‘Het is altijd de schuld van een ander’

UMBERTO ECO 'Aan de uitvinding van het boek valt, net als aan de uitvinding van het wiel, niets wezenlijks te verbeteren.' © IMAGEGLOBE

De Italiaanse bestsellerauteur Umberto Eco over complotten, vervalsingen, slechteriken en antisemitisme. ‘Racisme is een permanente menselijke ziekte.’

‘Eigenlijk’ zegt hij, ‘ben ik nog een jonge schrijver. Toen ik in 1980 debuteerde met De naam van de roos liep ik al tegen de vijftig. Een aantal lezingen die ik onlangs in Amerika heb gehouden, verschijnen binnenkort onder de titel Confessions of a Young Novellist. En zo voel ik me ook. Als romanschrijver ben ik pas dertig en heb ik dus ook nog dertig jaar te gaan.’

Umberto Eco (79) doet gemiddeld vijf jaar over een fictieboek – het onlangs verschenen De begraafplaats van Praag is zijn zesde roman. In Italië zijn er al ruim een half miljoen exemplaren verkocht. Het boek verschijnt in 35 landen en staat intussen ook in Vlaanderen al weken op de bestsellerlijst.

In De begraafplaats van Praag neemt Eco de negentiende eeuw onder handen. Een aantal historische gebeurtenissen passeert de revue: de veldtocht van Garibaldi naar Sicilië, de bloedbaden tijdens de Commune van Parijs, de Dreyfusaffaire. We komen Sigmund Freud tegen en Alexandre Dumas en Napoleon III. Het enige verzonnen personage is de hoofdpersoon, kapitein Simone Simonini, schriftvervalser en meester-bedrieger. Simonini verkoopt valse informatie aan de Franse, de Pruisische en de Russische geheime diensten – over jezuïeten die samenspannen tegen vrijmetselaars, vrijmetselaars die priesters wurgen met hun eigen darmen en over een nachtelijke bijeenkomst op de Joodse begraafplaats in Praag van dertien rabbijnen die een complot smeden om de wereldheerschappij over te nemen. Die laatste scène zal later ook opduiken in het beruchte antisemitische boek De Protocollen van de Wijzen van Zion, dat Adolf Hitler zal gebruiken om de Holocaust te rechtvaardigen.

Van zijn vak is Eco mediëvist en semioticus. Over semiotiek – summier gezegd: de studie en interpretatie van de manier waarop de werkelijkheid wordt vastgelegd in tekens – publiceerde hij tientallen essays, maar is er een verklaring voor zijn late roeping als romancier? Het is elf uur ’s ochtends en de schrijver bestelt een whisky. ‘Het is een goed bewaard geheim, maar eigenlijk begon ik al romans te schrijven vanaf mijn tiende. Ik tekende alle illustraties en ik schreef in fraaie drukletters, zodanig dat ik er na vijf, zes bladzijden de buik van vol had. Ik ben dus ook, zoals Franz Schubert, de auteur van een tiental onvoltooide meesterwerken.

‘Later kon ik de drang om mijn verbeelding zijn gang te laten gaan ook kwijt in verhalen aan mijn kinderen. Maar toen die dan te oud werden en het hoofd vol hadden van rock-‘n-roll viel er een leegte. Ik was oud en wijs, had een leerstoel aan de universiteit, mijn boeken werden vertaald. Wellicht wou ik een nieuwe uitdaging. Een beetje vakantie.’

Wat is de relatie tussen de semioticus Umberto Eco en de schrijver?

Umberto Eco: Die is er niet. Als ik verhalen schrijf, ben ik niet met academisch onderzoek bezig. Het zijn anderen die al lezende verbanden menen te ontdekken. Die zijn er zeker niet bewust. Behalve dat ik als semioticus natuurlijk wel ervaring heb met het analyseren van tekststructuren. Maar elke schrijver is ook een groot lezer, daar hoeft hij geen theoretisch onderzoek voor te hebben gedaan. Het is zoals een schilder die het atelier van de meester bezoekt, om te zien hoe die werkt.

Wordt u als schrijver van populaire romans nog ernstig genomen in academische kringen?

Eco: Dat zou normaal gesproken niet het geval zijn. Maar mij overkwam het tegenovergestelde. Mij werden sinds de publicatie van mijn eerste roman 38 eredoctoraten aangeboden. Het eerste overigens door de Katholieke Universiteit Leuven. Ik behoor ondertussen tot diegenen die van hun hobby een beroep konden maken. Wat doet een mens anders op zondag?

