Lukas De Vos

De nieuwe Toni Coppers: ‘In zijn onaffe vormgeving toont zich het genie van de maestro’

Lukas De Vos Europakenner

Lukas De Vos recenseert Nooit Meer Alleen van Toni Coppers: ‘Hij is de meest esthetische van onze thrillerschrijvers, hij begrijpt dat schoonheid altijd moet sterven. Maar het blijft ongewoon, en dat verklaart wellicht zijn aantrekkingskracht.’

Coppers kampt met twee problemen. De uitputting van sommige vaste personages enerzijds en een waardige opvolger schrijven voor twee uitzonderlijk goede thrillers die hij afleverde anderzijds: De Zomer van de Doden en, vooral, De Zaak Magritte. De eerste heeft een melancholische herkenbaarheid die mij droef te moede maakte. De tweede een stil verdriet dat het midden houdt tussen eindeloze eenzaamheid en een milde vorm van waanzin.

De nieuwe Toni Coppers: ‘In zijn onaffe vormgeving toont zich het genie van de maestro’

In Nooit Meer Alleen heeft hij beide uitdagingen trachten te verzoenen. Deze dieptepsychologische misdaadroman staat geheel verwacht in het teken van het volgende motto: ‘Liefde is het draaglijk maken van elkaars eenzaamheid.’

Het heeft de auteur grote moeite gekost om de eindjes te verbinden. Spontaneïteit is voor een stuk verdwenen, het zweet van het ambacht sijpelt door twee derde van de roman. Gelukkig beschikt Coppers over een gedegen ambachtelijkheid om niet in het euvel van bijna potsierlijke emotionaliteit te vervallen, al is het hier en daar op het randje. Ambachtelijkheid betekent beheersing van de vaste ingrediënten van het genre. In uittekening van de personages, in stijl, in opbouw en in balans.

Dat laatste lost hij op door op Aspe-achtige manier in enkele snelle bladzijden de afwikkeling van een reeks moorden af te haspelen. De personages kleurt hij bij door meer, tot zelfs extreme intensiteit mee te geven. Dat vlakt hij dan weer deels uit door een haast romantisch cliché toe te voegen – de oude brombeer Masson staat er model voor. Clichématiger nog is de stijl, vooral de wisseling van standpunten en de monologue intérieur van de dader. Een beproefd recept om mondjesmaat het trauma uit te beelden dat aanleiding geeft tot zijn volledige ontsporing.

Gelukkig is daar de naar zelfvernietiging neigende onverzoenlijkheid van Masson om een tegengewicht te bieden. De verhaalsopbouw ten slotte is zoals het hoort: een reeks moorden op eenzame of vereenzaamde, wat geflipte vrouwen van (jong)middelbare leeftijd waarin de afscheidnemende inspekteur Sofie Jacobs de vreemde eend in de bijt is. Of toch niet ? Maar ook een reeks moorden op gruwelijk verminkte en uiteengereten katten. Staat het een symbool voor het ander, of is er een causaal verband ?

Ik heb grote waardering voor de beroepsernst van Coppers, en voor zijn geloofwaardige volta’s. Jacobs wordt netjes (nou ja) opgeruimd om plaats te maken voor de redelijk nieuwe, nog weinig beslagen vervanger, Noureddine Naybet. Politiek correct, die aanpassing, maar zonder franje zoals het hoort. Hij moet in elk geval niet mee naar de afscheidsmis. Hoofdpersoon Lieze Meerhout verdrinkt in haar eigen tegenstrijdige gevoelens, terwijl Masson op een even tragisch als onontkoombaar verlichtend kantelpunt van zijn leven is beland. Hij gaat verhuizen, eindelijk (want als cynikus leven in de Jezuïetenrui is teveel van het goede), de warm aangeboden zielenrust groeit pas op de mesthoop van Job: ze is de uitkomst van uitvergroot ongeduld, een gevolg van teveel scherpzinnigheid, mateloze dorst, en onmacht om zich bloot te geven.

