Het opmerkelijke leven van stadsbeul Frantz Schmidt

De Amerikaanse historicus Joel Harrington schrijft in ‘Dagboek van een beul’ over een ongewoon geval van sociale promotie in het vroegmoderne Duitsland. Of hoe een beul van paria tot arts en gewaardeerd burger opklom.

Harrington, professor aan de Amerikaanse Vanderbilt-universiteit, verdiepte zich in het dagboek dat de Neurenbergse stadsbeul Frantz Schmidt – de bekendste en ‘meest productieve’ beul van zijn tijd – bijhield van 1578 tot 1618. Hij puurt er het verhaal uit van een man die een belangrijke rol speelde in het handhaven van de orde in zijn stad, daarvoor rijkelijk werd vergoed, maar een fikse prijs betaalde onder de vorm van sociaal isolement. Toch wist hij de rol van paria aan het einde van zijn leven van zich af te schudden.

De tijd waarin Frantz Schmidt leefde en werkte moet er een geweest zijn waarin wettelozen en losgeslagen huurlingen een alomtegenwoordige dreiging vormden. De beul was toen, ondanks z’n slechte reputatie en de wreedheid van zijn taak, een efficiënt instrument om orde en recht af te dwingen. Op voorwaarde dat hij zijn veeleisende job – waarin fysieke behendigheid en psychologisch inzicht belangrijke troeven waren – zonder blunderen uitoefende. Immers, ‘een technisch vaardige en betrouwbare beul was de belichaming van het zwaard der gerechtigheid,’ schrijft Harrington.

Veeleisende en weinig gewaardeerde job

Zo’n beulen waren echter dun gezaaid. Terechtstellingen liepen geregeld uit de hand, met kwalijke, zelfs fatale gevolgen. ‘De grootste angst voor iedere beul was dat hij door zijn eigen fouten het zorgvuldig geënsceneerde drama van zonde en verlossing zou verknoeien en zo zijn eigen baan zou riskeren, of nog erger.’ Het gebeurde niet zelden dat de opgehitste toeschouwers de veroordeelde zelf lynchten, en af en toe vergrepen ze zich ook aan de blunderende beul.

In tegenstelling tot de meeste beulen, die kwamen en gingen, blunderde Frantz Schmidt zelden en had hij een stabiele en lange loopbaan van in totaal 45 jaar. Daarvan werkte hij 40 jaar in de rijksstad Neurenberg, een van de welvarendste steden van het Heilige Roomse Rijk. Nochtans oefende hij het beroep met tegenzin uit. De Schmidts waren namelijk, net als veel andere beulsgeslachten, buiten hun wil om in het beroep gerold. En dat was geen pretje, gezien de precaire maatschappelijke situatie van de beul tijdens de zestiende eeuw.

Man met een missie

Harrington vertelt meeslepend hoe Heinrich Schmidt, de vader van Frantz, kleermaker was geweest in Frantz’ geboortestad Hof in Beieren, maar door de plaatselijke heer werd gedwongen een executie uit te voeren en daarop geen andere keuze had dan definitief als beul aan de kost te komen. Op de professionele degradatie volgde maatschappelijke uitsluiting: ‘De meeste mensen zagen beulen als een soort amorele huurlingen die op dezelfde manier buiten de ‘fatsoenlijke’ samenleving waren geplaatst als zwervers, prostituees, dieven, zigeuners en joden. Tijdgenoten namen aan dat iemand die zich tot zo’n onsmakelijk beroep voelde aangetrokken zelf ook een crimineel moest zijn.’

Aan dat stigma ontsnappen was voor Frantz een werk van lange adem, zeg maar ‘beulenwerk’. Naast uitmuntendheid in de door hem zo gehate job, zorgde hij er voor dat zijn reputatie onbesproken was. Niet vanzelfsprekend wanneer de enige mensen die zonder sociaal besmettingsgevaar contact met je mochten hebben andere paria’s waren. Maar Frantz had het geluk dat hij na jaren aan de slag met halfdode gemartelden en lijken van geëxecuteerden een indrukwekkende medische kennis had opgebouwd. De notabelen van de stad waren voldoende onder de indruk dat ze het aan het eind van zijn loopbaan waagden zich door hem te laten behandelen.

Eerherstel

Die officieuze promotie was aan Frantz’ levenslange inspanningen te danken, maar ook aan de veranderende tijdgeest. In het Heilige Roomse Rijk werd juridisch orde op zaken gesteld. Recht en rechtvaardigheid werden een instrument om de macht in het keizerrijk te centraliseren, en de hoeders van dat recht, waaronder ook de uitvoerder van de vonnissen, speelden daarin een onmiskenbare, in het geval van de beul ietwat ongemakkelijk getolereerde rol.

Toen Frantz in 1624 in een brief aan keizer Ferdinand II om eerherstel voor zijn familie vroeg, werd hem dat, met de steun van het Neurenbergse stadsbestuur, toegekend. ‘In alle officiële stukken werd hij aangeduid als ‘de eerbiedwaardige Frantz Schmidt, arts, van de Obere Wörthstraat’, zonder enige verwijzing naar het infame beroep dat hij meer dan vijfenveertig jaar had uitgeoefend en dat hem uiteindelijk zijn nieuwe status had bezorgd. De schijnbaar onmogelijke droom die de drijfveer van zijn leven was geweest, was in de dood ten slotte werkelijkheid geworden.’

Harrington draagt met dit goed onderbouwde, genuanceerde en bij momenten ‘wreed’ gedetailleerde boek zijn steentje bij tot het eerherstel – of zeggen we beter de duiding – van Frantz Schmidt, een historische figuur die op z’n minst tegenstrijdige gevoelens oproept. Ook vandaag nog, in een tijd waarin de sociale mobiliteit van een heel andere orde is dan deze die Frantz Schmidt mocht meemaken.

Jeroen Bert

Joel Harrington, ‘Dagboek van een beul’, De Bezige Bij, 256 blz., 18,90 euro, ISBN 9789023477143

Partner Content