Eva Cox – Een twee drie ten dans

Eva Cox schreef een bundel als een vakantieboek van Zonneland. En ja, dat is een compliment.

Eva Cox (1970)

Woonde zelfstandig met zestien, stichtte een eenoudergezin en had verschillende baantjes. Pas in 1999 schreef ze haar eerste teksten, die ze meteen op allerhande podia voordroeg.

Won in 2001 de Eerste Vlaamse Poetry Slam.

Debuteerde in 2004 op papier met de dichtbundel Pritt. stift. lippe. De bundel werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en onderscheiden met de Prijs van de Provincie Oost-Vlaanderen voor Letterkunde 2008.

Eva Cox – Een twee drie ten dans
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam
Aantal pagina’s: 606
Internet: Eva Cox.be
ISBN:

Ook al doen het kleine, wulpse danseresje en het grote, geëxalteerde mannenhoofd op het voorplat denken aan latinomuziek, aan Josephine Baker, en aan Perez Prado’s Mambo n° 5 , het is een onwaarheid dat de gedichten van Eva Cox alleen maar swingen en springen.

Natuurlijk bevat een twee drie ten dans een aantal ’talige’ gedichten, maar de werkelijke parallellen tussen het beeld op de kaft en de teneur van de gedichten zijn bekoring en aanhankelijkheid. ‘Zie mij graag’, fluistert Eva Cox. ‘Behoed mij voor eenzaamheid.’

Dit alles komt sterk tot uiting in ‘Dat laat zich forceren een marsepeinen patatje’. Een meisje heeft lang gelopen en wil gaan zitten: ‘Op uw schoot. Geeft het dat ik mij op uw schoot zet? Ik ben niet zwaar. Ik weeg licht als een frietvork, een tulp, een stuk stro. En gij. Gij strijkt uw broekspijpen glad, laat mij zitten. Laat mij zitten.’

In dit lange ‘Duet voor één stem’ bedelt Eva Cox om aandacht. Ze vleit en fleemt als een klein meisje dat door een grote, sterke meneer wil worden opgetild en op schoot genomen. Cox dit gedicht horen en zien voorlezen, verschaft het een meerwaarde. Dan krijgt het flemende meisje een gezicht en een stem.

Herinnert u zich uit uw schooltijd de tijdschriften van Uitgeverij Averbode zoals Doremi , Zonneland en Zonnestraal ? Vóór een lange vakantieperiode verscheen er steevast een lijvige omnibus met verhalen, strips, spelletjes, zoekprenten, rebussen enzovoort. een twee drie ten dans is zo’n omnibus.

De ondertitel van de bundel luidt: ‘een kleine stoet poëzie, (ultra)kort proza, vertalingen, pastiches, een duet voor één stem’. Cox heeft haar gevarieerde schrijfsels van de voorbije jaren bijeengebracht in één band. Daar is niks mis mee – het verantwoordingscitaat van Thomas Vaessens achter in de bundel had heus niet gehoeven -, integendeel, die diversiteit maakt net de rijkdom van dit boek.

Het is larie dat een dichtbundel een hechte eenheid moet vormen en dat dichters die daartegen zondigen ‘geen eigen stem’ zouden hebben. Sowieso is er altijd een eenheid, de meest ultieme zelfs die er bestaat: de hand van de maker. Net zoals de vakantieboeken van Averbode bevat een twee drie ten dans voor elk wat wils.

Een hoogtepunt vinden wij de brief gericht aan Lucienne Stassaert. Na een vermoeiende werkweek laat Cox aan haar collega-dichter weten hoe druk ze het heeft, hoe snel de dagen voorbijvliegen en hoe graag ze meer tijd zou willen besteden aan het schrijven. Dat is de plompe samenvatting.

‘Dame Stassaert, Beste Lucienne’, is echter een staaltje van welsprekendheid. De hoofsheid ervan staat haaks op het beeld van het schaars geklede meisje op het voorplat. Verder bedient Cox zich nu en dan van een soort soap-Vlaams, dat haar prima staat.

‘Kop’, bijvoorbeeld, waarin ze haar hoofd verliest – letterlijk: ‘Ge botst met uwe kop tegen het hoofdeind van het bed en het breekt af. Niet dat hoofdeind, was dat maar waar. Nee, het is uwe kop die van u afrolt, over de plankenvloer – toek – tegen de muur en gelijk nen biljartbal dan terug – roef – onder ’t bed.’

Mooi zijn ook de twee tekstluikjes van ‘Físicamente el calor…’ waarin de pruillippen van een ‘rimpelkers’ te zeer zijn ingevallen om ze te ‘compareren met ene aars, de ster van ene aars, maar dus gelakt, scharlaken, en lijdende aan ene constipatie van onuitspreekbare verlangens’.

Eva Cox is veel meer dan de podiumartieste die ze lange tijd alleen maar was of wilde zijn, dat bewijst deze tweede bundel. Veel dichters proberen met een opvallende performance de zwakte van hun teksten te verdoezelen. Dat heeft zij niet nodig.

Philip Hoorne

Partner Content