Review | Boeken

‘De achterkant van de geschiedenis is vaak boeiender dan de voorkant’ (Rik Van Cauwelaert)

Rik Van Cauwelaert gaat in zijn nieuwste boek op zoek naar de andere, surrealistische geschiedenis van België. © DR
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Van de roze balletten tot oververhitte dichters die de grondwet bij elkaar rijmden: Rik Van Cauwelaert schreef met ‘Tussen de plooien. Een andere geschiedenis van België’ zonder meer het grote kolderboek van de Belgische politiek.

De geschiedenis is vaak romanesker dan de verbeelding. De tien ‘Historische verhalen’ die Rik Van Cauwelaert in ‘Tussen de plooien ‘(Polis) opdist zijn, zoals de gelijknamige jeugdreeks destijds, spannender dan de meeste thrillers, en zeker zo zonderling. ‘Avonturen in de boekenkast zijn vaak de spannendste’, stelt Van Cauwelaert naar waarheid in zijn woord vooraf. Er is maar één rode draad: de opgevoerde figuren zijn de narren van de officiële geschiedschrijving (die hen maar al te graag vergeet). Ze geven de aanblik van de non-staat België het surrealistische aureool waarmee het land zijn internationale naam vestigde. En ze tonen aan dat de onderbuik van de samenleving veel koboldachtiger is dan naar buiten toe wordt voorgewend.

Kolderboek van de Belgische politiek

Een vaste noemer is er niet. De volgorde is even willekeurig als de keuze van de buitenbeentjes, meer bepaald door de afwisseling in lengte, dan om hun politiek of soortelijk gewicht. De keuze had ook heel anders kunnen zijn. Hij had Alexandre Dechet (nomen est omen) kunnen opgraven, beter bekend als Jenneval, een Fransman die de Brabançonne schreef en viel onder Nederlandse kogels in de Holle Weg in Boechout. Hij had de wederwaardigheden van de Antwerpse anarchist Edward Joris kunnen optekenen, wiens mislukte aanslag op sultan Adulhamid II in Istamboel (1905) tot grote internationale maneuvers leidde.

'De achterkant van de geschiedenis is vaak boeiender dan de voorkant' (Rik Van Cauwelaert)
© Polis

Hij had het bevooroordeelde proces tegen de tragische communistische aktivist Jef Van Extergem kunnen opdiepen. Of de moord op André Cools, of de vreemde zelfmoord van Ward Beysen of Steve Stevaert. Of de kapriolen van Dexia en het ACV. De ondergrond van de keuze die Van Cauwelaert maakt, faciliteert tal van invalshoeken: altijd is er de spanning van democratie en autocratie, van koning en verzet, van slinkse complotten en hachelijk toedekken, van volslagen idiotie en even idioot wegrationaliseren. Van Cauwelaert schreef het kolderboek van de Belgische politiek.

De meeste van de verhalen beklijven door hun ongeloofwaardigheid. Sommige zijn echt voldragen, zoals de minutieuze ontleding van de moord op Gerald Bull en de zieltogende ondergang van PRB. Daarbij gaan de volstrekt amorele wapenindustrie en de gistende slangenpoel van geheime diensten op de schop. Dat geldt ook voor de cynische eliminatie van de – volgens de vermoorde VN-sekretaris-generaal Dag Hammarskjöld – ‘genocidaire’ Patrice Lumumba (die eerst met vergiftigde tandpasta om zeep moest komen) en later van Moboetoe, die mij nauw aan het hart ligt omdat ik toen zelf ter plaatse getuige was van de versnelde en blindgestuurde ondergang van Kongo.

Moboetoe

‘Moboetoe heeft het tribalisme kunnen uitschakelen, maar van economie wist hij niets’, laat Van Cauwelaert kingmaker Larry Devlin getuigen. Dat vergt toch wat nuance. De sluiting van alle buitenlandse bedrijven in 1973 betekende inderdaad de snelle dood van de hele kleinhandel. Maar die stammenverzoening (onder de bijna neonazistische druk van de eenheidspartij MPR, en zijn stoottroep, de jeugdorganisatie JMPR) was een lachertje. Ik heb zelf nog rondgetoerd met oude Katangese rebellen die in de bergen rond Uvira nachtelijke strooppartijen aanrichtten, en zonder schroom terugwilden naar de tijden van Tsjombe.

