Exclusieve voorpublicatie: ‘Waarom vindt iedereen dat hij gelijk heeft en de ander niet?’

© iStock

Wetenschapsfilosoof Ruben Mersch begon aan een boek over de klimaatopwarming en eindigde met Waarom iedereen altijd gelijk heeft, over conflicten en hoe die vooral niet op te lossen: ‘Enkel met wetenschap gaan we er jammer genoeg niet komen.’

‘The first principle is that you must not fool yourself – and you are the easiest person to fool.’

Richard P. Feynman

Een van de meest memorabele ruzies tussen mij en mijn vrouw ging over basilicum. Meer bepaald over de vraag of mijn vrouw mij al dan niet had gevraagd om de helft van het basilicumplantje te bewaren voor haar tomatensoep. Dat plantje had ik al tot het laatste blaadje in mijn salsa verde gedraaid en ik was er zeker van dat zij daartegen geen bezwaar had gemaakt. Jammer genoeg was zij even zeker van haar stuk.

De discussie escaleerde. Al snel ging onze twist niet enkel over wie wat had gezegd over dat keukenkruid,maar ook over onze karakters (‘jij luistert nooit’ versus ‘jij maakt je altijd druk over futiele details’) en, uiteindelijk, over de slaagkansen van onze relatie.

Dit patroon zien we niet slechts bij echtelijke disputen. Hebben we meer of net minder Europa nodig? Is de islam vredelievend of de bron van alle kwaad? Zijn genetisch gemanipuleerde organismes veilig en nuttig of veroorzaken ze kanker en drijven ze arme boeren tot zelfmoord? Warmt de aarde op door onze menselijke activiteiten of is dat een mythe verzonnen door donkergroene bomenknuffelaars?

Over de auteur

Ruben Mersch is wetenschapsfilosoof en studeerde filosofie en biologie in Gent. Hij begon zijn carrière als informaticus in de farmaceutische industrie. Na tien jaar hield hij het daar voor bekeken om uiteindelijk, in 2012, een boek te schrijven: Oogklepdenken. Waarom we allemaal idioten zijn.

Ook in deze debatten ontstaan er al snel twee kampen die er beide heilig van overtuigd zijn dat de feiten overduidelijk één richting uit wijzen: die van hun eigen grote gelijk. En ook deze disputen hebben de vervelende neiging om razendsnel te escaleren. Er wordt al snel lustig met modder gegooid en voor je het weet komt iemand op het lumineuze idee om de tegenpartij te vergelijken met een stelletje bruinhemden uit de jaren dertig.

Als de anderen niet geloven wat jij gelooft, zijn er drie mogelijkheden. Ofwel zijn de anderen slecht geïnformeerd. Als ze alle relevante informatie hadden, zouden ze vanzelfsprekend inzien dat jij gelijk hebt. Ofwel hebben ze wel alle noodzakelijke kennis, maar zijn ze jammer genoeg te dom om deze te begrijpen. Of, de laatste mogelijkheid, ze zijn intelligent genoeg en hebben toegang tot de relevante informatie maar ze zijn van kwade wil. Het zijn slechte mensen die doelbewust de feiten verdraaien om hun gelijk te halen.

Ik ben een profeet met een pen. Als ik een boek schrijf, wil ik mensen overtuigen. En plots twijfelde ik of dat doel wel haalbaar was

Toen ik begon aan dit boek, was ik een aanhanger van de eerste optie. Als iedereen zou weten wat ik wist, zouden ze wel inzien dat ik gelijk had. En dus wilde ik, genuanceerd en onderbouwd, beschrijven wat we wel en wat we (nog) niet weten. Ik zou het kaf van het koren scheiden. Laten zien waar het bos was en waar de bomen. Aantonen hoe je, al is het vaak glibberig en vol obstakels, aan het einde van het pad toch de waarheid kon vinden. En zodra ik die opdracht had volbracht, zou iedereen beseffen hoe de vork in de steel zat. Eenmaal correct geïnformeerd zouden we onze meningsverschillen kunnen bijleggen en leefde iedereen nog lang en gelukkig. En degenen die daarna toch niet inzagen dat ik gelijk had? Die waren vanzelfsprekend te dom of van slechte wil.

