‘De stadsschijter van Damme’ (Frank Adam)

© Klaas Verplancke

Speciaal voor Wereldboekendag schreef Frank Adam voor Knack een Belgische fabel over de staat van het boek. Klaas Verplancke tekende een passende prent.

Op maandag 23 april 2012 – Werelddag van het Boek – organiseert Boekenoverleg in deSingel de Staat van het Boek, een symposium voor alle bestaande en nieuwe spelers in het vak. De turbulente ontwikkelingen die zich in de boekensector mondiaal manifesteren blijven ook niet onbesproken in ‘Belgische Fabels’, het café philosophique van Europa, van auteur Frank Adam en illustrator Klaas Verplancke.

‘”Stop het defaitisme!”, dat is de positieve boodschap die uitgeverij ‘De Stadsschijter’ de wereld in stuurt,’ legde de directeur van het jonge, succesvolle Damse bedrijf glunderend uit, nadat de ezel was binnengeleid door een portier, wiens neerslachtige gezicht evenwel tot op de kantoordrempel scheen gezakt.

‘De omzetcijfers van “De Stadsschijter” zijn inderdaad verbluffend,’ knikte de ezel vol bewondering. ‘Net nu de uitgeverswereld, evenals de financiële markten, de natiestaten en de menselijke waarden als een pudding in elkaar zijn gezakt en men het boek zonder gêne dood verklaart. Wat is uw geheim?’

‘Het fysieke boek ligt begraven onder de zoden van het internet maar laten we daar niet rouwig-sentimenteel om doen. Met het verdwijnen van de tijdrovende heen-en-weer blader-romantiek en het leeslint-fetisjisme komt eindelijk ook een eind aan het ancien regime van het verenigde uitgeversgild.

Er is een bekende oude Belgische spreuk die zegt: “God schiep eerst de schrijver en met het afval schiep hij de recensent.” Maar doorgaans kent men niet het vervolg, dat zegt: “De uitgever schiep zichzelf. Want God vond hem niet nodig.”‘

‘U bedoelt, de uitgever heeft zich in de loop der geschiedenis als de veredelde drukker die hij volgens u is, meester gemaakt van de literaire productiemiddelen en een half millennium lang de letterkundige productie beperkt tot die van de tien ongeïnspireerde auteurs die hij op onrechtmatige wijze kon exploiteren.’

‘Er is wel meer onrecht waarvoor de uitgever verantwoordelijk kan worden gesteld. De jonge, schuchtere schrijver die na de zoveelste redactionele ronde van zijn eerste roman, samen met de redactrice en de secretaresse, op het bureau van zijn uitgeefster tot orale handelingen wordt gedwongen.

De bejaarde verhalenschrijfster die vol walg terugblikt op het moment dat de Grote Poort naar de roem, de zo begeerde Pas naar de Onbereikbare Top der Kinderliteratuur, pas toegankelijk werd op voorwaarde dat zij als een kleine meisje, bibberend op handen en knieën, haar eigen veel te nauwe achterpoort open spande voor de paardensnikkel van een redacteur die haar, in de aanwezigheid van de uitgever, loeihard strafte voor de paar grammaticale slordigheden in haar manuscript.

De recensent die vooral zichzelf recenseert, de leesbevorderaar die niet het lezen maar de leesbevordering bevordert, de presentatrice die leest om inhoud te geven aan haar schoonheid, de aan prostaat lijdende dichter die in volstrekte eenzaamheid ligt te sterven in zijn eigen bloederige urine, denkt u waarlijk dat al deze mensen zo zielig zouden eindigen als ze niet daartoe werden gedreven door de genadeloze uitgeversoligarchie?

De massale publicatie van persoonsgegevens op het wereldwijde web teneinde uitgevers op te sporen en te vonnissen, heb ik in een perscommuniqué formeel veroordeeld. Maar ik zeg u in vertrouwen: de dag dat u hen door verbolgen schrijvers uit hun herenhuizen gesleurd ziet worden, dat u hen op tv op hun glimmende parket in elkaar geslagen ziet worden, of dat u hun rijpe, uitdagend geklede vrouwen of jeugdige minnaressen in de loge van een poetry slam door een bende jonge dichtershonden genadeloos gepenetreerd hoort worden, vraagt u zich dan niet één seconde af: “Hey, misschien hebben die uitgevers het wel verdiend?”‘

‘Maar gooien schrijvers zich dan niet in de kritische dialoog?’

‘Zoals de door bedienden omringde edellieden aan het koninklijk hof destijds zélf moesten fungeren als lakeien van hun koning, zo zijn de meeste schrijvers in het huidige literaire Versailles benoemd tot reetzuiger van hun uitgever.’

