Een duivenkot op de prairie: Bobbejaan, cowboyschap als art de vivre

© Belga

Michiel Leen gaat in Ons Erfdeel op zoek naar Bobbejaan Schoepen: ‘Hij herleidde de afstand tussen ce plat pays en de prairie tot nul. Jommeke en Lucky Luke tegelijk.’

Medio 2011, een jaar na het overlijden van Bobbejaan, stelde de familie Schoepen een fotoboek voor over diens leven en werken. Het boek toont een veelzijdig artiest tijdens driekwart eeuw Vlaamse entertainmentgeschiedenis en bestendigt het beeld van Bobbejaan als zingende cowboy. Maar kunnen we de vinger leggen op dat cowboyschap van Bobbejaan? En hoe wezenlijk is het voor zijn oeuvre?

Bobbejanofiel Michiel Leen gaat in het nieuwe nummer van Ons Erfdeel op zoek naar een antwoord.

Een cowboy onder de kerktoren

Wanneer Bobbejaan Schoepen na de Tweede Wereldoorlog zijn muzikale carrière uitbouwt, zijn Amerikaanse invloeden alomtegenwoordig. De bevrijders hebben naast banale gebruiksvoorwerpen als chocolade, sigaretten en nylonkousen ook een hele cultuur meegebracht. De jonge Bobbejaan maakt zich algauw hét culturele icoon bij uitstek, de cowboy, eigen.

Ook muzikaal blijkt duidelijk dat Bobbejaan het zijne heeft opgestoken van het country-idioom. Mondharmonica, steel-guitar en jodels maken deel uit van zijn stijl. Nummers als Little kid sister of mine ademen duidelijk het countryadagium dat een nummer moet bestaan uit three chords and the truth. Dat Bobbejaan in 1957 mag optreden in de Grand Ole Opry, zowat het mekka van de klassieke country in Nashville, toont aan dat hij in die periode als een rasechte countryzanger bestempeld kan worden.

Het zijn de hoogtijdagen van de zingende cowboy, ook in eigen land. Eind jaren ’50 reist Bobbejaan door Vlaanderen met een rondtrekkende circustent. Aan de vooravond van het concert verkent hij de omstreken te paard, in vol ornaat. Het levert prachtige snapshots op: de buitenaards aandoende cowboy die door de hoofdstraat van een grauw Vlaams dorp dokkert. Een gebeuren dat in het boek gedocumenteerd wordt met foto’s en ikzelf door ooggetuigen heb horen vertellen. Volgens die ooggetuigen ging het paard zelfs mee op café.

Wat Bobbejaan doet, gaat verder dan cowboy-en-indiaan spelen. De ernst waarmee Bob in western-outfit het podium bestijgt spreekt boekdelen. Zijn podiumoutfit omvat een revolver met holster; zelfs Amerikaanse originelen als Hank Williams en zingende cowboy Gene Autry doen hem dat niet na. Je kunt niet een béétje cowboy zijn, zo lijkt het wel.

Van de prairie naar de Schelde

In zijn Nederlandstalige repertoire neemt het westerngegeven, in weerwil van het imago, niet altijd die centrale plaats in. Het ene moment is Bob bij monde van Cowboy Jimmy nog de koning van de prairie, maar even goed houdt hij zich op in de buurt van het Antwerpse Steen (“‘k Zie zo geren mijn duivenkot”), in de schaduw van de mijn (zie het gelijknamige nummer) of op zee -“De Lichtjes van de Schelde.” De personages uit Café Zonder Bier konden niet Vlaamser zijn, al zit er ook één koloniaal tussen. In variéténummers als De pompier van Brussel-Zuid en De Koereur zingt Bobbejaan zelfs in Brussels dialect.

Pure kolder wordt afgewisseld met onversneden sentiment. En maatschappijkritiek. Nummers als Je me suis souvent demandé Monsieur Le Vagabond en They killed the king ademen, elk op hun manier, een milde vorm van maatschappijkritiek. Even wordt de zingende cowboy een revolutionair, wanneer hij Le temps des cerises interpreteert. Een prachtig liefdeslied, jazeker, maar evengoed lijflied van de Parijse communards van 1870.

Bobbejaan betoont zich vooral de vriend van de kleine man, de arbeider, de mijnwerker. Ja, er blijft de glitter van de kostuums, de verschijning te paard, de heimwee naar de prairie en het kampvuur – in nummers als Paardenhoofdstel of Ich muss ein cowboy sein, maar de totaliteit van Schoepens oeuvre laat toch een andere bekommernis zien. De zingende cowboy gaat bij wijze van ontspanning geen bizons of Indianen uit het weiland knallen, maar kruipt op zijn duivenkot. Weet Bobbejaan de aandacht te trekken met zijn exotische verschijning van cowboy onder de kerktoren, hij weet ze vast te houden door de herkenbare thema’s van zijn nummers.