De Begraafplaats van Praag speelt zich af in de 19e eeuw. Daarvoor beschreef u in romans ook onder meer de middeleeuwen en de 17e eeuw. Verzamelt u eeuwen?

Eco: Ze zijn niet allemaal even interessant. Er zijn eeuwen die ik ken en die me aanspreken. De middeleeuwen, bijvoorbeeld, of de barok – de tijd waarin Het Eiland van de Vorige Dag zich afspeelt. De 19e eeuw zeker. Ik ben sinds mijn jeugd een groot lezer van feuilletons. Maar ik zou, denk ik, niet in staat zijn om een roman te schrijven over de renaissance of over het oude Rome.

Is de 19e eeuw uw favoriete eeuw?

Eco: Nee, maar het is wel een eeuw die me altijd heeft geboeid. Op filosofisch vlak is de 18e eeuw interessanter, tot Immanuel Kant. Daarna kwamen mensen zoals Georg Wilhelm Friedrich Hegel en Hubert Fichte, en die lust ik niet. Maar met schrijvers zoals Stendhal en Leo Tolstoi kun je op literair vlak toch niet om de 19e eeuw heen. Tegelijk was er de ontwikkeling in de wetenschap en technologie: behalve de atoombom en misschien de televisie is alles wat we nu hebben toen al uitgevonden. De lift, de wc, de telefoon. De auto, het vliegtuig in 1902. De radio. Met de machine van Babbage bestond de voorloper van onze computer. Het was een eeuw van grote triomfen voor het positivistische denken.

En tegelijk ook van geheime genootschappen en occultisme?

Eco: Het was tegelijk ook een duistere eeuw. Sir Arthur Conan Doyle schreef ’s ochtends de avonturen van Sherlock Holmes – de eerste speurder die wetenschappelijke methodes gebruikte – en ’s avonds nam hij deel aan spiritistische seances. Dan riep hij geesten op en liet hij tafels dansen. Dat voorbeeld vat de tegenstellingen van de 19e eeuw helemaal samen. Ik heb lang nagedacht over een manier om een verhaal in die tijd te situeren. Tot er me een onderwerp voor de geest kwam, waarmee ik eigenlijk al een kwarteeuw bezig was en dat ook al in De Slinger van Foucault opduikt: de Protocollen van de Wijzen van Zion. Ik was ook al twintig jaar geboeid door vervalsingen. Ik had er een paar essays over geschreven, in de semiotiek. Het is zoals met de ingrediënten van een cocktail die moeten samenvallen. En dan ineens, op een luchthaven zag ik het. De 19e eeuw, de protocollen, vervalsingen. Ik dacht: dat is mijn roman.

Het is toch niet zo dat het antisemitisme in de 19e eeuw is uitgevonden?

Eco: Het antisemitisme dat we vandaag kennen, is een idee van de 19e eeuw. Dat is het moderne antisemitisme, van na de Franse Revolutie. Daarvoor was er sprake van een antisemitisme op theologische gronden: de lui die Jezus Christus hadden vermoord. Het waren arme sloebers die in een getto woonden, en waarvan er altijd weer enkele honderden werden omgebracht als er een kruistocht op stapel stond. De paus had het daar enkele weken geleden nog over, toen hij de Joden vrijpleitte van schuld aan de dood van Christus. Maar met de Franse Revolutie krijgen de Joden alle rechten en werden ze opgenomen in het sociale leven. Ze waren niet meer de arme sloebers uit het getto, ze werden mijnheer Rothschild. Een symbool van het kapitalisme. Er ontstond zo ook een socialistisch antisemitisme, dat we nu niet meer kennen.

Benito Mussolini was in zijn jonge jaren ook socialist.

Eco: De stap die hij zette, van het socialisme naar het fascisme, was toen niet zo groot. Het fascisme heeft ons dan vertrouwd gemaakt met de idee van het democratische, plutocratische en dus kapitalistische en Joodse wereldcomplot. Dat viel allemaal samen in Amerika en in Engeland. Adolf Hitler had zijn plannen niet kunnen uitvoeren met dat oude antisemitisme. Wat kon het hem schelen dat ze zogezegd Jezus Christus hadden vermoord.

Had hij een complot nodig?

Eco: Hij had een machtige vijand nodig. De arme sloeber uit het getto paste niet in zijn plannen. De kapitalist Rothschild wel. En dus doemde het beeld op van een groot, internationaal complot tegen het Arische ras, en zo verder. Zoals beschreven in de Protocollen van de Wijzen van Zion, die mede geleid hebben tot de Holocaust.