‘Ik ben,’ gaf de ezel toe, ‘in het literaire milieu niet thuis maar heb me inderdaad laten vertellen dat schrijvers die protest-facebooken over uitheemse kunstenaars onder huisarrest, in opdracht van hun uitgever juist meewerken aan het muilkorven van laatstgenoemden. Ook werd mij toevertrouwd dat dichters, die tijdens nationale poëziemanifestaties gratuit afgeven op het koningshuis, de politiek en de clerus daartoe door hun uitgever contractueel worden verplicht. En toch huiver ik bij de gedachte dat dit allemaal ook waarachtig waar zou zijn.’

‘Het adagium “De Uitgever moet weg!” heeft op de mens dezelfde beangstigende werking als “God is dood!” maar hoeft niet noodzakelijk te leiden tot een danige waanzin dat men een flitspaal om de nek valt en de rest van zijn leven als een plant verlept in zijn schrijversstoel. Het werkt juist erg bevrijdend.

Vanwaar de dwanggedachte dat de mens geen literatuur kan bedrijven zonder de uitbuitende bemiddeling van de uitgeversklasse? Waarom nog langer bij redactrice of maîtresse van de uitgever gebedeld om een audiëntie? Waarom jaren vruchteloos gewacht op de hooghartige standaardafwijzing van een aan de uitgever gelinkt 19e-eeuws literair tijdschrift, waar een drankorgel-dichter, een bejaarde aquarelschilder en een gefrustreerde latinist-epicurist de literaire macht krampachtig proberen te bewaken?

Hey, dit is het derde millennium, weet je wel? In het Midden-Oosten worden regimes gesloopt, in New York occupyen ze de beurs, in Damme wordt de literatuur na vijf eeuwen eindelijk uit de klauwen van de editocratie ontzet.’

‘Heb ik dan verkeerdelijk de indruk dat u zelf aan het hoofd staat van, wat ik zou noemen, een uitgeverij in de traditionele zin van het woord?’

‘Luister, het is simpel. Decennia lang heeft men verkondigd “Het boek zal digitaal-zijn of niet-zijn!”, maar men vergat één drager die nooit zal verdwijnen. ‘De Stadsschijter’ drukt zowel hoog- als laagdrempelige literatuur op alle papier dat wordt aangewend voor hygiënisch gebruik. Met ecologisch afbreekbare inkt en op recycleerbaar papier. Vooral de format met Vlaamse literatuur aan de ene, Waalse aan de andere kant genereert een gigantische verkoop, waardoor we nu zelfs onderhandelen over de rechten op de Bibliotheek van de Koning. En nee, ik ben géén uitgever. Net als de drager van onze werken ben ik als hoofd van deze woordenvloed afbreekbaar en zal ik in de stroom van de tijd verdwijnen. Maar ‘De Stadsschijter van Damme’ zal ooit, ter vervanging van het gezegde “het ei van Columbus”, opgenomen worden in het wereldwoordenboek met de betekenis: “eenvoudige oplossing voor een schijnbaar moeilijk probleem”.’

Bij het verlaten van het pand werd de ezel aangeklampt door de inmiddels flink aangeschoten Damse portier, die zich voorstelde als de gewezen eigenaar-directeur van “De Stadsschijter” – een vijf generaties overgeleverd familiebedrijf dat met het drukken van Uilenspiegel-scatologia had gefloreerd maar nu tot de rand van het bankroet was gebracht door de nieuwe directeur, een man van allochtone, Hollandse origine, die zijn uitgeversstoel over een paar maanden lafhartig zou ruilen voor ‘een managers-closet’.

Toen de portier hem nariep of hij de Uitgeefster (1) zijn allergeilste groeten wou overbrengen, mompelde de ezel: ‘Die vrouw ken ik niet dan oppervlakkig’. Toen de portier de naam van de Uitgeefster uitsprak met de intonatie en articulatie van een bronstige stier, greep de ezel kordaat naar zijn i-pad.

Doch in plaats van de naam van deze bezopen deurwachter toe te voegen aan de lijst te berechten uitgevers, zoals eerst impulsief gepland, zag hij zichzelf tot zijn eigen verbazing en niet zonder opwinding even later googlen op de naam van de Uitgeefster. Na talloze verwijzingen op job- en dating sites, vond hij haar huidige werkstek terug. Van op een wazige foto keek ze hem na al die jaren weer recht in de ogen – in witgeel uniform, met zwarte hoornen bril – als parttime animatrice van rusthuis ‘De Boomgaard’.

Frank Adam

(1) Zie’ Boek Drie, Erotische Fabels. Zevende Confidentie, De Uitgeefster. Over als God seks niet had uitgevonden.’

‘Belgische Fabels’ verschijnt in het literaire tijdschrift De Brakke Hond en wordt uitgegeven door uitgeverij Vrijdag. De cover van Frank Adams theatertekst ‘Aleksej’ (Uitgeverij Vrijdag, grafisch ontwerper Loudmouth) is door Focus Knack genomineerd voor De Publieksprijs voor het Beste Boekomslag. De winnaar wordt bekendgemaakt op maandag 23 april 2012.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content