Hendrik Carette fileert (vilein) Vlaamse schrijvers

In het eenmanstijdschrift van Henri-Floris Jespers waagt Hendrik Carette zich aan een amusante typologie van de Vlaamse schrijver.

De literaire eenmansblog van Henri-Floris Jespers, een bonte verzameling van geleerde en luchtige bespiegelingen én in memoriams, bevat altijd wel iets aparts. In de editie van 19 juli pakt dichter Hendrik Carette uit met een soms hilarische, soms voorspelbare typologie van de Vlaamse schrijvers. Van Herman Brusselmans tot Tom Lanoye, van Jozef Deleu tot Gwy Mandelinck: iedereen krijgt wel een veeg uit de pan.

Aan de hand van one- of twoliners typeert Carette zijn collega’s dan onder andere als volgt:

Paul Claes; onze Vlaamse Umberto Eco. Geen familie van Ernest Claes.

Dirk van Bastelaere; Vlaams poëticaal genie zonder die zo geniepige valse bescheidenheid of in het Frans : “ce n’est pas la modestie qui l’étrangle”. Heeft met zijn beruchte bloemlezing ‘Hotel New Flandres’ in elk geval wel een daad van rechtvaardigheid gesteld.

Herman Brusselmans; nooit een mooie jonge god geweest, wel altijd een rauwe humorist met hilarische onderbroekenhumor (dit niet geheel terzijde, zoude ik denken).

Stefan Hertmans; heeft een directe telefoonlijn met de stad Miletet en het dorp Merelbeke, heeft een directe lijn met zijn schoonvader, de bebaarde almaar lachende professor H. Bousset.

Monika van Paemel; wel een Belgische barones, helaas geen Vlaamse gravin.

Patricia de Martelaere; vergeten minnares, vergeten schrijfster, vergeten martelares op het altaar van de Vlaamse mediocriteit.

Benno Barnard; zoon van een dichtende dominee, is een zwaar gebelgde Nederlander of een Nederlander die boos is omdat hij geen Engelsman of een echte oude Belg kan worden.

Geert van Istendael; aristocratisch gedreven Brusselaar, maar houdt paradoxaal genoeg van dikke Duitse worst en van de voormalige D.D.R. (niet te verwarren met de Dietse Democratische Republiek).

Leonard Nolens; zeer monomaan dichter, al bij zijn leven heilig verklaard, bewierookt, gebalsemd en puur vergeestelijkt. Tussen Henric van Veldeke en Leonard Nolens waren de eeuwen doordrongen van een mystieke Limburgse stilte.

Paul de Wispelaere; de kleine reus van Maldegem, verschuilt zich als literaire smokkelaar al vele jaren in die grensstreek waar smokkelaars thuis zijn.

Luuk Gruwez; gezellige dichter die in het gezellige Hasselt rondwaart, waar iedereen tot ver buiten deze bronsgroene provincie deze lange slungelachtige dichter zo gezellig vindt.

Patrick Conrad; sliep ooit met de mooie filmdiva Charlotte Rampling, maar slaapt nu al jaren toch voornamelijk met zichzelf.

Koen Stassijns; zwaar geparfumeerde epigoon die de brute pech heeft dat Herman de Coninck al jaren dood is.

Tom Lanoye; verblijft nu en dan graag in het heerlijke subtropische Zuid-Afrika, niets ongewoons, gewoon een homofiel bij de bruinmense. (Grapje, flauw grapje)

Bert Popelier; een dwerg op veel te hoge poten.

Ivo Michiels; een Antwerpse kosmopoliet die in het zuiden van Frankrijk woont, meer bepaald in de landsstreek die door Julius Caesar en zijn tijdgenoten als de provincie werd omschreven.

Jozef Deleu; een omhooggevallen onderwijzer die een machtige cultuurpaus werd.

Gwy Mandelinck; gelooft en droomt waarlijk dat hij een groot dichter is, maar helaas nee, o nee, ’t is helaas niet zo.

En natuurlijk mag in deze portrettengalerij ook Jespers zelf niet onbreken:

Henri-Floris Jespers; minstens één eeuw te laat geboren, had moeten leven in de negentiende eeuw in Parijs. Ik zie hem zo al copieus dineren met Victor Hugo of Honoré de Balzac, maar toch vooral ook met die zo giftig roddelende en geestige gebroeders Edmond en Jules de Goncourt.

Allicht geldt deze laatste typering ook voor Carette zelf…

Frank Hellemans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content