Dat boek heb ik nooit geschreven. Ik ben er wel aan begonnen. Stukken en brokken van wat ik toen heb bedacht en neergepend, zijn uiteindelijk ook ergens beland in het boek dat je nu begint te lezen. Het grootste deel van mijn toenmalige pennenvruchten zit ergens in een verre uithoek van mijn laptop stof te vergaren. Schrijven is schrappen.

Ik ben een profeet met een pen. Als ik een boek schrijf, wil ik mensen overtuigen. En plots twijfelde ik of dat doel wel haalbaar was.

‘Maar ik heb een rusteloze geest en dus was ik binnen de kortste keren niet enkel over global warming aan het lezen, maar ook over een achttiende-eeuwse predikant die een artikel schreef over biljarten, over de versiertrucks van korhoenders en over eendenpenissen

Klimaatwetenschap begrijpen. Dat was mijn eerste doelstelling toen ik aan mijn nieuwe boek begon. En dus las ik over stralingsforcering, thermohaliene circulatie en de koolstofcyclus. Ik wilde de wetenschappelijke bewijzen netjes op een rijtje zetten en zo mijn lezers overtuigen dat wij mensen wel degelijk verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde. Maar ik heb een rusteloze geest en dus was ik binnen de kortste keren niet enkel over global warming aan het lezen, maar ook over een achttiende-eeuwse predikant die een artikel schreef over biljarten, over de versiertrucks van korhoenders en over eendenpenissen (dat laatste kon ik jammer genoeg niet in mijn boek gebruiken maar zoek ‘duck penis’ op YouTube en sta versteld). Tijdens een van deze omzwervingen stootte ik op een onderzoek van een Amerikaanse professor in de rechten, Dan Kahan.

Toen ik dit boek begon te schrijven geloofde ik dat als mensen eenmaal de wetenschap achter bijvoorbeeld klimaatopwarming begrepen, ze in zouden zien dat we wel degelijk met een probleem zitten. Kennis leidt tot inzicht.

Luchtvervuiling blijft een mondiaal probleem.
Luchtvervuiling blijft een mondiaal probleem.© iStockphoto

Dat was ook de hypothese die Dan Kahan wilde testen. Leidt een betere kennis van wetenschap ook tot een hogere inschatting van het risico van een opwarmende aarde? Is het omdat mensen niets begrijpen van de wetenschap achter de klimaatopwarming dat ze niet in actie komen? Om die vragen te beantwoorden gaf Kahan zijn proefpersonen een gestandaardiseerde test om hun wetenschappelijke kennis te meten. Daarna vroeg hij in welke mate ze zich zorgen maakten over de opwarming van de aarde.

Het resultaat was verrassend. Kennis deed er niet veel toe. Mensen met meer wetenschappelijke bagage waren wel iets bezorgder dan mensen die die bagage niet bezaten, maar erg groot was het verschil niet. Vreemd. Het werd nog vreemder toen Kahan de proefpersonen opsplitste op basis van hun waarden en normen. Bij egalitaire communitaristen (even kort door de bocht: mensen die vinden dat de overheid de vrije markt grenzen mag opleggen, Amerikaanse democraten dus) steeg de bezorgdheid naarmate ze meer wisten over de wetenschap achter de opwarming van de aarde. Maar bij hiërarchische individualisten (Amerikaanse republikeinen die heilig geloven in de vrije markt) gebeurde het omgekeerde.Hoe meer kennis ze hadden, hoe minder zorgen ze zich maakten.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Als een verschil in feitenkennis aan de basis ligt van onze disputen over klimaatopwarming, ggo’s of pesticiden, zouden onze standpunten moeten convergeren naarmate we meer kennis verwerven. Als we er maar genoeg van afweten, zullen we uiteindelijk allemaal begrijpen hoe de vork in de steel zit. Kahan vond net het tegenovergestelde. Meer kennis leidt niet tot convergentie, maar tot polarisatie. En de basis van onze twisten is geen verschil in kennis, maar een verschil in moraal.