Coppers blijft zelfs in het exces een kampioen van de ultrafijne karaktertekening. In enkele rake lijnen vat hij de diepgang van de mens. Lieze heeft net een onderzoek achter de rug. Kan ze nog zwanger worden nadat ze neergeschoten was ? Het is nee, de vertwijfeling is groot.

Je hebt alleen maar je eigen twijfels gevoed, domme gans die je bent. Meteen daarna voelde ze toch het verdriet opwellen. Ze was het Radisson Blu Hotel in gelopen en had zich in een van de vrouwentoiletten opgesloten. Daar liet ze de tranen komen.’

Kort, simpel, allesomvattend. De meeste andere thrillerschrijfsters hebben daar een half boek voor nodig. En het thema is meteen nog scherper gesteld. De condition humaine is te herleiden tot een naakt dilemma: schuld of fatum, lotsbestemming ?

Want niet alleen Lieze kampt met deze uitzichtloze vraagstelling (en dus een knagend geweten), élke politieman of -vrouw zit ermee, van Masson tot Torfs, élke denkende mens zit ermee, van Liezes lief tot de moordenaar. Een geweldige kunstgreep is daarom het Tante Julia syndroom, u weet wel, naar de ballade van Boudewijn de Groot.

De kunst van Coppers is dat hij in het voorspelbaar arsenaal van voor de hand liggende wendingen, beelden, verwachtingspatronen, cliffhangers, en minutieuze ontbolstering van het dadermotief, steevast een verrassende draai kan geven aan het vanzelfsprekende.

De kunst van Coppers is dat hij in het voorspelbaar arsenaal van voor de hand liggende wendingen, beelden, verwachtingspatronen, cliffhangers, en minutieuze ontbolstering van het dadermotief, steevast een verrassende draai kan geven aan het vanzelfsprekende. Het dichtst komt hij daar bij in de kerkrede van Masson (die openbare optredens haat, en nu zelf aanbiedt een woordje te zeggen) bij het afscheid van Sofie. Als was het de natuurlijkheid zelve praat hij over de dialoog tussen Socrates en Callicles. Volgens Callicles vallen macht en recht samen, de waarborg voor geluk als je de macht uitoefent. Sokrates weerlegt dat. “‘Alleen een rechtvaardig mens mag zich gelukkig noemen’. Masson keek haar ernstig aan. ‘En dat was Sofie ten voeten uit. Ze was een rechtvaardig mens'”. Kun je het afscheid van een mens rationeler en gevoeliger tegelijk omschrijven ? Yad Vassem. Want, naar het woord van Camus: ‘Alleen de waarheid kan het onrecht tarten, de waarheid óf de liefde.’

Dat soort kleine maximes strooit Coppers kwansuis onvoorbereid, en zonder poeha rond in zijn romans. Ik weet het, hij hééft gelezen, hij is de meest esthetische van onze thrillerschrijvers, hij begrijpt dat schoonheid altijd moet sterven. Maar het blijft ongewoon, en dat verklaart wellicht zijn aantrekkingskracht.

Nooit Meer Alleen – wel wel, toch geen verwijzing zeker naar Als je wint van Herman Brood en Henny Vrienten ? In elk geval gaan ook daarin kunst, branie, (zelf)moord, dood en (oppervlakkig) succes samen – is niet het magnum opus van Toni Coppers. Maar juist in zijn onaffe vormgeving toont zich het genie van de maestro. Clichébeelden botsen met pakkende invallen, overbelichte karaktertrekken met de sombere potgrond van een gekwetst verleden, stilistische gemakkelijkheidsoplossingen met een rijke humuslaag van mensenkennis. Eigenlijk erger ik me het meest aan de marketingfoefjes, zoals de kokarde op de voorflap ‘Meer dan 100.000 Boeken Verkocht’. Het is een belediging voor de greep die Coppers heeft op de inhoud van zijn werk. Soms zou je, in ijdele ogenblikken, willen dat een dergelijke thriller aan jezelf werd opgedragen. In liefde en verdriet.

Toni Coppers, Nooit Meer Alleen. Antwerpen, Manteau/WPG 2017, 346 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content