Maar iedereen kon toch zien dat het om een vervalsing ging?

Eco: Absoluut. Het boek zit vol tegenstrijdigheden en is duidelijk een samenraapsel van teksten die bij elkaar zijn gejat. Dat het om een vervalsing ging, is in 1921 al onweerlegbaar aangetoond in de LondonTimes. Maar het gekke was dat vanaf dat moment het geloof in de Protocollen juist ging groeien. Eerst in Duitsland en Rusland, later ook in de Arabische wereld.

Hoe verklaart u dat?

Eco: Mystificaties dienen vaak om vooroordelen te bevestigen. Het doet er niet toe of iets wel of niet gelogen is. In 1924 bijvoorbeeld publiceerde de beruchte antisemitische Engelse schrijfster Nesta H. Webster haar boek Secret Societies and Subversive Movements over de geheime machten die volgens haar de wereld regeerden. Daarvoor baseerde ze zich onder meer op de Protocollen van de Wijzen van Zion. Ze had zich grondig gedocumenteerd en ze wist pertinent zeker dat ze vals waren. Maar de conclusie van haar boek luidt – ik citeer: ‘Het is best mogelijk dat het een vervalsing is, maar omdat de Protocollen precies weergeven hoe de Joden denken, moeten we ze wel serieus nemen.’ Met andere woorden: als iets bevestigt wat je al meende te weten, kan het je niet schelen of het een vervalsing is. Waarschijnlijk wist de Amerikaanse president George W. Bush ook wel dat die CIA-rapporten over de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein niet deugden. Maar omdat hij toch al van plan was Irak aan te vallen, wilde hij ze graag geloven.

Behalve een falsificatie, zo leren we uit uw roman, waren de Protocollen ook nog eens plagiaat.

Eco: Dat heb ik niet ontdekt, dat stond al in het standaardwerk van Norman Cohn Warrant for Genocide. Alleen had hij nog niet gedacht aan de negentiende-eeuwse Franse feuilletonromans. De Protocollen zijn mede gebaseerd op geschriften van Alexandre Dumas en Eugène Sue. En de beroemde scène op de Joodse begraafplaats in Praag is gekopieerd van de Duitse schrijver Hermann Goedsche.

Alle personages in uw roman, schrijft u in een nawoord, hebben werkelijk bestaan; alleen het hoofdpersonage, kapitein Simonini, is verzonnen. Maar, voegt u eraan toe, als u er goed over nadenkt heeft ook Simonini werkelijk bestaan, ‘en eigenlijk is hij nog steeds onder ons’. Bent u hem al tegengekomen?

Eco: Zeker. U ook trouwens: hij heet Julian Assange. In mijn roman is Simonini erachter gekomen dat als je informatie wilt verkopen aan geheime diensten, je iets moet beweren dat ze al weten. Anders geloven ze je immers niet. Met WikiLeaks is iets vergelijkbaars aan de hand. De geheime documenten die WikiLeaks publiceert zijn niet veel meer dan persuittreksels die Amerikaanse ambassades naar Hillary Clinton stuurden omdat die nu eenmaal geen tijd heeft om kranten te lezen.

Uw kapitein Simonini moet zowat het meest abjecte personage uit de literatuurgeschiedenis zijn. Een absolute schurk zonder scrupules. Bent u zo somber over de menselijke soort?

Eco: U hebt gelijk: in De begraafplaats van Praag komen eigenlijk alleen maar slechteriken voor. Het is een tamelijk pessimistisch boek, moet ik toegeven. Ik schreef ook ooit dat een mens de dood alleen onder ogen kan zien, als hij bedenkt dat er zo veel idioten en schurken op de aarde rondlopen dat je maar beter kunt vertrekken.

Bent u met het klimmen van de jaren een misantroop geworden?

Eco: Een beetje wel. Ik heb weinig zin om te veel mensen te zien. Dat heeft ook met mijn persoonlijke situatie te maken. Als ik naar een première ga in het theater staat er bij de uitgang meteen iemand klaar met een microfoon, om te vragen wat ik ervan vond. Ik heb daar genoeg van. Is dat misantropisch? Nee, want ik zie mijn vrienden veel. Ja, omdat ik toch zo privé mogelijk probeer te leven. Mijn mobiele telefoon staat altijd uit.

De krant van het Vaticaan, L’Osservatore Romano, noemde uw boek schandalig en antisemitisch. Heeft dat u verbaasd?

Eco: Het heeft de verkoop alvast met honderdduizend exemplaren vooruitgeholpen.