En dat hij ‘geen killer was’ zoals elders in Afrika, dat is een fabeltje. Hij stak geen hand uit toen aan zijn oostgrens een volkenmoord plaatsvond in Burundi eind 1972. Hij liet geregeld de meest heetgebakerde para’s los op de onbetrouwbare gebieden in Zuid-Kivu, Maniema, Noord-Kivu en Sjaba. Ze verkrachtten er alle geiten en moordden alle vrouwen uit. Hij liet politieke tegenstanders uit de weg ruimen, van Pierre Mulele tot Tsjombe. Maar het blijft onthutsend de naïef-onberoerde bekententesnissen van Devlin zo goed als op zijn sterfbed te aanhoren.

Roze balletten

Even ingrijpend, maar regelrechte grand guignol, is het relaas van de roze balletten. Daarin overwoekert de affabulatie zodanig de werkelijkheid dat gerecht en parlement zonder schroom te kakken worden gezet. De impliciete suggestie is altijd: dat kan niet. En toch is het gebeurd. Maar deze drie thema’s zijn zo wijdvertakt en omvattend dat je zonder enige voorbereiding verloren loopt in de massa figuranten en geaborteerde pogingen om de macht naar iemands hand te zetten. Iedereen baas, iedereen slaaf, zo lijkt het wel. Wel redelijk aangeturfd met een niet onaardig aantal moorden en bedrog. Maar de slotsom is dat de lezer het eigenlijk niet meer kan schelen wie nu aan de touwtjes trekt, de doolhof van onkiese machtspraktijken is zo gevarieerd en zo voorzien van doodlopende zijgangetjes, dat alleen afkeer overblijft. Eurosceptici zullen zich best kunnen vinden in het verhaal over de financiering door de CIA van de Europese eenmaking in de jaren vijftig en zestig.

Luchtiger, en daarom ook vlotter verteerbaar, zijn de individuele strapatzen. Ik denk dan minder aan de liberale politicus Armand de Perceval (wiens kont nog een bronzen plak sierde) of de rabiate nazivriend Henri de Baillet-Latour (hét embleem van een verdorven Olympisch comité, en gangmaker van Goebbels op de Olympische Spelen van 1936), ook niet aan de aanwezigheid van de anarchist Proudhon in Brussel (het zwakste stuk vanwege onvoldoende uitgewerkt), maar aan de echte Don Quijote’s van het vaderland. En dat zijn, zonder uitzondering, oververhitte dichters.

Oververhitte dichters

Van Cauwelaert heeft er drie wonderlijke exemplaren uitgekozen: Léon Kochnitzky, Paul Gérardy, en Félix Coveliers. Kochnitzky was, zoals wel vaker gebeurde in de eerste eeuw van België, een inwijkeling. Uit Rusland. Hij speelde een geschifte rol in de operetterevolutie van de Italiaanse, ’totaal humorloze’ , dolgedraaide fascist Gabriele d’Annunzio. Die riep zichzelf uit tot Duce in Fiume (het huidige Rijeka in Kroatië), een toen gemengd Italiaans-Slavische stad die hij met enkele honderden fanatici in 1920 had uitgeroepen tot het Regentschap Carnaro. Het is nooit internationaal erkend, en werd al in december van dat jaar vervangen door de Vrijstaat Fiume, en in 1924 door Italië geannexeerd.

D’Annunzio: académicien in België

Rik Van Cauwelaert: 'Avonturen in de boekenkast zijn vaak de spannendste.'
Rik Van Cauwelaert: ‘Avonturen in de boekenkast zijn vaak de spannendste.’

