De favoriete boeken over Vlaanderen van Bieke Purnelle: ‘Levert de liefde voor witlof inzichten over de Vlaamse identiteit?’

© FOS

Tegenwoordig lijkt alles te draaien rond ‘identiteit’: wie zijn we, waar komen we vandaan, en waarvoor staan we? Knack ging op zoek naar boeken die de Vlaamse ziel vatten, als zoiets al bestaat, en vroeg bekende lettervreters naar hun essentiële boeken over Vlaanderen. Vandaag: Bieke Purnelle, directeur bij RoSa, het kenniscentrum voor gender en feminisme.

Onderstaande titels zullen velen noemen, dus dat ga ik niet doen.

Jeroen Olyslaegers – Wil

Stefan Hertmans – Oorlog en Terpentijn

Louis Paul Boon – De Kapellekensbaan

Ernest Claes – De Witte

Hugo Claus – Het verdriet van België

KVLV – Ons Kookboek (of ‘het kookboek van de boerinnenbond’)

Niemand weet hoeveel jonggehuwden, pas afgestudeerden en kersverse weduwnaars zichzelf met succes hebben weten te voeden met dit naslagwerk bij de hand.

Het bejaarde boek leerde sinds de eerste editie van 1927 hele generaties Vlamingen koken, van kalfskop of rosbief over bloemkool in witte saus tot rijstpap en kriekenvlaai.

De allereerste keer dat ik asperges klaarmaakte bracht het boek redding.

Wat zegt de gastronomie over de volksaard? Levert de liefde voor witlof inzichten over de Vlaamse identiteit?

Alice Nahon – Vondelingskens (1920) / Op Zachte Vooizekens (1921)

Vrouwelijke dichters waren dun gezaaid in het Vlaanderen van het begin van de twintigste eeuw. Nahon was uitzonderlijk populair voor een dichter, zowel in het katholieke Vlaanderen als het conservatieve, burgerlijke Nederland. Het grote publiek verkoos haar gedichten boven het werk van experimentele tijdgenoten als Paul Van Ostaijen, haar grootste criticus.

Toch was ze ook in de wereld van schrijvers en critici erg geliefd, bij avant-gardisten en traditionele auteurs zoals Maurits Sabbe, Gerard Walschap.

Ze verkocht 250.000 dichtbundels, een duizelingwekkend cijfer waar dichers vandaag alleen maar van kunnen dromen.

Achter haar wat tuttige en vrome imago schuilde een eigenzinnige en passionele vrouw, die weigerde zich te settelen in een huwelijk, een relaties had mannen uit de artistieke avant-garde van Vlaanderen. Ze werd haar hele leven geplaagd door een zwakke gezondheid en permanent geldgebrek. Hoewel ze met haar dichtbundels en lezingen allerhande naar de normen van weleer behoorlijk wat geld verdiende, kon ze dat geld niet naar eigen goeddunken besteden, omdat haar vader haar financiën beheerde, wat in die tijd de gewone gang van zaken was.

In 1922 ontving ze de Letterkundige premie van de provincie Antwerpen in 1922.

‘Avondliedeken III’, het gedicht dat aanvangt met de bekende versregel ”t Is goed in ’t eigen hert te kijken’, van Alice Nahon werd door de lezers van Het Nieuwsblad uitgeroepen tot het meest geliefde gedicht van Vlaanderen.

Vondelingskens

‘k Vond z’in Vlaanderen, waar geen hand

Zegent d’idealen…;

Waar men, als een vreemde, bant

D’eigen zoete tale.

‘k Vond ze, waar geen zachte stem

Door m’n zuchten streelde…;

‘k Vond ze ver, heel ver van hem,

Ver van alle weelde.

In ’t vertellen van wat wind…,

’t Rits’len van de hagen…,

In de kijkers van een kind…,

’t Scheem’ren van de dagen…

‘k Vond z’in ’t eigen stil gedacht…,

In wat bloemen-zegen…;

‘k Vond ze, spelend langs de gracht

Van verlaten wegen…

Zoudt ge weelde vragen toch

Van die schaam’le dingskens…?

’t Zijn geen rijke kind’ren…, och,

’t Zijn maar vondelingskens…

Fikry El Azzouzi – Drarrie in de nacht

Het verhaal van Youb gunt ons een blik in de leefwereld vol tegenstellingen en tegenstrijdigheden van een jonge Vlaming met Marokkaanse roots, het soort straatschoffie waar Vlamingen zo graag op neerkijken. Youb trekt op met een groepje ‘drarries’, maar gedraagt zich altijd als een buitenstaander, een observator die wat hij beleeft met veel gevoel voor ironie noteert: het latente, maar schaamteloze racisme in een doorsnee Waaslands provinciestadje, de achterdocht jegens ‘de andere’, de uitzichtloosheid van een jong leven in een context zonder perspectief of idealen en een falend samenleven in diversiteit.