Een complot, zowaar.

Eco: Ik moet nuanceren. Die krant schreef niet dat ik een antisemiet ben. Ze schreef dat mijn boek mensen op ideeën kan brengen, en dat het dus in die zin gevaarlijk is. Ze maakten zich in het Vaticaan overigens niet druk over de Joden, maar over wat er over de jezuïeten staat en over paus Leo XIII. Zijn overdreven felle veroordeling van de vrijmetselarij was echt een stommiteit.

Waarom ging u vervolgens met de rabbijn van Rome praten?

Eco: Toen het boek klaar was, liet ik het eerst aan vier Joodse vrienden lezen. Eentje stelde een gesprek met de rabbijn voor. Dat werd een sympathiek diner. Hij had geen bezwaar, maar hij zei wat een rabbijn moet zeggen: dat mijn boek gevaarlijk kan zijn voor de niet-geïnformeerde lezer. Ik antwoordde hem dat een kind van tien dit ook allemaal op het internet kan vinden. Met één druk op een knop. Hij reageerde uiteindelijk zoals een bisschop zou doen, die vindt dat Dante wel de grootste christelijke dichter is maar dat je zijn beschrijving van de hel toch beter niet aan een puber laat lezen omdat er over overspel wordt gesproken. Maar dan mag je ook Schuld en Boete van Fedor Dostojevski niet lezen, want je zou op het idee kunnen komen om een oud vrouwtje te vermoorden.

Of het nu de jezuïet is, de vrijmetselaar of de Jood, dit boek gaat om de eeuwige zoektocht naar de zondebok. Waarom is die nodig?

Eco: Omdat er altijd een vijand nodig is. De haat van de mensen moet altijd een kant worden opgestuurd. Kijk naar wat kolonel Khaddafi nu doet: hij zegt, ja, de mensen in Libië zijn boos, maar dat is omdat Al-Qaeda ze allemaal drugs heeft gegeven.

Is racisme echt een ‘permanente menselijke ziekte’, zoals u schrijft?

Eco: Dat geloof ik, ja. Zonder zondebok zou wat er gebeurt onze schuld zijn, en dat kan niet. Iemand anders moet schuld dragen. De heidenen en de Katharen zijn er ondertussen niet meer, maar de Joden waren altijd een uitstekende zondebok. Altijd beschikbaar, altijd anders, met een andere taal, een ander schrift. Dat was al in de prechristelijke tijd zo. Lees Seneca. Het racisme is van alle tijden. Het racisme vandaag in Noord-Italië tegenover de migranten en de Roemenen. Kijk naar Nederland. Het is een eeuwige ziekte.

Is de zondebok vandaag de moslim en de zigeuner?

Eco: Als er vandaag in Italië een meisje wordt verkracht, wordt er meteen een Roma of een Marokkaan aangehouden. Vervolgens moet die weer worden vrijgelaten, omdat blijkt dat de vader van het meisje de dader was. Maar de eerste verdachte is altijd een Marokkaan die toevallig in de buurt was.

In uw roman beschrijft u ook de veldtocht van Garibaldi en zijn roodhemden naar Sicilië, die zou leiden tot de eenmaking van Italië. Bestaat het gevaar dat Italië 150 jaar later weer uiteenvalt – net als België?

Eco: Wij hebben natuurlijk het probleem van de twee- of drietaligheid niet. Maar als het aan de Lega Nord van Umberto Bossi ligt, scheidt het noorden zich af van het zuiden. En dus zie ik mij gedwongen op 17 maart, onze nationale feestdag, de Italiaanse vlag uit te hangen.

Hoezo gedwongen?

Eco: Ik heb het fascisme nog meegemaakt toen iedereen met de Italiaanse vlag zwaaide en ik ben een antipatriot in hart en nieren. Ik ben dus niet zo dol op vlagvertoon. Maar in dit geval zal ik mij over mijn weerzin heen zetten.

Is het verboden in de keizer Napoleon III die u opvoert een voorafschaduwing van Silvio Berlusconi te zien?

Eco: Dat is niet verboden. Ook Napoleon III pleegde een staatsgreep met de steun van de meerderheid van de bevolking. Die twee hebben wel iets van elkaar: hetzelfde populisme, dezelfde leugens. Maar ik ben hier niet om over Berlusconi te praten. Het gaat over mijn boek.

En toch: Berlusconi pas perfect binnen de complottheorieën, waar deze roman over gaat. De vermoorde onschuld, het slachtoffer van een complot van linkse magistraten en journalisten.

