Heisa over dagboeken Max Frisch

In april volgend jaar worden een aantal teksten van de Zwitserse auteur Max Frisch openbaar. Intussen wordt er geruzied over het derde deel van zijn dagboeken dat nu bij Suhrkamp verschijnt.

‘Max Frisch ging niet ongeschoren en in onderbroek de straat op,’ aldus een verontwaardigde Rosemarie Primault in de Zwitserse ‘Tageszeitung’ van 30 maart. Met dit beeld bedoelde Primault, die van 1970 tot aan Frisch’ dood in 1991 de privésecretaresse van de schrijver was, dat Frisch zijn teksten altijd tenminste vijf keer bewerkte. Dat gebeurde volgens de secretaresse niet voor het ‘Dagboek 3’ dat nu wordt uitgegeven. Daarom noemt Primault de nakende publicatie van dit boek een vertrouwensbreuk.

Tot voor kort ging men ervan uit dat Frisch (1911-1991) zijn laat begonnen derde dagboek had vernietigd. Het kortetermijngeheugen van de schrijver was zo kaduuk geworden, dat zelfs de literaire vormgeving eronder leed. Frisch, die door de ouderdom geobsedeerd was, had zijn tweede dagboek besloten met de opmerking dat de gemiddelde leeftijd almaar toenam en dat hij als 73-jarige nu moest constateren dat de gemiddelde leeftijd 74 jaar was. Hij besloot: ‘Ich erkläre meinen Austritt.’

Volgens secretaresse Primault was ‘Montauk’ het echte derde dagboek van Frisch. Maar daar staat tegenover dat Frisch zelf op de titelbladzijde van het 184 bladzijden tellende manuscript dat nu wordt uitgegeven, getypt had: ‘Dagboek 3, vanaf lente 1982’. Primault zelf zou de dagboeken ontdekt hebben toen ze tien jaar geleden haar woning verbouwde. Dat is een ietwat vreemde geschiedenis, want Primault heeft het manuscript, dat onder andere berustte op opnames die door de schrijver op band ingesproken waren, destijds zelf uitgetikt. Na de ‘ontdekking’ overhandigde de secretaresse het script aan het Frisch-archief. Volgens Primault was het de uitdrukkelijke wens van de schrijver dat deze dagboeken niet gepubliceerd zouden worden. Hij zou die eis in een tot dusver niet opgedoken brief hebben geformuleerd.

‘Tagebuch 3′ verschijnt nu toch. In de stichtingsraad van het archief is er nu een ruzie uitgebroken over het initiatief van de Zwitserse literatuurprofessor Peter von Matt om de dagboeken toch uit te geven. Von Matt, die een autoriteit is, vindt de dagboeken goed en belangrijk. Von Matt vindt niet dat de schrijver tegen zichzelf in bescherming genomen moet worden, wat wel de mening is van andere archiefraadsleden. Waarschijnlijk doelen de tegenstanders van publicatie op Frisch’ notities – een paar verschenen al in ‘Die Zeit’ – over zijn erkende alcoholisme (alleen in het hospitaal lukt de onthouding) en zijn toenemende impotentie: ‘Waarom schik ik me er niet voor eens en altijd in? Omdat in je dromen de seksualiteit niet verdwijnt, integendeel, en omdat je zelfs op je impotentie niet kunt vertrouwen.’

De notities van Frisch zijn in 1982 in New York ontstaan. Ze zijn soms kort, soms beslaan ze ettelijke bladzijden. Ze gaan over Frisch’ relatie met zijn toenmalige levensgezellin Alice Locke-Carey (Lynn uit ‘Montauk’) en om zijn beoordeling van de politieke situatie in het Amerika van Ronald Reagan. Frisch heeft de notities zelf geredigeerd en hun opvolging vastgelegd, wat spreekt tegen de opmerking van zijn secretaresse dat ze niet door de auteur zijn bewerkt. Frisch brak dit dagboek abrupt af nadat aan zijn relatie met de veel jongere Alice een einde was gekomen.

De nalatenschap van Frisch bevat nog andere verrassingen: het ‘Berliner Journal’, dat de schrijver ooit eens als drukrijp omschreven zou hebben en een correspondentie met de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann, met wie Frisch van 1958 tot 1962 een verhouding had. Deze manuscripten, die Frisch in een safe bewaarde, komen na 4 april 2011, twintig jaar na de dood van de schrijver, vrij voor publicatie.

Piet de Moor

Max Frisch, ‘Tagebuch 3’, 213 blz., Suhrkamp Verlag, , 17,80 euro , ISBN: 978-3-518-42130-7.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content