En dus was ik terug bij af. Mijn boek zou zijn doel niet bereiken. Mensen die het al met mij eens waren, zouden instemmend knikken. Mensen die er een ander standpunt op na hielden, zou ik niet overtuigen. Integendeel. Ze zouden enkel nog overtuigder raken van hun gelijk. Geen olie op de golven, maar olie op het vuur.

Met wat geluk bereiken we ook daarover een compromis of worden we het eens over het feit dat we het niet eens zijn. […] Als je al eens een krant leest of op een internetforum rondhangt, weet je dat dit soort discussies jammer genoeg even zeldzaam is als een playboymodel met overgewicht.

Ook begon ik aan mezelf te twijfelen. Was ik zo verschillend van Kahans proefpersonen? Ik vind, net als ongeveer iedereen die op deze wereld ronddoolt, dat mijn standpunten gebouwd zijn op een stevig fundament. Maar is dat wel zo? Bestaat dat fundament in werkelijkheid niet uit mijn normen en waarden en is mijn kennis niet iets wat ik enkel gebruik om deze te verdedigen?

‘Maar ken je deze studie al?’ ‘Laat me even lezen. Tsja, je hebt gelijk. Ik zal mijn standpunt moeten herzien.’ ‘Wacht even, daar zie ik toch nog een hiaat in je redenering.’ ‘Even nadenken. Inderdaad, ik heb me vergist.’

Zo zouden onze discussies verlopen indien deze enkel over feiten gingen. Hoogstens zou er, nadat we alle feiten uitgeklaard hadden, nog een verschil van mening overblijven over waarden en normen. Jij vindt het welzijn van de toekomstige generaties belangrijker terwijl ik het welzijn van de huidige generatie benadruk. Ik vind een risico van één op één miljoen te klein om je zorgen over te maken, jij niet. Met wat geluk bereiken we ook daarover een compromis of worden we het eens over het feit dat we het niet eens zijn. Discussie gesloten. Even goede vrienden. Als je al eens een krant leest of op een internetforum rondhangt, weet je dat dit soort discussies jammer genoeg even zeldzaam is als een playboymodel met overgewicht.

Is de agro-industrie ons allemaal langzaam aan het vergiftigen of zijn pesticiden veilig en grondig getest? Zijn asielzoekers een zegen voor onze welvaart of het begin van het einde van onze beschaving? Zijn de Palestijnen de goeden en de Israëli’s de slechten of is het net omgekeerd? Moeten ze met hun poten van onze traditie afblijven of is Zwarte Piet onversneden racisme? Waarom vindt iedereen, over deze en vele andere vragen, dat hij gelijk heeft en de ander niet? Die vraag beantwoorden werd mijn nieuwe doel. Kahans inzicht volgend begon ik met de moraal.

Al die filosofen beschreven hoe mensen zouden moeten denken. Ik wilde weten hoe mensen, wezens van vlees en bloed, echt dachten. Niet: is de doodstraf noodzakelijk of totaal uit den boze? Wel: waarom zijn sommige mensen voor en anderen tegen de doodstraf?

Ik heb, in een lang en ver verleden, filosofie gestudeerd. Een belangrijk onderdeel van het lessenpakket was ethiek. Je kunt je ethiek baseren op een bovennatuurlijk moreel receptenboek. In de Bijbel bijvoorbeeld lees je dan dat je de vrouw van je buurman niet mag begeren en dat je geen kleding mag dragen die gemaakt is van twee verschillende stoffen. Wij lazen tijdens onze studie niet de Bijbel, maar wel Kant, Bentham, Rawls en anderen. Allemaal mensen die van denken over moraal hun beroep hebben gemaakt.

Van Kant bijvoorbeeld leer je dan dat je moet handelen alsof het maxime dat aan jouw handeling ten grondslag ligt tot algemene wet kan worden verheven. Volgens Bentham moet je zo handelen dat je de totale hoeveelheid genot op deze wereld maximaliseert en de hoeveelheid pijn minimaliseert.Jammer genoeg was ik, zoveel jaren later, verder bijna alles vergeten. Van al die inzichten die ik tijdens dagenlange bloksessies had verworven, bleef, buiten een vage executive summary, niet veel meer over. En wat ik me nog wel herinnerde – dat Kant elke dag na de lunch een wandeling van exact een uur maakte, dat het Wittgenstein niet uitmaakte wat hij at, als het maar elke dag hetzelfde was – leek me niet echt zo relevant.