Eco: Iedere machthebber zal altijd beweren dat het de schuld van een ander is. De filosoof Karl Popper heeft ooit een interessant essay geschreven over paranoïde complottheorieën. Het begint al met Homeros, zegt hij. Terwijl voor de muren van Troje afschuwelijke dingen gebeuren, laat Homeros in de Ilias de goden op de top van de Olympus een complot smeden om Hektor uit de weg te ruimen. Zelfs de notie van het fatum heeft met complottheorieën te maken: ‘Het is mijn schuld niet, het is het noodlot!’

Kan het u iets schelen of uw boeken na uw dood nog gelezen worden?

Eco: Natuurlijk. Je schrijft altijd in de hoop Aristoteles te worden.

Maar is dat streven naar onsterfelijkheid niet lichtjes ridicuul?

Eco: Nee. Anders zouden we ook geen kinderen maken. We maken kinderen opdat ze ons zouden overleven. Om dezelfde reden schrijf je boeken.

Heeft het boek in tijden van internet nog toekomst?

Eco: O jazeker. Aan de uitvinding van het boek valt, net als aan de uitvinding van het wiel, niets wezenlijks te verbeteren. Al duizenden jaren niet. Het boek is vanaf het begin de beste manier om kennis over te dragen. We hebben bovendien het wetenschappelijke bewijs dat een gedrukt boek 550 jaar meegaat: wiegendrukken uit de vijftiende eeuw zijn vandaag nog perfect leesbaar.

U gelooft niet dat de iPad bijvoorbeeld het boek zal verdringen?

Eco: Ach, er is al zo vaak voorspeld dat het boek zal verdwijnen dat ik het op den duur nog haast zou gaan hopen. Ik heb 50.000 boeken – voor mijn kinderen worden die dan antiquarisch een fortuin waard. U moet niet denken dat ik een reactionair ben: ik heb acht computers staan op verschillende locaties, ik maak voortdurend gebruik van het internet, maar ik blijf ervan overtuigd dat het toch altijd voorzichtiger is dingen op papier te zetten. Van papier weten we dat het de tand des tijds doorstaat. Voor elektronische dragers is dat bewijs niet geleverd. Probeer maar eens een computer te vinden die je oude floppy’s of je oude diskettes nog kan lezen.

‘Als God bestaat, is hij een bibliotheek’, zei u ooit. Zou u vandaag ook zeggen: ‘Als God bestaat, is hij het internet’?

Eco: Nee, want op het internet is verwarring troef en als God bestaat, is hij geen warhoofd. Een goede bibliotheek is geordend, maar het internet is niet in staat informatie te filteren, het kan geen onderscheid maken tussen goed en kwaad of tussen waarheid en leugen. Je zou het internet misschien kunnen vergelijken met het pantheïsme, dat de hele wereld omvat – dat weer wel.

Nog één citaat van Umberto Eco, geplukt van het internet: ‘Iedere schrijver vertelt altijd over dezelfde obsessie.’ Welke obsessie is dat in uw geval?

Eco: Dat citaat heb ik eigenlijk geleend van de oude professor bij wie ik destijds mijn proefschrift maakte. Die zei: ‘We hebben in het leven allemaal een idee-fixe dat we voortdurend herhalen.’ Ik vond toen dat hij een reactionair was, die de kracht van het nieuwe ontkende. Nu ik zelf oud ben, realiseer ik me dat hij gelijk had en dat ik inderdaad altijd over dezelfde obsessie schrijf – ik heb alleen nog niet ontdekt welke.

Is het antwoord niet: list en bedrog? Waarom zou u anders zo gefascineerd zijn door vervalsingen?

Eco: Ik denk dat ik geïnteresseerd ben in vervalsingen omdat ik geïnteresseerd ben in de waarheid. Wat mij bezighoudt, is toch vooral de kwestie van schijn en wezen. Als idee-fixe kan dat er nogal mee door, vind ik zelf. Bestaat de werkelijkheid? Zoals we hier tegenover elkaar aan tafel zitten, vraag ik me af: bestaan jullie echt of zijn jullie de vrucht van mijn verbeelding?

En? Wat denkt u?

Eco: (bulderlach) Ik ben bang dat jullie echt bestaan.

UMBERTO ECO, DE BEGRAAFPLAATS VAN PRAAG, PROMETHEUS, AMSTERDAM, 496 BLZ., 19,95 EURO.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

‘De Joden waren altijd een uitstekende zondebok. Altijd beschikbaar, altijd anders, met een andere taal, een ander schrift.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content