Benno Barnard

Glimpen

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard gaat bij zichzelf te rade op de manier van Paul Claes maar toch ietsje anders.

Mijn nieuwe dichtbundel, ‘Krijg nou de lyriek’, ligt voor me op tafel. Hoe mooi zal mijn rook naar God de Opinie opkringelen?

De kracht van de spelling – het vervreemdende van een woordbeeld – blijkt wel uit wat mij vandaag overkwam: opeens drong de nooit eerder geziene oorsprong van de naam Van Reybrouck tot mij door.

Christopher over een vriendje dat van zijn vader niets mag: ‘Zo valt de appel helemaal niet van de boom.’

In Liberales verklaart de mij zeer sympathieke Etienne Vermeersch: ‘Dat de God van de Bijbel en de Koran niet bestaat, dat kan ik bewijzen. Om maar één voorbeeld te geven: de Koran promoot slavernij, welke goede god zou dat doen? En als God niet goed is, dan is hij geen God.’

Dat de mij zeer sympathieke Etienne Vermeersch niet bestaat, dat kan ik bewijzen. Om maar één voorbeeld te geven: Etienne Vermeersch promoot ethische wetgeving, welk slecht mens zou dat doen? En als Etienne Vermeersch niet slecht is, dan is hij geen mens.

Mussolini liet zoals bekend de treinen op tijd rijden. Dat de treinen in België gewoonlijk te laat zijn, betekent niet dat er in België geen fascisme bestaat.

Literair raadsel van de week: op welke hedendaagse Vlaamse dichter is de omschrijving ‘postmodernist, separatist, viezentist’ van toepassing?

Onze kuisvrouw was onvoldoende kuis en raakte ongewenst zwanger. Nu kan ze als alleenstaande moeder niet meer komen kuisen. Het vervelende van een losse moraal is het onpraktische karakter ervan.

‘Mocht ik ooit een ernstig herseninfarct hebben, zou ik misschien wel een kinderboek schrijven. Maar verder zou het me nooit lukken in een lager register te schrijven dan ik kan,’ verklaarde Martin Amis in het boekenprogramma ‘Faulks on Fiction’ van de BBC. Ik heb het enige boek van Amis dat ik bezat in de kartonnen doos voor De Slegte gegooid.

Dat gerinkel dat je hoort zodra je op de verzendtoets van je email drukt: dat zijn je eigen glazen.

Iemand was het niet eens met mijn sombere interpretatie van de Egyptische revolutie. ‘Het meervoud van anekdote is niet feiten,’ schreef hij me. Een paar seconden lang was ik werkelijk bedwelmd door deze pseudowijsheid.

Meningen, meningen: dorre bladeren in het herbarium van de vorige zomer.

In het overvolle café geheten Het internet bots ik op een scheldende Han Soete. Uit zijn overspannen pieptoon – hij klinkt als Knorretje in ‘Winnie de Poeh’ – leid ik af dat ik zijn ballen danig heb bezeerd.

Ooit was Engeland zo veilig als het warme hol waar Rat en Mol schuilen voor de sneeuwstorm. Dat staat beschreven in ‘De wind in de wilgen’ van Kenneth Grahame (1908). Het modernisme schiep een kapotte taal om de kapotte wereld van na de Grote Oorlog te beschrijven. Maar in veel Engelse kinderliteratuur gebeurt het tegenovergestelde: tijdreizen, tovenarij, de vlucht in verzonnen middeleeuwen, het ontsnappen aan de verschrikking. Deze gedachte tref ik ergens in mijn hoofd aan; en plotseling begrijp ik dat ik niet toevallig zowel Engelse kinderboeken als modernistische poëzie verzamel. Fundamenteel doet C.S. Lewis in ‘The Magician’s Nephew’ niets anders dan T.S. Eliot in ‘The Waste Land’.

De separatist: waar hij komt maken paradoxen zich uit de voeten als ongewapende burgers voor een tank.

De bejaarde Thomas Mann verklaarde dat het communisme in onderscheid van het nazisme nobele bedoelingen had (ik denk dat die uitspraak in ‘Mijn tijd’ is terug te vinden). Het allerdomste wat een ervaren mens kan doen, is vertrouwen op bedoelingen. Goede bedoelingen zijn de takken en bladeren die de valkuil van de menselijke aard verbergen. Onze bedoelingen moeten altijd gebaseerd zijn op fatsoen, berekening en scepsis.

Mijn door de psychofarmaca ondermijnde vriend bewijst dat alles wat met psych begint een verschrikkelijk boerenbedrog is, een substituutreligie gebaseerd op ontkenning van de ziel. Mij troost meer dan wat ook de communie met mijn gezin op zondagmorgen, in het Kerk-Latijn van het Engels. Dat ogenblik, waartoe ik ongetwijfeld door Darwin met een God-gen ben uitgerust, boort zonder omwegen tot in de steenkoollaag van mijn allerduisterste, allerverborgenste essentie. Ik kan dat niet uitleggen, want op die diepte ben ik geen intellectueel meer, maar het is de enige vorm van overgave die ik ken en er daalt dan enige seconden lang een absolute vrede op mij neer. Mijn verdriet is: ik kan dit niet delen met mijn soortgenoten, die zowat allemaal de Grote Vergissing belijden.

Ook het anglicaanse christendom wijkt ad infinitum van het kaarsrechte hedendaagse denken af: het lijkt op de kromme uit de asymptoot. Het is zoals G.K. Chesterton zegt in ‘Orthodoxy’ (ook al uit 1908, net als ‘The Wind in the Willows’): religie is iets verschrikkelijks, een helaas onuitroeibare kracht in de mens, maar uiteindelijk is het christendom is er het beste in geslaagd die kracht te bedwingen.

Augustine is 1 m 65 en zwart. Ikzelf ben 1 m 80 en blank. Niettemin spreek ik hem als ‘father’ aan.

Als ik mezelf wit zou noemen, gebruikte ik een anglicisme of anders was ik ziek.

Bij Father James zou ik dan weer mijn hart uitstorten als er iets in zat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content