Gallimard is honderd jaar oud

Frankrijk viert het honderdjarig bestaan van uitgeverij Gallimard. Het tijdschrift Lire vertelt de geschiedenis van de uitgeverij en in de Bibliothèque Nationale de France in Parijs loopt de tentoonstelling ‘Gallimard, 1911-2011: un siècle d’édition’.

Frankrijk viert het honderdjarig bestaan van uitgeverij Gallimard. Het februarinummer van Lire vertelt de geschiedenis van de uitgeverij en in de Bibliothèque Nationale de France in Parijs loopt de tentoonstelling ‘Gallimard, 1911-2011: un siècle d’édition‘.

Eigenlijk steunt het in 1911 opgerichte Gallimard op het door André Gide geleide tijdschrift ‘La Nouvelle Revue Française’, dat vorig jaar een eeuw bestond. Gide wilde de schrijvers die in zijn tijdschrift publiceerden ook de kans geven om hun boeken uit te geven bij ‘les Éditions de la Nouvelle Revue Française’. Gaston Gallimard, die al in 1911 adviseur, boekhouder en zaakvoerder van Gides uitgeverij was, gaf na de eerste Wereldoorlog zijn naam aan de onderneming.

In 1913 had André Gide (samen met Jean Schlumberger) de publicatie van het eerste deel van Prousts ‘A la recherche du temps perdu’ afgewezen omdat er te veel graven en gravinnen in voorkwamen. Gaston Gallimard betreurde Gides beslissing, maar legde er zich bij neer. Later zag Gide zijn vergissing in en Gallimard haalde Proust, die inmiddels bij Grasset onderdak had gevonden, alsnog binnen. Vreemd genoeg was het dezelfde Gide die nu een loflied op de ‘Recherche’ aanhief. Dankzij Proust kreeg Gallimard in 1919 zijn eerste Goncourt.

Gallimard kocht in 1933 de beroemde ‘Pléiade’ op van de Russische emigrant Jacques Schiffrin die toen financiële problemen had. Met die beroemde dundrukcollectie, het pantheon van de Franse literatuur, haalt Gallimard nu nog altijd een tiende van zijn omzet. Minder fraai was de entree van de antisemiet Louis-Ferdinand Céline, die zich begin jaren vijftig door een cheque van 5 miljoen liet overtuigen om zich bij Gallimard te voegen.

Gide was de eerste nog levende schrijver die zijn oeuvre bij La Pléiade zag verschijnen. Dit jaar valt die eer te beurt aan Milan Kundera die in ‘Le Nouvel Observateur’ van 3 februari de loftrompet stak over Claude Gallimard, de opvolger van Gaston. Kundera vertelt hoe Claude Gallimard hem na het neerslaan van de Praagse Lente (1968) in de Tsjechische hoofdstad opzocht en hem ervan overtuigde om naar Frankrijk te emigreren, wat Kundera in 1975 deed.

De communistische dichter Louis Aragon zorgde ervoor dat Kundera’s debuutroman ‘De grap’ in een Franse vertaling bij Gallimard verscheen. Kundera verklapt ook dat hij destijds als provinciale literatuurprofessor in Rennes helemaal geen zin meer had om te schrijven, maar dat lectoren en schrijvers van Gallimard hem stimuleerden om dat alsnog te doen.

Claude Gallimard werd aan het hoofd van de uitgeverij afgelost door zijn zoon Antoine, die sinds 1988 aan het roer van de onderneming staat. Het bedrijf verkeerde een tijdlang in moeilijkheden omdat de broer en zus van Antoine na enig geruzie hun aandelen aan andere uitgevers verkochten. Dankzij het succes van Harry Potter (26 miljoen verkochte exemplaren in Frankrijk) kon Antoine die verloren aandelen weer opkopen, zodat Gallimard nu zowel een succesvol familiebedrijf als een concern is.

Bij Gallimard verschijnen topauteurs als Gide, Claudel, Aragon, Breton, Malraux, Joyce, Faulkner, Saint-Exupéry, Michaux, Sartre, Queneau, Ionesco, Pinter, Camus, Yourcenar, Duras, Kerouac, Modiano, Le Clézio, Kundera, en Tournier. Op het palmares van de uitgeverij prijken een groot aantal Goncourtprijswinnaars en Nobelprijslaureaten.

Nog tot en met 3 juli loopt de tentoonstelling ‘Gallimard, 1911-2011: un siècle d’édition’ in de Bibliothèque Nationale de France in Parijs.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content