Benno Barnard

Dagen van regen en weemoed

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Literaire weerberichten van Benno Barnard tegen de autistische, autonome literatuur: ‘Ach, Dirk van Bastelaere, jij denkt zo klein!’.

Maandagnacht

Gewekt door de regen, die onvermoeibaar blijft vallen. De uil klaagt tegen de eigenaar van het biologische zelfbedieningsrestaurant dat hij doorweekte muis krijgt opgediend. De sonate voor hemelwater en gebladerte voert me terug naar mijn kindertijd: de kastanjes achter ons oude huis speelden datzelfde stuk en ik geloof niet dat de regen me ooit ongelukkig maakte. Plattelandsregen, rustieke regen, pastorale regen… ik liep in mijn laarzen door de tuin, ik zat te lezen in de diepe vensterbank van een hoog classicistisch raam, ik voerde mijn tortelduiven – en de kern en voorwaarde van al deze handelingen was thuis zijn. De gedachte dat ik ooit zou verhuizen kwam niet in me op. In zijn studeerkamer schreef mijn vader zijn geleerde boeken; in het kasteel troonde de baron; de bovenmeester bestierde de dorpsschool.

Dinsdagochtend (het is droog)

Al deze krachten waren onderling uitgebalanceerd volgens een eeuwenoud systeem, dat gesymboliseerd werd door de eikenhouten kerkbank met het heraldische houtsnijwerk, waar de baron en zijn barones weliswaar nimmer zaten, behalve met Kerstmis, maar dat de dorpelingen elke zondag eerbiedig onbezet lieten; gesymboliseerd door de letters boven de ingang van mijn school, die naar een voorvader van de baron was vernoemd, door de kerstboom die de jachtopziener ons jaarlijks kwam bezorgen, samen met het fazantenkoppel… het was onze eerste winter in de pastorie en de aanblik van de veelkleurige slappe vogellijken bij de achterdeur ontlokte mijn moeder een beschaafde damesgil. Dat was in december 1961, eenenvijftig jaar geleden, en als ik de duimstok van de tijd de andere kant op klap is het 1910. Dat klopt wel ongeveer met mijn gevoel dat ik niet minder toen en toen dan nu leef. Als mensen een absolute leeftijd hebben – de mijne is een jaar of twaalf – hoort er bij hun karakter en geschiedenis ook een absoluut tijdvak, in mijn geval dat van Edward VII en de keizer van Oostenrijk.

Dinsdag laat (de pannetjes worden nat)

De avond heeft dezelfde cd opgezet. Vorige week kwam mijn zus langs. Ze had drie weken door Frankrijk en Italië gezworven; bij haar kampeerwagen had ze midden in de nacht de tremolo’s van een nachtegaal met haar ipod opgenomen: dat concert speelde ze voor me af. ‘Hij wekte me om drie uur,’ zei ze. ‘Moet je horen…’ Ik hoor het. De keizer van China had geen betere wekker. Een geweldenaar van een mus, die kwinkeleert in alle toonaarden en van cellogebrom naar de regionen van de hoge C springt. De opname is in de Jura gemaakt. Bij mijn huis heb ik nog nooit een nachtegaal gehoord.

Woensdag (regenwolken als hemelschepen)

Een weerman had het over ‘schaapscheerderskoude’, waarmee hij het rotweer van deze juni omschreef. Zo leer ik een nieuw woord dat een oud woord is, een subliem oud woord, een microgedicht van een oud woord, met een allitteratie, een dactylus en een trochee, een woord dat een weelde van beelden oproept, de zomerscheer, herders die zitten te rillen, schapen die in geschoren toestand ook rillen, de belofte van warme gebreide truien, een voorbije wereld vol blatende archetypen. Hoeveel eeuwen menselijke ervaring liggen er in zo’n woord opgeslagen, hoeveel voorouders zeggen tegen hun nageslacht: ‘Het is weliswaar juni, maar het is niet ongebruikelijk dat je in de periode van het schapenscheren nog op de zomerwarmte moet wachten’? Onze collectieve kennis circuleert in de etymologie.

Donderdag (Engeland stuurt ons slagschepen vol water)

De Engelse taal. Soms verafschuw ik de Engelse taal, die als een fungus het Nederlands overwoekert. Maar het is helemaal geen Engels! Iemand besprak een voorstelling van Macbeth. In het kopje erboven stond een samenvatting van de kritiek (zodat de lezer die niet meer zelf hoefde te lezen), de opvallendste ‘quote’ uit de tekst, een paar namen… en boven dit alles prijkte deze luide schreeuw van zorgeloze onwetendheid: ‘The Game: Macbeth’… William Shakespeare, elizabethaans dichter, schreef dus een computerspelletje. (Dit soort apen-Engels accordeert natuurlijk voortreffelijk met het denken op onze apenrots.)

Vrijdag (hou nu eens op met dat gezeik over het weer)

In 1910 – het jaar waarin mijn retrograde alter ego op dit moment leeft – observeerde de bioloog George Murray Levick het necrofiele gedrag van pinguïnmannetjes, die zich aan de lijken van vrouwtjes vergrepen. ‘Hij was er zo ondersteboven van dat hij de “perverse” activiteiten in het Grieks opschreef,’ lees ik in het nieuwsbericht. Wat mij daarin treft, behalve die dubbele aanhalingstekens, is niet de zedigheid van mijn alter tijdgenoot, maar het feit dat Levick in staat was zijn bevindingen in het Grieks te noteren. Dat had hij dus op zijn kostschool geleerd.

Zaterdag

Dirk van Bastelaere beweert op Facebook dat Belgische poëzie ‘bullshit’ is. Facebook… in dat café zet ik geen voet binnen. Maar iemand stuurde mij deze woorden door: ‘Belgische poëzie veronderstelt een gemeenschappelijk en dus drietalig (NLFRD) poëtisch-poëticaal systeem, waarvan de geschiedenis in de verschillende Belgische gemeenschappen wordt onderwezen, een geschiedenis die pas mogelijk is wanneer dichters uit Eupen-Malmédy bij wijze van spreken dichters uit Veurne en La Louvière structureel hebben beïnvloed. Wat een bullshit.’

Nog steeds zaterdag

Ach, Dirk! Je kritiek is zo kort door de bocht, dat het de vraag is of je de bocht überhaupt wel hebt opgemerkt voor je tegen je eigen gelijk aan knalde. Of anders geformuleerd: als technocraat teken je met een krijtje dorre poëticale schema’s van een vermeend ‘systeem’ op een schoolbord. En daarbij heb je het alleen maar over literatuur, over een autistisch-autonoom iets, dat mij nauwelijks interesseert. Ik heb het over iets anders, over iets veel groters, over geschiedenis, beschaving, Europa, de wereld… Je denkt zo klein, jij geleerde producent van geleerde verzen! Maar wat kan mij het schelen – ook van deze hele kwestie zal nog geen potscherf overblijven.

Zondag

Ziet u die bobbel achter het wandtapijt? Dat is mijn vijand die een kartonnen toneelrekwisiet in mijn rug wil steken.

Maandagochtend

Ik droomde dat ik een lezing gaf die bestond uit een opsomming van de namen van al diegenen die volgens mij de doodstraf verdienden. Toen ik ontwaakte leefden ze helaas nog allemaal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content