Het handgemeen van Peter Handke

De losse handen van de Oostenrijkse schrijver Peter Handke waren weer eens nieuws. Zijn muilpeer voor Jochen Hieber, journalist bij de FAZ, werd recent opgewarmd.

De Oostenrijkse schrijver Peter Handke geeft zijn ‘pogingen’, zijn ‘essais’, niet op. Na zijn trilogie ‘Versuch über die Müdigkeit’ (1989), ‘Versuch über die Jukebox’ (1990) en ‘Versuch über den geglückten Tag’ (1992) is er nu een vierde wiel aan de wagen: ‘Versuch über den Stillen Ort’ (Suhrkamp), jawel, een essay over de stille plek die we wc (Abort) noemen.

In het werkelijke leven is Handke minder contemplatief dan uit zijn werken blijkt. Een paar dagen geleden verscheen in de ‘Süddeutsche Zeitung’ een interview met de auteur. In dat gesprek informeren de interviewers ook naar Handkes neiging om ruzie te zoeken, een eigenschap die de schrijver zelf verbaal garneert als zijn ‘seltsame Bereitschaft zur Entzweiung’, zeg maar zijn zonderlinge aanleg voor onmin.

Maar de interviewers vinden dat Handke te veel op de vlakte blijft en ze vragen hem op de man af waarom hij Jochen Hieber, een journalist van de ‘Frankfurter Allgemeine Zeitung’, eens op een vuistslag heeft getrakteerd. Handke: ‘Dat was een oorvijg. Ik wilde hem van mijn lijf houden. Het was een feestavond, en hij is opzettelijk achter me gaan zitten en heeft me de hele tijd hatelijkheden in mijn oor gesist. Op een bepaald moment heb ik me omgedraaid en heb ik hem een muilpeer gegeven. En dan begon hij te huilen en heeft hij gezegd dat hij toch zo zeer van me hield.’

Een paar dagen later meldde zich het object van de oorvijg zelf om te zeggen wat er van Handkes verslag klopte: niets. Jochen Hieber deelde de lezers van de FAZ mee dat de feiten zich in werkelijkheid in 1987 hadden afgespeeld op een parkeerplaats van een restaurant in het plaatsje Asolo, in de buurt van Treviso. In dat restaurant, aldus Hieber, hadden Handke en hijzelf op een grote afstand van elkaar getafeld.

Na het eten, zo rond middernacht, zou Peter Handke volgens Hieber op de parkeerplaats ruzie hebben gezocht met de woorden: ‘Daar ben je dus alweer, jij schrijversjochie van de FAZ.’ Waarop Hieber, zichzelf citerend, repliceerde met: ‘Laat me eindelijk eens met rust, jij pennenscherper van de Mönchsberg.’ (De Mönchsberg in Salzburg is de plek waar Handke toen woonde.) Onmiddellijk daarna zou Handkes vuist rakelings langs Hiebers gezicht zijn gegaan. Hiebers bril kletterde op de grond en na wat handgemeen zouden de andere aanwezigen de kemphanen uit elkaar hebben gehaald.

Maar Jochen Hieber blijft erbij: ‘Er was geen reden om te huilen. En van Handke heb ik nooit gehouden.’ Maar Handkes voetbalgedicht ‘Die Aufstellung des 1. FC Nürnberg vom 27.1. 1968’ uit ‘Die Innenwelt der Außenwelt der Innenwelt’ blijft Hieber wel grote literatuur vinden: ‘Fenomenaal.’

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content