Tom Lanoye – Het Goddelijke Monster-trilogie

In de reeks over de invloedrijke familie Deschryver komt de hele scandaleuze Vlaamse politiek aan bod: de invloed via partijkanalen, de corrupte politie en de sjoemelende overheid. Maar eveneens komt zijdelings het proces Dutroux aan de orde en de Witte Mars, die veel oprechte en huichelende Vlamingen voor een dag samenbond tegen de verachtelijke kindermoordenaar.

Lanoye heeft gekozen voor de vorm van een groteske. Elke figuur staat wel voor een bepaald onderdeel in de Vlaamse samenleving, uitvergroot. Het is een aanklacht tegen de machtigen in Vlaanderen.

Virginie Loveling – Een revolverschot

De Vlaamse literatuur van de eerste helft van de vorige eeuw liet zich kenmerken door een rauw en aards naturalisme. Virginie Loveling was een van de auteurs die dat naturalisme subtiel, maar beeldend en poëtisch wist te brengen. ‘Een revolverschot’ speelt zich af in een dorp in Oost-Vlaanderen, en is naast een psychologisch drama ook een ongefilterde studie van het Vlaamse dorpsleven van die tijd, met roddels en achterklap, vrome kerkgangers en bijgeloof, de markt en de herberg als hart van het dorpsleven, en lokale gerechten als waterzooi en hetekoeken. De wedijver van twee notarisdochters om de hand van een huwbare man loopt uit de hand en toont genadeloos aan hoe vrouwen in die tijd enkel een goed huwelijk als levensdoel na te streven hadden.

Lode Zielens – Moeder waarom leven wij?

Zielens groeide op in een grauwe Antwerpse arbeidersbuurt en ging na de lagere school aan het werk als arbeider in de haven. Dankzij een literaire wedstrijd voor beginners kon hij als redacteur bij de socialistische Volksgazet aan de slag. Hij was een van de eerste Vlaamse schrijvers die schreef vanuit het perspectief van de werkmens, een perspectief dat hi zelf maar al te goed kende.

Het boek is intussen onleesbaar hoogdravend en druipt van de pathetiek, maar betekende wel een mijlpaal in de Vlaamse literatuur: hij hekelde de samenleving vanuit een maatschappelijk engagement, hij stelde de almachtige rol van de kerk in vraag, doorbrak menig seksueel taboe en probeerde zich te verplaatsen in de rol van de vrouwen van die tijd. Ook zijn eigen proletarische achtergrond was uitzonderlijk voor een schrijver.

Els Beerten – Allemaal willen we de hemel

Allemaal willen we de hemel’ speelt zich af in Vlaanderen, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Centraal staan twee vrienden, Jef en Ward. Beiden zijn onder de indruk van de verhalen over de ‘dappere Vlamingen’ die aan de zijde van de Duitsers tegen de Russen vechten. ‘De Russen willen alle katholieke kerken met de grond gelijkmaken’, wordt hen voorgehouden en dat willen de twee jongens niet laten gebeuren. De vader van Jef, sterk anti-nazi, weet zijn zoon tegen te houden, maar Ward vertrekt wel naar het oostfront. Die beslissing heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor zijn eigen leven, maar voor alle personen die hem van nabij hebben gekend.

Ons collectief verleden met de pastoor als leider van de kudde, de obligate dorpsfanfare, de oudste zoon die pastoor wordt en naar de Congo trekt, het dagelijks leven in de cafés, onze nood aan helden en de manier waarop ze gelauwerd worden.

Monica Van Paemel – De Vermaledijde Vaders

Semi-autobiografisch epos over opgroeien als jong meisje in het patriarchale Vlaanderen van de twintigste eeuw, haar zoektocht naar een eigen identiteit en naar een uitweg uit de Vlaamse klei en kleinburgerlijkheid.

Dries Vanysacker – Vlaamse Wielerkoppen

‘150 jaar drama en heroïek’. Historicus Dries Vanysacker gaat op zoek naar de wortels van Vlaanderen als wielerland, met de typerende drama’s en heroïek als rode draad. Hoogte- en dieptepunten van de Vlamamse wielergeschiedenis in een historische saus, geïllustreerd met schitterende portretten van bekende wielerkoppen.

Stephan Vanfleteren – Flandrien

Fotoboek dat het Vlaamse wielerleven vat in een reeks zwart/witfoto’s met de herkenbare Vanfleteren signatuur. Onheilspellende wolken boven te beklimmen hellingen, brute kasseien, kermiskoersen en volkscafés, en beklijvende portretten van echte flandriens, sporters die eruitzien als mijnwerkers.

Luc De Vos – Paddenkoppenland

Opgroeien als katholieke arbeiderszoon onder de Vlaamse kerktoren. Het alter ego van Vos, Ronny De Keyzer, probeert zich te onttrekken aan de Vlaamse kneuterigheid. Herkenbaar voor iedereen die opgroeide in de tweede helft van de vorige eeuw onder een landelijke Vlaamse kerktoren, en genadig grappig bovendien.

Partner Content