Guido Lauwaert over zijn Gentse gedichtenbloemlezing

Een gesprek met Guido Lauwaert over ‘Om Gent gedicht’ dat op dinsdag 28 september in het NTGent wordt voorgesteld.

Tot wat een coleire leiden kan: Guido Lauwaert bundelde 119 gedichten omtrent Gent, gaande van Prudens Van Duyse, geboren in 1804, tot heden. Guido Lauwaert, legendarisch organisator van de Nachten van de Poëzie, Knack-medewerker en nog zoveel meer, is fier op zijn bloemlezing. ‘Het formaat is afgekeken van ‘Mijn tegenstem’ van Hugues C. Pernath, Hugo Claus’ enige echte vriend,’ zegt Lauwaert. ‘De cover van dat boek werd destijds trouwens ontworpen door Claus zelf’. Maar terug naar 2010 nu, naar zijn eigen boek, naar ‘Om Gent gedicht’.

Hoe is de bloemlezing ontstaan?

Guido Lauwaert: Els Steegmans moest in opdracht van de stad Gent een rapport maken over het letterenbeleid in de stad. Toen ik daarover een mail van haar kreeg, schoot ik in een coleire. Ik liet de burgemeester en de schepen van cultuur weten dat ik het niet pikte dat iemand met mijn kennis ging lopen zonder dat daar iets tegenover stond. Een uur later kreeg ik al een antwoord van de burgemeester, en in het contact dat volgde stelde ik voor om alle gedichten over Gent te verzamelen. Dat bracht heel wat opzoekwerk in allerlei archieven met zich mee, vooral in de Stadsbibliotheek en het Poëziecentrum, en ook op de website van Literair Gent. Uiteindelijk leverde dit meer gedichten op dan ik verwacht had. Lannoo was bereid ze in boekvorm uit te geven.

Hebt u ook dichters aangesproken om een gedicht te schrijven speciaal voor deze bloemlezing?

Lauwaert: Ja. Je weet hoe dat gaat. Je stuurt een mail naar iemand, die wordt dan doorgestuurd en voor je het weet krijg je heel wat nieuwe gedichten aangeboden. Onder anderen Jozef Deleu en Roland Jooris hebben speciaal voor de gelegenheid een gedicht geschreven.

Levert de bloemlezing met al die verschillende invalshoeken een goed beeld op van het Gent van de voorbije twee eeuwen? Lauwaert: Absoluut. Eigenlijk is dit een brok geschiedenis. Veel jonge dichters vertrekken vanuit het ik, dat is geen verwijt, maar vroeger vertrokken de dichters vanuit de geschiedenis. Zie bijvoorbeeld het indrukwekkende gedicht ‘De optogt van ’t Gentsche Werkvolk’ van Julius Vuylsteke. Kunst bestaat niet zonder geschiedenis.

In de inleiding schrijft eregouverneur Herman Balthazar: ‘Waarom Gent? Wat of wie maakt dat de stedelijke ‘state of mind’ van Gent voor velen – bewoners en bezoekers – zo bijzonder is? Wat of wie maakt dat de stadslucht er zo vrij is?’ Wat zijn uw antwoorden op die vragen?

Lauwaert: Dat is een historische kwestie. Gent is altijd een koppige stad geweest, een kasseienstad, daarom staat er ook een foto van kasseien in het boek. Gent was een vrijstad, opstandig, vechtend voor haar vrijheid en haar rechten. Gent heeft zich altijd afgezet tegen de macht, alle macht. Heel strategisch is in Gent het belfort gebouwd tussen de kerken. Daarom is het motto van het boek ook ‘Eerst Gent en dan de papen’. Het is niet voor niets dat Gent een oranjestad werd genoemd. In 1830 was men in Gent niet happig om mee België op te richten. Het is geen toeval dat Koning Willem I van Nederland de Rijksuniversiteit van Gent heeft opgericht als een soort tegenhanger van de katholieke universiteit van Leuven.

Hoelang woont u zelf al in Gent?