Gelukkig moest ik voor het schrijven van dit boek niet weer Kants ‘fundering voor de metafysica van de zeden’ doorworstelen. Al die filosofen beschreven hoe mensen zouden moeten denken. Ik wilde weten hoe mensen, wezens van vlees en bloed, echt dachten. Niet: is de doodstraf noodzakelijk of totaal uit den boze? Wel: waarom zijn sommige mensen voor en anderen tegen de doodstraf?

En dus begon ik weer te lezen. Ik las artikelen van neurologen die mensen onder een scanner legden terwijl ze ethische dilemma’s moesten oplossen. Boeken van antropologen die beschreven hoe stammen die nog nauwelijks contact hadden met onze westerse beschaving over moraal dachten. Ik las evolutionair biologen die probeerden na te gaan hoe onze moraal en ons altruïsme te verzoenen zijn met natuurlijke selectie, en sociologen die in kaart brachten hoe waarden en normen tussen culturen verschillen. Ik deed zelfs experimentjes op mijn dochter (Ada, vijf jaar oud) om na te gaan hoe haar moraliteit zich ontwikkelde (voor de bezorgde lezer: bij het schrijven van dit boek werd geen schade aangericht aan kinderen of dieren).

Maar zelfs toen ik een beetje begon te begrijpen hoe onze moraliteit ontstaat, had ik nog maar een deel van de puzzel gelegd. Want hoe beïnvloeden die waarden en normen onze standpunten? Tijdens mijn filosofiestudie leerde ik dat er een muur staat tussen feiten enerzijds (zijn ggo’s kankerverwekkend? Leiden besparingen tot economische groei?) en waarden en normen anderzijds (zijn we verantwoordelijk voor het welzijn van de volgende generaties? Moet je mensen belonen naar inspanning?). Uit een beschrijving van hoe de dingen zijn, kun je niet afleiden hoe ze zouden moeten zijn en vice versa. Die regel overtreden was een hoofdzonde.

‘Ieder heeft zijn eigen feiten die – wat had je gedacht – de perfecte onderbouwing van zijn standpunten vormen. Iedereen heeft altijd gelijk’

In werkelijkheid, zo ontdekte ik, zondigen we continu. We gooien in ons denken feiten en normen samen en halen de mixer erdoor. En eenmaal gemixt is het, net als bij soep, verdomd moeilijk om de verschillende ingrediënten nog van elkaar te scheiden. Vandaar dat tegenstanders in een debat vaak ieder in hun eigen werkelijkheid leven. Ieder heeft zijn eigen feiten die – wat had je gedacht – de perfecte onderbouwing van zijn standpunten vormen. Iedereen heeft altijd gelijk.

Niet echt een bemoedigende conclusie. En dus ging ik op zoek naar oplossingen. Misschien kan wetenschap, al wordt deze vaak enkel ingezet als wapen in een morele stammentwist, toch een aantal discussies beslechten? Misschien bestaan er delen van de wetenschap die te hard zijn om te mixen? Die minder vatbaar zijn voor vermenging met waarden en normen?

Enkel met wetenschap gaan we er jammer genoeg niet komen. Absolute zekerheid is er ook in de wetenschap niet te vinden en er zijn veel vragen waarop de wetenschap het antwoord schuldig moet blijven. Maar we wonen nu eenmaal met zijn allen op dezelfde aarde en moeten dus nog even met elkaar verder. En dus zullen we moeten leren om constructiever van mening te verschillen. Om, ook al ben je het niet met je tegenstander eens, toch een poging te doen om hem of haar te begrijpen.

Waarom iedereen altijd gelijk heeft

Ruben Mersch

De Bezige Bij, 272 p.

ISBN 978 90 234 3804 5

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content