De zingende zakenman

Het universum van de zingende cowboy heeft, kortom, ondanks frequente uitstappen naar de prairie, wel erg veel weg van Vlaanderen in de fifties en sixties. Dat wil hoegenaamd niet zeggen dat Vlaanderen één groot Bobbejaanland is.

In 1961 is de globetrottende cowboy het reizen beu en settelt hij zich in een heus eigen land, waarvan het bestuur steeds meer van zijn tijd en energie opslorpt. Uit de beginjaren van Bobbejaanland is een foto bewaard gebleven van Bobbejaan bij het runnen van zijn pretpark , druk telefonerend in het zakelijke interieur van zijn bureau. De jodelende fluiter verandert in een zingende zakenman. Maar wel één die, blijkens de foto, ten allen tijde zijn cowboylaarzen aanhoudt.

Buiten de muren van het park is de wereld gaan veranderen. Het Amerikanisme van na de oorlog heeft plaats moeten maken voor protest. Ook het Vlaamse lied is veranderd. In een recensie zet schrijver Roger Van de Velde Bobbejaan af tegen andere kleinkunstenaars van het moment, zoals Hugo Raspoet. Het is een gevecht met ongelijke wapens, show tegenover chanson. Medio jaren ’70 brengt Bobbejaan een laatste nieuw album uit, om voor een slordige drie decennia achter de muren van Bobbejaanland te verdwijnen.

Monumentenzorg

De rehabilitatie begint in 1999. Daan Stuyven en zijn compagnons van Dead Man Ray verzorgen de soundtrack van de behoorlijk silly komedie At the drop of a head, een film uit 1962 waarin Bob zijn hele trukendoos mag opentrekken. Daan, die op dat ogenblik al zijn tocht door de woestijn achter de rug heeft, ontpopt zich tot een warm pleitbezorger voor all things Bobbejaan. De Lichtjes van de Schelde komt in de eregalerij van het Vlaamse lied terecht en Bobbejaan treedt in 2005 op tijdens de literaire tournee Saint-Amour.

Plots wordt de Bobbejanofilie een ernstige zaak. Over hem mag plots alléén nog maar serieus gesproken worden. Het album Bobbejaan uit 2008 bestendigt die toetreding tot de monumentenzorg. Het kruim van de Vlaamse popscene vervoegt de kaduuk geworden cowboy in zijn homestudio. Bobbejaan de muzikant mag nog één keer schitteren. Men waagt zich aan een voorzichtige vergelijking met de uitgepuurde reeks “American recordings” die Johnny Cash in de jaren voor zijn overlijden maakte.

Stephan Vanfleteren, Vlaanderens bekendste grossier in karakterkoppen, zorgt voor passende beelden. Op die laatste foto’s heeft de westernkitsch van Bobbejaans wonderjaren plaatsgemaakt voor verweerde nostalgie. Bobbejaan en profil, op de achterbank van zijn legendarische slee, die ironisch genoeg al jaren niet meer rijdt. Stillevens met cowboyhoed en laarzen: zelfs het pretpark krijgt iets plechtstatigs in zwart-wit. Een allerlaatste foto, die het onderwerp te na komt: Bobbejaan opgebaard, de ogen gesloten, de Stetson op de borst.

Wat Bobbejaan op onnavolgbare manier deed, was het oer-Amerikaanse icoon dat de cowboy was, ombuigen tot een variant die ook op Vlaamse bodem kon gedijen, de afstand tussen ce plat pays en de prairie tot nul herleiden. Het cowboyschap als art de vivre, gemengd met een volks surrealisme, Jommeke en Lucky Luke tegelijk.

Zou je dat in Vlaanderen, anno 2012 nog mogen, je paard meenemen op café?

Michiel Leen

Deze tekst van Michiel Leen verscheen in het nieuwe nummer van Ons Erfdeel.

Meer over Bobbejaan leest u in volgende boeken:

Tom Schoepen: Bobbejaan, Uitgeverij Kannibaal, 2011 ISBN 978 90 8162 376 6
Bobbejaan Schoepen e. a, Bobbejaan, Bobbejaan Records, 2008
Bobbejaan Schoepen: The world of Bobbejaan: Songbook, Bobbejaan Records, 2009

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content