Lauwaert: Meer dan 30 jaar. Ik ben afkomstig van Mechelen, wat ik een culturele strontstad vind, ben later naar Antwerpen getrokken, maar ben daar gedegouteerd weggegaan, want als je niet van Antwerpen bent zul je het er niet maken. In Gent echter is iedereen welkom, ‘van Claus tot kloten’, zoals ik het ooit heb uitgedrukt. Gent wordt goed bestuurd. Frank Beke vroeger zowel als Daniël Termont nu doen het als burgemeester ontzettend goed, elk op hun eigen manier. Hier zijn veel inwijkelingen, maar die voelen zich Gentenaar. Antwerpenaars daarentegen zijn altijd collaborateurs geweest. Je weet toch waarom ze de Antwerpenaars Sinjoren noemen? Omdat ze voortdurend hun hoed afnamen voor de Spaanse bezetter, die ze onderdanig en kruiperig ‘señor’ noemden.

Welke opvallende tendenzen merkte u de voorbije jaren in Gent?

Lauwaert: Gent heeft een inhaalbeweging gemaakt op het vlak van toerisme. Veel geld is gegaan naar het centrum, dat nu een geweldige toeristische aantrekkingspool is. Gelukkig is daar een tegengewicht voor, en dat zijn al die jongeren die ervoor zorgen dat de stad zich voortdurend vernieuwt. Gent heeft het geluk dat al die jonge mensen, afkomstig van de streek tussen Schelde en IJzer, in Gent willen zijn. Kortrijk, Diksmuide, zelfs Roeselare hebben weinig cultureel vertier, de jongeren zijn wel verplicht om naar Gent te komen. Velen blijven na hun studies in Gent plakken. Dat is anders dan in Leuven, waar de stad in de vakanties leegloopt en waar de jongeren na hun studies naar hun geboortestreek terugkeren.

Zijn er ook dingen die beter kunnen?

Lauwaert: Op cultureel gebied moet er een coherenter beleid gevoerd worden. Er zou een soort cultuurcel moeten komen die alle culturele activiteiten coördineert. Op sociaal vlak zouden er dan weer meer sociale woningen moeten komen. Het centrum wordt te duur, de gewone mensen worden verdreven naar de rand van Gent. Er zijn ook veel winkelpanden waarvan de bovenverdiepingen leegstaan, daar zou men iets moeten aan doen.

Nog voor het boek is verschenen uit Johan Velter van Druksel zware kritiek op Om Gent gedicht. Hij heeft het over het maskeren van een onbeleid, te veel derderangsdichters en vindt de titel van uw bloemlezing lelijk.

Lauwaert: Ik ben blij dat mijn initiatief al meteen voor een reactie heeft gezorgd. Wat ik proef in het lamento van die man is een zekere nijd en afgunst. Wat het literair beleid betreft: Antwerpen heeft ook zijn cultuurambtenaren, en toch bestaat de cultuurcel ‘Antwerpen Boekenstad’; de Vlaamse Gemeenschap heeft ook zijn cultuurambtenaren en toch bestaat het Fonds voor de Letteren. Dergelijk initiatieven moeten een bindmiddel zijn tussen de hogere en de lagere standen. Zij moeten enerzijds stimuleren, coördineren en anderzijds de praktische en artistieke zaken in het veld ondersteunen. Wat door ambtenaren niet gebeurt. Veldwerkers, dat hebben we nodig. Wat de titel betreft: als die man de titel lelijk vindt, is dat zijn probleem. De titel vat kernachtig het hele verhaal rond het initiatief samen. Ik ga er niet van wakker liggen. Nog dit: elke dichter krijgt in plaats van een schamel bedrag twee exemplaren van het boek. Dat is meer dan het gebruikelijke bedrag en zij zijn er gelukkig mee. Wat de toestemming van ‘de doden’ betreft: mijn visie is dat elk werk na de dood van een kunstenaar rechtenvrij zou moeten zijn. Al te vaak zijn erven meer plunderaars dan kunstliefhebbers. Elsschot zei het al, in een interview, toen men hem vroeg of zijn familie niet geschokt was omdat hij sommige leden zo genadeloos portretteerde: ‘Mijn familie? Mijn familie zijn analfabeten, die lezen geen boeken.’

Philip Hoorne

Guido Lauwaert (samenst.), ‘Om Gent gedicht’, Lannoo, Tielt, 176 blz., 24,95 euro, ISBN 978-90-209-9338-7

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content