was, zijn de twee laatste zinnen van Snoeihard.

Titel

Over die vertaling van de titel heb ik mijn bedenkingen. De Zweedse uitgave van 2012 neemt de titel over van het eerste verhaal dat ik besproken heb: Mamma försökte. De Nederlandse titel is algemener, maar suggereert een klimaat dat fel verengd wordt tot geweld. De gewetenloosheid van de bankwereld of de rechtspraak staat evenwel op dezelfde laagte als het geweld dat jeugdbendes of de drugsmaffia hanteren, en zelfs met minder bescherming voor het individu. De vergeefsheid om de bestaande banden (familie, vrienden, kollega’s, partners) intact te houden komt meer naar voren dan het geweld.

De onpersoonlijkheid van de grootstad die als canvas (en als eigenlijk dominant personage) geldt bij Lapidus is belangrijker dan de misdaadmetodes. Het is de stad die de zonde schept, niet omgekeerd. Het zijn mensen die zich geborgen voelen in de beschimmelende beschaving, die er hun eigen kampen leven inrichten (zie het verhaal ‘Een wijk die we de onze noemden’). Instellingen zijn alleen meer de motor en de vervuiling van hun omgeving.

Over de vertaalster verder niks dan lof. Het bargoens van de bendes is voorbeeldig omgezet, de beknopte, donkere, elliptische stijl van Lapidus ongewijzigd behouden. Zelfs het omslag met zijn drie gebogen jongeren gekleed in kapjak op een boordsteen suggereert precies welke sfeer Lapidus tracht te doorgronden. “Het zwarte zonnestelsel van Lapidus” noemt zijn uitgever bij Bonniers het. Het perspectief is, schrijft Stephen Farran-Lee in zijn voorwoord, dat “de bak niet alleen een wachtruimte is onderweg naar een nieuwe en succesvollere misdaadcarrière”. Geweld kan pathologische vormen aannemen, zoals in ‘Businessclass’ waar een flirtende dronkaard zijn vrijpostigheid duur zal bekopen. Maar er is ook “een soort eigen schitterende logica van de macht”. Dat paradoxale dubbelspel geeft een diepe gelaagdheid aan Jens Lapidus’ werk, en aan zijn ethische nuances. Voor wie niet het geduld heeft om de Stockholmtrilogie door te nemen, begin met deze kortverhalen. Want ook zij zijn, ondanks de Scandinavische zwaarmoedigheid en illusieloosheid, “schaamteloos onderhoudend”.

Jens Lapidus, ‘Snoeihard’, Utrecht, A.W. Bruna 2014, 176 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content