Leuk om weten is dat Kochnitzky meteen werd benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken door d’Annunzio. Zijn eerste beleidsdaad was de erkenning van ‘zijn land’ te vragen aan de Sovjet-Unie. Hij stelde ook de oprichting voor een ‘anti-Volkenbond’, de Liga van Fiume ‘waarbij alle verdrukten ter wereld zich konden aansluiten, Indiërs, Egyptenaren, zwarten en indianen uit Californië, Ieren en Vlamingen’. Minder leuk voor de Belgische gevoelens is dan weer dat door de literaire Wahlverwantschaften diezelfde d’Annunzio werd opgenomen in de Académie Royale de langue et littérature françaises de Belgique in 1921. En dat de aansluiting van de Vlamingen dan wel in het Frans moest gebeuren allicht.

Met minder zou Paul Gérardy geen vrede genomen hebben. Deze vroegrijpe dichter was eigenlijk een Pruis (de Oostkantons vielen nog onder Kaiser toen hij in Maldingen werd geboren in 1870), maar bekeerde zich snel tot de Waalse zaak (al was hij perfect tweetalig, Duits-Frans, en werkte hij intens samen Stefan George tot hij zich als joernalist encanailleerde met het ‘Geldmannswochenschrift’ La Gazette Coloniale. Gérardy was nog een echte pamflettist, die meer onder schuilnaam werkte dan een assisenzaak te riskeren. Leopold I, Leopold II, de socialisten, de Vlamingen, iedereeen kon maar best het schurft krijgen, liefst die laatsten, want in zijn Le Chinois tel qu’on le parle (1903) riep hij alle Walen op ter ontwaking: ‘Verjaag de nachtmerrie die u versmacht; verjaag de Dietsers wier onderdrukking u verbastert’.

Ja, Gérardy moet wel in een ingebeelde wereld geleefd hebben. Hij is dan ook terecht vergeten. Hoewel minder dan Van Cauwelaert voorgeeft. Hij komt wel niet voor in de gids van Charlier & Hanse, hij wordt verward met een Franse naamgenoot bij Bodart, Galle & Stuiveling. Dat is juist. Maar hij staat correct beschreven in Jacques Demougin, Dictionnaire Historique, Thématique et Technique des Littératures (Larousse 1985, I: 622). Hij krijgt een stuk van Jeannine Paqué in het standaardwerk van Christian Berg, Le Symbolisme en Belgique (Tours 1999). En Laurence Bodart herpakt zich in een essay voor het Brusselse Archive et Musée de la Littérature waarin ze Gérardy wel juist duidt in het symbolistisch kosmopolitisme.

Grondwet op rijm

Dat overkomt Félix Coveliers al veel minder. Hij wordt eigenlijk alleen herinnerd als de vertaler van Conscience. Maar zijn vrolijk en ketters meesterwerk valt al te vaak buiten beschouwing: de grondwet op rijm (1885), in een uitgave van de radicale Antwerpse vrijdenker, medestichter van de socialistische partij, en porno-uitgever Henry Kistemaeckers, een intieme vriend van Félicien Rops ook. Een man met een neus voor schandaal, hij liep liefst achttien processen op voor, zoals het hoort bij persdelicten, het Hof van Assisen. ‘Een krachttoer, die hij graag als reclame gebruikte’. Coveliers ging het minder voor de wind, hij bekloeg zich, zoals het een schrijver die naam waardig betaamt, over gebrek aan waardering voor zijn vertalingen (ook van het libretto van Franz von Suppé’s opera Fatinitza) en zijn toneelstukken (Un Monsieur qui a peur). Dat hij de tand des tijds niet overleefd heeft, is betrekkelijk. Het is vrij eenvoudig in een antikwariaat “komische opera”, George Dandin ou Le Mari Confondu (1877) terug te vinden.

Wat zo mooi is aan Rik Van Cauwelaerts ‘verhalenbundel’, is dat hij die onaangepaste dwarsliggers een tweede leven heeft gegeven. En dat hij zonder schroom onthult wat het Gesundes Volksempfinden zonder terughoudendheid debiteert: macht maakt corrupt. En wie tegen de stroom ingaat, loopt gegarandeerd met zijn kop tegen de muur. Maar het levert wel fantastische literatuur op. Van Cauwelaert verwoordt het simpel: ‘De achterkant van de geschiedenis is vaak boeiender dan de voorkant’. Om nog maar van de onderkant te zwijgen. Plus est en vous!

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content